Aanvankelijk ging het om de liefde. Ter nagedachtenis van de drukker en ex-provo Rob Stolk, die op vrijdag 30 maart overleed, tonen dagbladen en televisie oude beelden van provo’s. Vrolijke figuren, met opvallend korter haar dan de hippies later, delen krenten uit op het Leidseplein. Roel van Duyn was erbij: «Wij waren niet alleen maar geïnteresseerd in economische theorieën en zo, wij wilden een nieuw mensbeeld lanceren. Is de mens alleen maar een arbeidsmachine of is de mens ook een spelend persoon? Laten we die kant van de mens eens ontwikkelen. We deelden krenten uit omdat de etymo logische herkomst van krenten ‹Corinthe› is, de plaats waar Paulus de theologische deugden ‹geloof, hoop en liefde› opstelde en waar hij schreef: ‹En het meest van deze is de liefde›.»

De herdenkingsbijeenkomst vond Van Duyn aangrijpend. «Rob was hartveroverend, iemand van wie je hield. Opeens was hij weg.» Maar veel contact had Van Duyn de laatste jaren niet meer met Stolk. «Rob heeft zich sinds 1975 buiten de politiek gehouden. Toen zijn we elkaar een beetje uit het oog verloren. De tien jaar daarvoor zag ik hem dagelijks, maar toen werd hij moe, zoals ik hem gisteren nog op een filmpje hoorde zeggen. Bovendien dacht hij dat het beter was voor zijn familieleven als hij zich zou terugtrekken uit de politiek.»

Met wie hebt u nog wel contact?

«Luud Schimmelpennink, omdat hij doorwerkte aan De Andere Stad en aan het individueel openbaar vervoer, oftewel het wittefietsenplan.»

Hebt u ooit vrienden gehad die uw progressieve wereldbeeld niet deelden?

Na lang denken: «Wel toen ik boer was. Mijn buurman in Veele dacht in politieke zin diametraal anders dan ik. Maar vriendschap is een teer gebied. Je hebt liefde, die is gebaseerd op seksualiteit en aantrekkingskracht, en aan de andere kant heb je vriendschap die uit werk ontstaat, politiek werk vooral. Maar vriendschap die niets met die (twee) gebieden te maken heeft, komt maar zelden voor.»

Aarzelend: «Is dat dan niet zo in jouw leven?»

Daags na de begrafenis van Rob Stolk schenkt Roel van Duyn in zijn bescheiden, met blank hout betimmerde benedenwoning koffie in een mok met de opdruk GroenLinks. Hij moet er zelf om lachen. Ja, hij is onlangs lid geworden van GroenLinks en nee, een overstap naar de landelijke politiek is absoluut niet zeker. Het langst gezeten Amsterdamse raadslid, oprichter van De Groenen, voormalig ambassadeur van Oranje-Vrijstaat, bio-boer, kabouter, provo, europarlementariër en PPR-wethouder met de kleinste portefeuille ooit, is overgestapt naar de partij waarmee hij jarenlang een heftige strijd voerde. Aast hij op een verkiesbare plaats bij de komende kamerverkiezingen? Van Duyn, in de voor hem typische, lichtgeaffecteerde dictie: «Ik sta er niet onwelwillend tegenover, maar het is geen noodzaak voor me. Ook op andere manieren kan ik gelukkig zijn en invloed uitoefenen.»

Invloed uitoefenen is altijd Van Duyns streven geweest, op ontelbare manieren en met wisselend succes. Al op zijn zestiende was hij politiek actief en spijbelde hij van het Haagse Montessori-lyceum om met een vriend per brommer naar Amsterdam te reizen teneinde bij de Ban de Bom-demonstraties aanwezig te zijn. Hij werd daarom van school geschopt en deed zijn eindexamen uiteindelijk op een Dalton-school. Vervolgens zou hij overal conflicten opzoeken in zijn strijd tegen «Het complex van Wetenschap, Techniek en Kapitaal». Toen hij wethouder was, oordeelde de raad dat Van Duyn niet tot «collegiaal bestuur» in staat was en in 1992 kreeg hij knallende ruzie met Map Witte, zijn enige collega in de tweemansfractie Groenen/AmsterdamAnders.

