
Dyab Abou Jahjah is terug in België. Sinds 19 september om precies te zijn. De vroegere frontman van de Arabisch-Europese Liga (ael) en schrik van het Belgische en Nederlandse politieke establishment zit achter een glas ice tea in een Brussels grand café. Hij is grijzer bij de slapen, iets voller in het gezicht, zijn dictie is milder, heeft niet meer de dwingende toon waarmee hij ooit de machtigen hekelde. Zelfs zijn kleding is veranderd. Ging hij vroeger bij voorkeur geheel in het zwart gekleed, een strakke en strenge garderobe die aansloot op zijn militante ideeënwereld, nu heeft hij een ruim, wit T-shirt aan en een zwart vest daaroverheen.
‘Als je advocaat belt moet je altijd opnemen’, zegt Abou Jahjah als zijn telefoon overgaat. ‘Salam Abderrahim.’ Een kort onderhoud volgt. Abou Jahjah is sinds oktober verwikkeld in een rechtszaak tegen de neonazistische groepering Bloed, Bodem, Eer en Trouw. Leden daarvan, waaronder enkele paramilitaire commando’s van het Belgisch leger, hadden het plan een moordaanslag op hem te plegen. Zijn dood zou vervolgens een bloedige burgeroorlog moeten ontketenen tussen autochtone Belgen en islamitische migrantengroepen. Het proces tegen de neonazi’s is alweer vertraagd, vertelt Abou Jahjah’s advocaat hem aan de telefoon. Het wordt pas in december hervat.
‘Dit zijn geen simpele skinheads, hè’, vertelt Abou Jahjah. ‘Dit zijn paramilitairen, Belgische elitetroepen. Ze zijn zwaar ideologisch. Ik heb enkele van hun manifesten gelezen, die waren van een hoog intellectueel niveau. Hadden ze Mohammed geheten dan hadden ze direct in Guantánamo Bay gezeten.’
Zeven jaar geleden vertrok Abou Jahjah uit België als een controversiële figuur die men liever kwijt dan rijk was. Met zijn ael, een zelforganisatie voor Maghrebijnse jongeren, zijn provocaties en zijn kritische analyses van de Belgische samenleving, werd hij beschouwd als een ophitser die de verhoudingen tussen bevolkingsgroepen onnodig op scherp zette. Onder Maghrebijnse jongeren sprak hij echter tot de verbeelding: eindelijk geen ja-knikkende en gedienstige Ali Alibi, maar iemand die zelfbewust en trots zijn Arabisch-islamitische identiteit uitdroeg.
‘Wij waren met de ael het eerste voorbeeld van echte emancipatie van de islamitische minderheid’, zegt Abou Jahjah. ‘Tot dan had je veel zelforganisaties van minderheden die alleen cultureel actief waren, politiek niet. Daartussen kwam de ael te staan. We waren de enige politieke stem die vanuit onafhankelijkheid opereerde.’
Politieke verzilvering van de massale aandacht en bewondering bleek echter lastig. Twee mislukte deelnames aan plaatselijke verkiezingen in Antwerpen veroordeelden de ael en Abou Jahjah tot een rol aan de zijlijn. Gedesillusioneerd keerde hij terug naar Libanon, waar hij in zijn geboortedorp Hanin kortstondig de wapens opnam tegen het Israëlische leger dat toen in een strijd met Hezbollah was verwikkeld. Al snel had hij een goedbetaalde baan als marketeer en werd er actief als links-seculiere activist in Het Volksinitiatief, een Arabisch-nationalistische beweging die zich over de gehele Arabische wereld uitstrekt en een democratische agenda nastreeft. Abou Jahjah verdween in België en Nederland stilaan uit het collectieve geheugen. Totdat hij op 15 september het volgende twitterde: ‘#Lebanon Mission accomplished… new mission ahead… an old unfinished fight! I don’t leave a job unfinished, count on it #Belgium!’
‘Er is de afgelopen jaren weinig veranderd in België. Discriminatie komt nog altijd voor. Mijn vrouw heeft het zelf ondervonden in de zoektocht naar een woning in Brussel.’ Abou Jahjah heeft voor het gesprek met opzet het Beursplein in de Brusselse Anneessenswijk gekozen. Het publiek is hier een bonte multiculturele verzameling van autochtone Belgen, Noord-Afrikanen en zwarte Afrikanen. Een goed voorbeeld voor België, vindt hij: een land dat bestaat uit een bonte verzameling minderheden waar niemand de ander zijn cultuur en waarden opdringt. ‘Ik hou van Brussel’, zegt hij. ‘Hier is geen meerderheid, geen minderheid, er is gewoon diversiteit.’ Hier kan hij ook anoniem over straat, niemand in het grand café merkt hem op. In Antwerpen, zo beweert Abou Jahjah, zou hij steeds aangeschoten worden door bewonderaars.
