Foto’s die op een enkele uitzondering na niet eerder werden gepubliceerd Fotograaf Ed van der Elsken hield zijn archief altijd keurig netjes bij. Zijn negatieven verpakte hij apart in vloeipapiertjes en zijn contactvellen ordende hij naar onderwerp, voorzien van uitgebreid commentaar. Toch bevat het enorme archief van Van der Elsken, dat na zijn overlijden op 28 december 1990 werd overgedragen aan het Nederlands Fotoarchief in Rotterdam, ook materiaal waarvan de herkomst niet direct valt vast te stellen.

Juist in dit onbekende gedeelte van het archief worden zo nu en dan vondsten gedaan. Zo dook een aantal weken geleden in Van der Elskens ‘portrettenserie’ ineens een door de tand des tijds omgekruld contactvel op. Eenmaal ontvouwen bracht het vel in kleine kodakbeeldjes een serie bizarre foto’s aan het licht: in allerlei standen poseerde W. F. Hermans in een uniform van het Duitse leger. Een andere serie foto’s op datzelfde contactvel maar afkomstig van een ander rolletje toont Harry Mulisch in een uniform van de Sicherheitsdienst, stoeiend met Hugo Claus.
Enige ironie is deze foto’s niet vreemd. Voor beide schrijvers was de Tweede Wereldoorlog immers lange tijd hun belangrijkste bron van inspiratie. ‘Ik ben de oorlog’, riep Harry Mulisch ooit pathetisch uit. En Hermans deed veel stof opwaaien door in zijn romans het heldhaftige beeld van het Nederlandse verzet genadeloos onderuit te halen.
Ed van der Elsken was zich de loodzware last die in Nederland hing om alles wat met De Oorlog te maken had, kennelijk terdege bewust. Van de weeromstuit schiep hij bij het maken van de foto’s een jolige sfeer. Het contactvel leest als een stripverhaal. Mulisch en Claus omarmen elkaar, lijken vervolgens samen de tango te dansen, totdat Claus Mulisch met een neppistool neerschiet. De sessie met Hermans moet eveneens om te proesten zijn geweest: de schrijver begint steeds gekkere bekken te trekken.
Waar komen deze hilarische foto’s vandaan? Ze moeten gemaakt zijn na Van der Elskens terugkeer uit Parijs, halverwege de jaren vijftig. Daar had hij veel jonge Nederlandse schrijvers ontmoet en op de foto gezet. Terug in Amsterdam ging hij zich behalve met fotografie ook met film bezig houden. Hij maakte documentaires, onder andere over het werk van zijn vriend Karel Appel. Toen in 1962 cameraman Raoul Coutard, beroemd van onder andere A bout de souffle, naar Nederland kwam, bood Van der Elsken zich aan als camera- assistent en still-fotograaf.
Coutard was in ons land om de camera te hanteren voor Fons Rademakers’ Als twee druppels water, de verfilming van Hermans’ De donkere kamer van Damocles. Op de set van die film zijn de foto’s met Mulisch gemaakt. De opnamen van Hermans zijn naar alle waarschijnlijkheid bij de schrijver thuis gemaakt - aan de rand van sommige foto’s is Hermans’ boekenkast nog net te onderscheiden.
In de film zijn overigens enkele afdrukken te zien: in de scene waarin Ducker, de hoofdpersoon van Als twee druppels water, een Jeugdstormleidster vermoordt. In de portefeuille van het slachtoffer treft hij vier foto’s van mannen in Duits uniform aan. ‘Moffenhoer’, zegt een helpster van Ducker als ze de portretten als een spel kaarten in haar hand houdt. Wie goed kijkt onderscheidt de hoofden van cameraman Raoul Coutard, geldschieter Freddy Heineken, schrijver W. F. Hermans en Harry Mulisch.
Hermans is nooit erg te spreken geweest over de verfilming van zijn boek. Reeds bij de voorbereiding kreeg hij ruzie met Rademakers over het scenario. Achteraf schreef hij in het blad Podium een artikel over zijn grieven, waarin hij benadrukte dat ‘het niet is uit te maken wie Dorbeck geweest is, of hij bestaan heeft of niet, aan wiens kant hij stond’. Voor Hermans stond voorop dat feit en fictie nooit helemaal te scheiden zijn, niet in de literatuur en zelfs niet in de fotografie. Wat niet wegneemt dat de hier gepubliceerde foto’s van Hermans in Duits uniform echt bestaan.
En Mulisch, hoe was die in Als twee druppels water terechtgekomen? Mulisch kende Van der Elsken van de Amsterdamse kunstenaarssocieteit De Kring. Ook Rademakers, die decennia later Mulisch’ roman De aanslag zou verfilmen, kwam er regelmatig. Toch waren fotograaf noch regisseur de reden van Mulisch’ aanwezigheid op de set. De werkelijke reden was veel prozaischer, bekent de schrijver dertig jaar later desgevraagd. Hij was er omdat Ineke Verwayen, de actrice die de Jeugdstormleidster in de film speelde, toen zijn vriendin was. Samen met Hugo Claus was Mulisch naar de Cinetoonstudio’s gekomen en had uit gekkigheid een van de uniformen aangetrokken die daar in de rekken hingen. Ed van der Elsken sloeg direct met zijn camera toe. Dat het de verfilming van een boek van Hermans betrof, ook toen al bepaald geen vriend van Mulisch, vond hij geen probleem. ‘Ach’, merkt Mulisch nu mild op, ‘Hermans had vooral veel ruzie met zichzelf.’