Er bestaat in Nederland zoiets als het fenomeen van de ‘tweede-kansrevolutionair’. Het betreft individuen die pas wakker werden toen de geest van 1968 definitief terug in de fles was gestopt, maar die daarna dan ook niet meer te houden waren. Ben Knapen is zo’n tweede-kansrevolutionair.

In de woelige jaren zestig en zeventig hield hij zich vooral gedeisd. Zijn Nijmeegse studententijd moet een ware kwelling zijn geweest, de ongelukkigste tijd van zijn leven. De universiteit was omgevormd tot marxistisch-leninistische leereenheid, en voor de jonge Brabantse student geschiedenis was het allemaal te veel om te verdragen. Na twee jaar overwoog hij er zelfs de brui aan te geven. In plaats daarvan besloot hij zo snel mogelijk af te studeren. Hij studeerde af op de planeconomie van de Sovjet-Unie, waarschijnlijk om zijn marxistische professoren een plezier te doen. Knapen zou aan die Nijmeegse periode een levenslange aversie overhouden tegen shagrokende, bebaarde mannen. Toen hij hetzelfde type later, na voltooiing van zijn studie, weer tegenkwam tijdens een sollicitatiegesprek bij de Volkskrant, bedankte hij meteen voor de eer. Bij de probaat geschoren redactie van herenkrant NRC Handelsblad voelde hij zich beter thuis.

Tot diep in de jaren tachtig is er eigenlijk weinig flamboyants aan de verschijning van Ben Knapen te bespeuren. Zijn carrière vordert gestaag en geleidelijk. Nederland leert hem kennen als correspondent voor het NOS-Journaal in Bonn. Zijn hypnotische blik in de camera, wel eens vergeleken met die van ‘een konijn op de snelweg die in de koplampen van een aanrazende vrachtwagen staart’, en zijn ondanks bezwaren van Journaal-hoofdredacteur Ed van Westerloo volgehouden Brabantse zachte ‘g’ worden zijn handelsmerk. Op meer dan gemiddeld journalistiek engagement valt Knapen niet te betrappen, in woord noch in geschrift. Waar Knapen zich in zijn Duitse periode nog het sterkst voor maakt, is de ‘normaliteit’ van de Bondsrepubliek. Niets is hem een grotere gruwel dan landgenoten die grossieren in het ‘gênante primitivisme’ van de ‘moffenhaat’, de motor van het Nederlandse zelfbewustzijn sinds 1940-1945. Knapen, die het als taak op zich heeft genomen de Duitsers af te helpen van hun wolkenkrabberhoge schuldcomplex, schrijft lange verhandelingen over de zegeningen van de Duitse oervader graaf Otto von Bismarck en is actief voor de normalisering van de Duits-Nederlandse betrekkingen. De dankbare Duitsers zouden hem daarvoor huldigen met het Bundesverdienstkreuz eerste klasse.



Twee jaar voor de val van de Muur verhuist Knapen als correspondent naar Washington, waar hij getuige is van het economische wonder van de Reaganomics. De dynamiek van de Amerikaanse samenleving is na de ingetogenheid van Bonn ook een persoonlijke verademing. De overdosis Oud-Europese ernst wordt aangelengd met een Amerikaanse opvatting over de lichtheid van het bestaan. Ruim twee decennia na Easy Rider maakt hij motortochten door de Amerikaanse vlaktes. Ook hij is ‘born to be wild’. Zo ontwikkelt Knapen de ideologische lijn die hij in Nederland tot zijn handelsmerk zal maken. Als hij in 1990, 38 jaar oud, teruggeroepen wordt naar Rotterdam om Wout Woltz op te volgen als hoofdredacteur van NRC Handelsblad, is hij geëvolueerd tot een man met een missie, boordevol dadendrang, een soort rebel, al is vooralsnog de vraag met welk doel.