Opvallend is de juichende ontvangst die Abou Jahjah in de Vlaamse media en politiek ten deel viel.
‘Welkom terug Abou Jahjah’, schreef de hoofdredacteur van dagblad De Morgen, Yves Desmet, in een column waarin hij de Libanees prees als een welkome stem in het publieke debat over de multiculturele samenleving. Enkele dagen na zijn aankomst was Abou Jahjah te gast in de populaire tv-talkshow Reyers laat. Tegenover hem zat Luc Lamine, de gewezen Antwerpse politiekorpschef waarmee Abou Jahjah in 2002 nog een grimmige confrontatie had tijdens rellen die uitbraken in de wijk Borgerhout nadat een verwarde autochtone Belg zijn Marokkaanse buurman had doodgeschoten. De toon was gemoedelijk. Met verbazing werd teruggekeken op de tijd, tien jaar geleden, dat Abou Jahjah nog als ‘staatsvijand nummer één’ gold. ‘Iedereen wilde u monddood maken’, klonk het licht verbijsterd uit de mond van de tv-presentator.
Tv-optredens van Abou Jahjah volgden in het verleden een ander stramien: hij volhardde in de rol van onverzoenlijke activist die in zijn all black-outfit xenofoob België ter verantwoording riep, terwijl tv-journalisten het vuur verder oppookten met suggestieve vragen (‘Meneer Abou Jahjah, Nederlanders schrikken zich een hoedje als ze u horen, begrijpt u dat?’ – Matthijs van Nieuwkerk in 2003). In Reyers laat sprak Abou Jahjah met een trage dictie over ‘verbinden’ en ‘samenleven’. Weg was de angry young man die tv-debatten aanging als bokspartijen. Aan het eind van het programma werd hij nogmaals welkom geheten in België.
Abou Jahjah’s verandering houdt sterk verband met de politieke ontwikkelingen in Libanon. Zijn geboorteland raakt steeds meer verwikkeld in het gewapend conflict in Syrië en het land wordt regelmatig opgeschrikt door explosies. Voor hem reden om met zijn gezin – vrouw, twee kinderen – naar het veiligere België te verhuizen. Daarnaast zet het conflict ook de etnische verhoudingen in Libanon onder druk. Hij kan ook tot op zekere hoogte begrip opbrengen voor de gevoelens van animositeit die de stroom aan Syrische vluchtelingen in Libanon opriep. ‘Het is niet gemakkelijk om niet racistisch te zijn’, verklaarde hij in een interview met weekblad Knack. Deze ervaring vergrootte zijn begrip voor het ongemak dat autochtone Belgen kunnen hebben met hun minderheden.
Er volgen meer momenten van begrip en verzoening. In weekblad Humo komen hij en Luc Lamine nogmaals aan bod en in het vraaggesprek zijn zij opnieuw goedgemutst. Abou Jahjah komt eruit naar voren als een gelouterd mens die de ongenuanceerde confrontatiepolitiek ver achter zich heeft gelaten.
Politieke kopstukken reageerden verheugd op zijn terugkeer. De socialistische oud-minister Bert Anciaux vulde er een blog op zijn website mee. ‘Ik wens Abou Jahjah – zonder enig cynisme of ironie – een hartelijk welkom, liefst op de barricaden. (…) Hopelijk begeestert hij jonge mensen, biedt hun fierheid om te zijn wie ze zijn.’
Abou Jahjah kan smakelijk lachen om de warme welkomst die hem ten deel valt. Hij heeft drie verklaringen paraat voor deze ontvangst. Volgens hem zijn sommige media en politici gewoon tot inkeer gekomen, Abou Jahjah is minder de staatsondermijnende provocateur gebleken dan waar ze hem voor hielden. Daarnaast hopen verschillende mensen dat hij de degens gaat kruisen met de burgemeester van Antwerpen en leider van het populistische N-VA, Bart de Wever. Zijn meestbesproken debatten had hij vroeger met Filip de Winter (Vlaams Belang). Vooral uit allochtone hoek wordt gehoopt dat Abou Jahjah met zijn retorisch talent barsten kan slaan in De Wevers populariteit. ‘Er is nog een derde reden’, zegt Abou Jahjah. ‘Men hoopt dat ik een rol kan spelen in de bestrijding van radicalisering onder moslimjongeren.’