Het ongeleide van Knapens revolutionaire energie doet zich tijdens zijn debuut als hoofdredacteur meteen wreken in de affaire-Van Doorn. De huiscolumnist van NRC Handelsblad J.A.A. van Doorn haalt zich het ongenoegen van collega’s op de hals door een verband te leggen tussen de joodse afkomst van degenen die over Israel schrijven en vermeende pro-Israelische krachten in de Nederlandse pers. Onder leiding van nrc-redactrice Elsbeth Etty dringt een deel van de redactie aan op ‘maatregelen’ tegen de ‘antisemitische column’ van de Rotterdamse socioloog. Een geschrokken Knapen distantieert zich publiekelijk van de gewraakte bijdrage, en dat leidt tot het ontslag van Van Doorn. ‘Een grote fout’, geeft Knapen veel later, bij zijn afscheid van de krant in 1996, toe. Hij zou zelfs ontslag hebben overwogen. Wout Woltz en nrc-columnist H.J.A. Hofland zouden hem daar pas na veel aandringen van hebben kunnen weerhouden.



Ondanks zijn bijna fatale schuiver verkrijgt Knapen na een tijdje toch totale controle over zijn krant. Tot zijn persoonlijke taak maakt hij het doorbreken van de ‘eilandencultuur’ bij NRC Handelsblad. Als symbool van de vernieuwde krant moet het nieuwe gebouw dienen in de polders bij Capelle aan den IJssel, het hart van het Zuid-Hollandse suburbia, alwaar de onwillige redactie, zeer gehecht aan haar werkruimte aan de bruisende Blaak in de Rotterdamse binnenstad, met een stalinistisch hard uitgevoerd relokaliseringsprogramma heen is gedirigeerd. De sigaren worden op verzoek van de hoofdredactie gedoofd, de flessen gaan uit de bureaulades en worden vervangen door fruitsapjes en bakjes fruitsalade. NRC Handelsblad wordt op knapeniaanse wijze geamerikaniseerd. Er komt, naar Angelsaksisch model, een aparte rubriek met correcties en aanvullingen in de krant, waarmee het dogma van de journalistieke onfeilbaarheid bruusk wordt doorbroken. Ook formuleert Knapen ‘een journalistieke gedragscode’ waaraan alle medewerkers moeten voldoen. De toon van de krant wordt allengs zakelijker, en – dat valt niet te ontkennen – ook aanmerkelijk grijzer. Aan al te individualistisch opererende verslaggevers heeft de nieuwe chef een broertje dood. Jong verslaggeverstalent Remco de Jong overtreedt Knapens journalistieke gedragscode met een al te opgewonden impressionistisch stuk over de voortuin van de net gearresteerde ontvoerder-moordenaar Ferdi E. en kan meteen vertrekken naar Het Parool. Er vindt een stilistische kaalslag plaats in de toon van NRC Handelsblad, dat minder literair opereert en journalistiek steeds dienstbaarder en bescheidener wordt, helemaal in overeenstemming met de ‘nieuwe zakelijkheid’ van het Knapen-tijdperk, alwaar de journalist in eerste plaats een boodschapper is, geen profeet en al helemaal geen kunstenaar. Zo bouwt Knapen aan de ‘corporate identity’ van de liberale avondkrant: hiërarchie in plaats van anarchie, een redactie volgzaam aan de ketting van het centraal gezag, vaste regels in plaats van experiment.



In dezelfde vaart ontwikkelt Ben Knapen een ideologisch handvest voor de inhoud van zijn krant. NRC Handelsblad komt langzaam maar zeker in de ban van Knapens persoonlijke reveil. Waar de liberale geest in NRC Handelsblad voor de komst van Knapen van hoogst individualistische aard was, eerder cultureel dan economisch, sluipt er nu zowaar iets van programmatische pathos in de hoofdredactionele commentaren en beschouwingen. Steeds nadrukkelijker stelt NRC Handelsblad zich vierkant achter de enkele captains of industry die het kleine land rijk is. Zij worden beschreven als de helden van de nieuwe tijd, herauten van het verlichte kapitalisme dat Knapen uitgedragen wenst te zien. Waar concurrent de Volkskrant zich in zijn ogen parkeert op de vluchtheuvel van de ironische distantie, wil Knapen ernst en toewijding zien. NRC Handelsblad wordt het podium voor allerlei sociaal-economische Sturm und Drang. Redacteur Jurriaan Kamp, een goede vriend van Knapen, gaat het verst in deze nieuwe lijn: onder de hoede van digitaal multimiljonair Eckart Wintzen richt Kamp de Club van Schiermonnikoog op, een exclusief gezelschap dat de zegeningen van het nieuwe economische klimaat probeert te koppelen aan allerlei New Age-achtige inzichten over de plaats van de mens in de kosmos. De Club van Schiermonnikoog verkondigt een soort esoterisch kapitalisme, tegen de staat, voor het corporatieve model.



Hoewel Knapen niet direct is betrokken bij de Club van Schiermonnikoog, neemt hij wel steeds meer de ideeën van dit illustere gezelschap over. De hoofdredacteur roept in lange verhandelingen op tot de amputatie van de Nederlandse verzorgingsstaat en algehele ‘flexibilisering’. ‘Nederland is zo gedemocratiseerd dat de democratie er ernstig onder lijdt’, schrijft hij. Het is ondankbare pioniersarbeid. ‘Je was alsnog fout na de oorlog.’ Maar hij zet door. Steeds meer komt Knapen in de ban van een vitalistisch reveil, waarbij de ‘elite’ het voortouw dient te nemen in de modernisering van de Nederlanden. Het grote schot voor de boeg komt in 1994, als Knapen een groot debat organiseert met een select gezelschap van moderne hervormers: president Jan Timmer van Philips, voorzitter Wijffels van de Rabobank, vvd-leider Frits Bolkestein, secretaris-generaal Geelhoed van Economische Zaken en de bekeerde neo-marxist Arie van der Zwan. Het zijn méér dan gesprekspartners voor Knapen, het zijn geestverwanten, net als hij roependen in de woestijn van de vastgeroeste verhoudingen van het polderlandse harmoniemodel. Het gesprek onder leiding van Knapen wordt in ongebruikelijk grote koppen op de voorpagina aangekondigd: een apocalyptisch getoonzet manifest dat oproept tot een ‘reddingsplan voor de nationale economie’. Hier spreekt voor het eerst in alle openlijkheid de ideoloog Ben Knapen, kampioen van het ‘roll back’-offensief tegen de geest van 1968.



Hoezeer Knapen onder de bekoring is geraakt van het brein van Operatie Centurion bij Philips, blijkt als hij in 1996 tot verbazing van vriend en vijand overstapt naar Philips, als persoonlijke adviseur van Timmer. De voortvarendheid van de Grote Conducator uit Eindhoven die zich, gezegend met een carte blanche van zijn opdrachtgevers, heeft gezet aan een keihard saneringsprogramma voor de verliesgevende elektronicagigant, spreekt tot de verbeelding van de al even revolutionair gestemde Knapen. Hij wordt Timmers tovenaarsleerling, op en top ‘his masters voice’, belast met zoiets onduidelijks als ‘corporate identity’. In een afscheidsinterview in zijn eigen krant verklaart Knapen moe te zijn van aan de zijlijn te staan. Hij wil actie, vitaliteit, de echte wereld zien, participeren in plaats van observeren. In de journalistiek in Nederland mist Knapen de ‘constructieve hypocrisie’, zo verklaart hij. Dan is nog niet helemaal duidelijk wat hij daar precies mee bedoelt.