Na Abou Jahjah’s vertrek verdween de ael van het toneel en zo kwam er ruimte vrij voor andere organisaties met aantrekkingskracht op jonge moslims. Zo zag in 2010 de radicaal-islamitische organisatie Sharia4Belgium het licht in Antwerpen. De ael presenteerde zich als een links-seculiere organisatie die binnen de kaders van de democratie wenste te opereren, terwijl Sharia4Belgium zich van de democratie afwendde en het gewelddadig jihadisme propageerde. De aanhang van Sharia4Belgium was getalsmatig een fractie van die van de ael, maar hun extremistische taal en houding leidden tot even grote zorgen. In 2012 en 2013 werden leden van Sharia4Belgium opgepakt op verdenking van het aanzetten tot haat en het ronselen van jongeren voor de jihad in Syrië. Hoewel Sharia4Belgium inmiddels is opgeheven, vindt hun extremistische gedachtegoed nog altijd enige weerklank in Antwerpen. Een teruggekeerde Abou Jahjah zou radicaliserende jongeren een alternatief verhaal kunnen bieden.
‘Dat is voor een deel terecht’, zegt Abou Jahjah. ‘Er was niet zoveel radicalisering geweest als de ael niet kapot was gemaakt. In Borgerhout heb je nu in elke straat wel twee of drie jongens die in Syrië vechten. Ik ken die mensen bij naam, ik ken hun ouders, hun broers. Misschien hadden deze jongens in de ael op een democratische manier kunnen radicaliseren. Maar aan de andere kant: men onderschat het ideologisch kader van het islamitisch radicalisme. Daar is vanuit Saoedi-Arabië heel veel in geïnvesteerd. Dus die islamitisch-radicale onderstroom in Antwerpen was er sowieso wel gekomen.’
Over zijn nieuwe politieke plannen kan hij alleen in abstracte termen praten, omdat zijn plannen nog in ontwikkeling zijn. Maar dat hij van zich zal laten horen, staat vast. ‘Ik ben een activist, ik kan niet anders, waar ik ook ben.’ Een doorstart van de ael zal het in ieder geval niet worden. Hij is met ex-ael’ers en zelfs vroegere tegenstanders bezig met het opzetten van een belangenorganisatie die zich zal inzetten voor de emancipatie van minderheden. Het wordt een niet-etnisch bepaalde, niet ideologische beweging. ‘Ik ga geen namen noemen van de mensen met wie ik samenwerk, ik laat het aan henzelf over, maar als wij naar buiten gaan treden zal iedereen ervan opkijken.’
Ook vanuit Nederland is hij benaderd door islamitische politici die al langer nadenken over de oprichting van een islamitische politieke partij in Rotterdam. Onder andere ex-pvda’er Mohammed Talbi heeft hem gevraagd een adviserende rol te spelen. ‘De politiek in Nederland is verder geradicaliseerd. Islamofobie is daar een algemeen goed geworden. De mensen die de islamitische partij gaan oprichten hopen dat ik mij opnieuw als een soort woordvoerder in het Nederlandse publieke debat meng’, vertelt Abou Jahjah. ‘Men wil iemand die ongecompliceerd en onafhankelijk is en ver durft te gaan. Ik heb alle soorten tegenwerking meegemaakt, tegen een grote persoonlijke prijs. Niet iedereen wil die prijs betalen. Ik wel.’
Ook andere politici, zoals de pvda’er Fatima Elatik, en enkele pseudo-beroemdheden uit de entertainmentwereld (onder anderen de rapper Appa) hebben hem gevraagd vooral een ‘stem in het debat’ te zijn. De ambitie om de nieuwe organisatie uit te breiden naar Nederland is ook nog levend. Op welke termijn dat gaat gebeuren kan hij niet vertellen. Hij wil zich eerst beter oriënteren op Nederland.