Helaas voor Knapen duurt de idylle niet lang: een paar maanden na zijn aantreden als adviseur in Eindhoven moet Timmer plaatsmaken voor de meer onverschrokken saneerder Cor Boonstra. Daardoor valt meteen de bodem weg onder het nieuwe bestaan van Ben Knapen. Boonstra snoeit alle franje weg uit zijn concern, inclusief Knapen zelf. Boze tongen beweren dat Knapens lidmaatschap van het Republikeins Genootschap mee zou hebben gespeeld in zijn premature aftocht in Eindhoven. Directeur Boonstra zou ‘not amused’ zijn geweest met de publicatie van de ledenlijst van het revolutionaire gezelschap, waarop ook Knapens naam prijkt. Philips en Oranje zijn nu eenmaal nauw aan elkaar verwant (zo had het maar een haar gescheeld of prins Bernhards broer Aschwin was nog in het huwelijk getreden met een Philips-dochter) en een antimonarchistische voorlichter is wel het laatste wat Boonstra zich wenst. Knapen probeert nog altijd te bestrijden dat hij ooit lid c.q. oprichter is geweest van het Genootschap, maar stuit daarbij telkens op hoon van zijn co-strijders, die hem uitmaken voor ‘draaikont’. Geheel dissonant met zijn persoonlijke opvattingen is de komst van de republiek overigens niet. In zijn in 1994 verschenen opstel De daffodil en het kosmopolitisch mankement van Nederland pleit Knapen al voor berusting in het verdwijnen van de Nederlandse ‘natie-staat’, dat in Europees perspectief volgens hem onvermijdelijk is. Knapen is sowieso gevoelig voor de nestgeur van het pan- europeanisme, wellicht een erfenis uit zijn Duitse periode. ‘Als ik op Schiphol aankom en bij de paspoortcontrole dat Europese vignet zie, voel ik me een Europeaan’, verklaarde hij eens. Bovendien, aldus de ondernemer Knapen, was de bloeitijd van de economie van de Lage Landen in de Gouden Eeuw ook gestuurd via het republikeinse model.

Waren de twee jaren die Ben Knapen doorbracht als directeur corporate communication bij Philips dan alleen maar verspilde tijd? Zeker niet, zo beweert hij zelf. Hij heeft bijvoorbeeld aan de wieg gestaan van de vinding waarmee het Eindhovense elektronicaconcern heden klaarstaat om de wereld weer eens ouderwets te veroveren: tv-afstandsbediening via stemherkenning. Het is een wat lethargische uitvinding, niet helemaal wat je zou verwachten van een man die de strijd tegen de hedendaagse Jan Salie-geest op zich heeft genomen.



Na het Philips-echec krijgt Knapen een tweede kans om zich als ondernemer te bewijzen. Hij begint bij de Raad van Bestuur van pcm, uitgever van zowel de Volkskrant, Trouw, Het Parool, AD als zijn eigen NRC Handelsblad. Formeel functioneert Knapen als cybernautisch opperhoofd, belast met de ontwikkeling van de internetactiviteiten van de diverse kranten. Eind verleden maand heeft hij zijn eerste grote stap aangekondigd: bundeling van al het pcm-internetverkeer in een nieuwe divisie, pim geheten. Insiders zien het als de eerste stap in de richting van samensmelting van de diverse pcm-dagbladen, een angst die ook al leefde toen NRC Handelsblad, nog onder leiding van Knapen, door uitgever ndu samen met het AD op de markt werd gebracht en uiteindelijk, na een faustiaanse deal met de ing-bank, door pcm werd opgekocht. De diverse krantenredacties van pcm geloven nog altijd heilig in de beloftes van het pcm-bestuur dat de diverse uitgaven zijn verzekerd van hun zelfstandigheid. Dit alles in naam van de pluriformiteit van de Nederlandse dagbladpers.

Voor Ben Knapen, inmiddels gehard in het timmeriaanse saneringswerk en sowieso niet gevoelig voor provinciaal sentiment, zal dat gegeven minder zaligmakend zijn. Hokjesgeest is niets voor deze wereldburger. Hij zal dan ook naar verwachting langzaam maar zeker aansturen op een versmelting van de pcm-bladen in één of twee uitgaven, als offensief tegen de oppermacht van De Telegraaf. Uiteindelijk wil Ben Knapen ‘groots en meeslepend’ leven en daartoe dienen monumenten gebouwd.

Aan de Amsterdamse Wibautstraat en in Capelle aan den IJssel kan men beginnen met sidderen.