Abderrahim Achamrouk (34), ex-ael’er uit Nederland van het eerste uur, heeft er een hard hoofd in dat Abou Jahjah nog een rol van belang kan spelen in Nederland. Hij heeft gezien hoe de Nederlandse tak van de ael verzwakt raakte door een interne strijd tussen religieuze jongeren en hun links-seculiere tegenstanders. ‘Ik heb Abou Jahjah van dichtbij meegemaakt’, zegt Achamrouk. ‘Hij is een goeie jongen, maar met een verkeerde ideologie. Hij heeft een sjiitische achtergrond en is totaal niet religieus. Toen de ael net in Nederland begon kregen we ook de vraag hoe wij, Marokkaanse soennieten, samen kunnen werken met een sjiiet. Dat speelt nu nog een veel grotere rol met de burgeroorlog tussen soennieten en alevieten (tak van het sjiisme – hb) in Syrië. Er is nu misschien wel ruimte voor een partij, een soort anwb, die de belangen behartigt van de moslims, want het is hun islamitische identiteit waar mensen vaak op worden aangevallen. Ik denk alleen niet dat Abou Jahjah de juiste persoon is om een dergelijke organisatie in Nederland op te zetten. Het is ook een andere tijd. Elf september ligt alweer ver achter ons. Geert Wilders heeft het niet meer zo veel over moslims. Op integratiegebied lijkt het ook rustiger.’
In Belgische media werd kort na Abou Jahjah’s terugkeer een rondgang gedaan langs jonge allochtone Belgen wier politieke bewustwording gelijk opging met de opkomst van de ael. De ‘ael-generatie’ worden ze ook wel genoemd. Ze keken met waardering terug op de voortrekkersrol die Abou Jahjah aan het begin van het vorige decennium speelde. Vooral in Antwerpen – waar het Vlaams Belang een massieve politieke factor was – werd door toedoen van Abou Jahjah en zijn ael eindelijk serieus geluisterd naar jonge, gefrustreerde allochtonen. Maar, geloven ze, de impact die hij destijds had, valt niet meer te herhalen.
Abou Jahjah is namelijk minder uniek geworden. De afgelopen jaren zijn er veel meer mondige, hoogopgeleide allochtone jongeren opgekomen die in de politiek, de journalistiek en in de academische wereld de emancipatie van minderheden hebben voortgezet. ‘Net zomin als de emancipatiestrijd te herleiden valt tot alleen maar de ael, valt ze ook niet samen met haar charismatische en mondige leider Dyab Abou Jahjah’, schreef de Antwerpse auteur Rachida Lamrabet afgelopen september in De Standaard.
Ook lijkt zijn politieke relevantie verminderd. De alledaagse xenofobie die in delen van Vlaanderen gemeengoed was, is geslonken. ‘De tegenstellingen zijn dus niet meer zo scherp als in 2002’, schreef een van Abou Jahjah’s felste verdedigers, journalist Ludo De Witte, op de site apache.be. ‘Het zichtbare, als evident aangenomen racisme is in de verdrukking gekomen.’
‘Natuurlijk gaan wij niet iedereen achter ons krijgen’, zegt Abou Jahjah over zijn organisatie in oprichting. ‘Heel veel jongeren zullen achter de zwarte vlag van al-Qaeda staan. Dat is een feit. Maar ik denk dat een groot deel wel gevoelig voor ons verhaal is. Het biedt antwoorden op problemen waar een meerderheid van de moslims mee te kampen heeft.’
een belangrijke troef om mensen aan zich te binden, is de reputatie en geschiedenis van de ael en haar leden, denkt Abou Jahjah. Hij memoreert wat de emancipatiestrijd die zij streden hun heeft gekost: broodroof, detentie, doodsbedreiging, politieke repressie. Abou Jahjah wil de littekens met trots dragen. Hij ziet het als een bewijs van zijn verdiensten. Jongeren kunnen zich aan zijn ervaring optrekken. Hij kan hun een beweging aanbieden met ervaring en slagkracht.
‘Ik ga strijden voor sociaal-economische zaken die alle minderheden aangaan. In deze nieuwe beweging gaat Arabisch nationalisme geen rol spelen, ook de islam niet. We zullen wel altijd tegen assimilatie ageren. Een individu beslist altijd over zijn eigen identiteit. Dat geldt voor moslims, niet-moslims, ex-moslims, voor iedereen. Het is niet voor niets dat die islamitische politici uit Rotterdam naar mij toe kwamen en niet naar GroenLinks, om maar een voorbeeld te noemen. Ik heb een eerlijke, assertieve debatstijl. Ik durf verder te gaan waar anderen ophouden omdat ze allerlei belangen hebben. Ik zal altijd de strijd tegen assimilatiedwang aangaan. Dat is een krachtige boodschap waar je verschillende groepen – moslims en niet-moslims – achter kunt krijgen.’
Beeld: Frederik Beyens