De zwartwitbeelden van afgelopen week toonden de anti-autoritaire vrolijkheid van Rob Stolk. Roel van Duyn was serieuzer. Door zijn ernst werd hij woordvoerder. Als woordvoerder werd hij politicus, wethouder zelfs. Na een paar jaar met Rudolf Steiner in het achterhoofd te hebben geboerd in Oost-Groningen werd hij opnieuw raadslid om tot de dag van vandaag politiek actief te blijven.

Is inmiddels niet alle vrolijkheid van die eerste dagen uit de politiek verdwenen?

«Absoluut niet. Het is in de politiek juist leuker geworden. Minder streng, minder saai dan dertig jaar geleden. Toen ik in 1970 een gedicht over kabouter Piggelmee voorlas in de raad, diende de KVP nog een motie van orde in opdat ik de voordracht zou staken. Terwijl anderhalve maand geleden, op de Gedichtendag, de raad een halve dag had uitgetrokken om poëzie voor te lezen. De burgemeester ging voorop. Dat geeft mij een geweldig gevoel. Dat is een van de verdiensten van provo en andere bewegingen uit de jaren zestig.»

Ook op andere belangrijke gebieden meent Van Duyn dat het gedachtegoed van hem en zijn vrienden uit de jaren zestig inmiddels gemeengoed is geworden. De Nederlandse samenleving is democratischer geworden, benadrukt hij. Het wordt tegenwoordig door de politiek toegejuicht als burgers zelf initiatieven nemen voor de oplossing van lokale problemen. Dat hebben ze samen voor elkaar gekregen.

Er is ook de persoonlijke invloed van Roel van Duyn. De overkapping van de A10, aandacht voor windmolens en zonne-energie, het belang van natuur in de stad. «Toen ik ze bedacht, werden ze als ridicuul afgedaan. Nu vinden ze langzaam hun invoering.»

Maar ligt het belang van provo niet méér in een anti-autoritaire houding dan in de kracht van de verschillende wilde plannen?

Verontwaardigd: «Nee, daar ben ik het niet mee eens. Aan mijn plannen mankeert niks, dat zijn gewoon heel goede, realistische plannen. Ze zijn gewoon een beetje te vroeg gelanceerd. Nou ja, te vroeg… Iemand moet dat doen. Dat was mijn rol.»

Niet iedereen geeft hem dat krediet. Het toenmalige PvdA-raadslid Els Agtsterribbe zei een paar jaar geleden: «Hij overdrijft, herhaalt zich te pas en te onpas. Er kan geen debat zijn of hij roept iets over liefdeslessen, of hij schermt met zijn plannen voor het overkappen van de Ringweg. Hij mist elk draagvlak in de raad. Er wordt vrijwel niet naar hem geluisterd.» GroenLinks-wethouder Köhler zei over hem: «Ik kan me geen enkele belangrijke ontwikkeling in de stad heugen waarin Roel van Duyn een aandeel heeft gehad. Van Duyn is consequent tegen: of het nu de Stopera is of de Noord-Zuidlijn, de bebouwing van het tuinbouwgebied Sloten of IJburg.»

De kritiek ergert en vermaakt hem tegelijk. Van Duyn: «Ik heb het soms ook over mezelf afgeroepen door mij in het verleden wel in provocerende beeldspraak uit te drukken. Zo heb ik heel lang geleden eens voorgesteld om alle auto’s met een daktuintje uit te rusten, waardoor de wandelaar tenminste vergast werd op rondflitsend groen. Dat was natuurlijk onzin. Ik heb het mijn tegenstanders daardoor makkelijk gemaakt om te zeggen: dit is de man van die tuintjes, die kun je niet serieus nemen.»

Roel van Duyns levensgeluk lijkt evenwel gebaat bij tegenstand. Het gaat hem om «het verleggen van patronen van geluk» en daartoe moet het een en ander veranderen aan de status quo. Wethouder Köhler verzuchtte eens: «Bij Roel moet altijd alles ten principale anders.» Zelfs als verwoed schaker voelt hij zich het best bij zijn eigen, aparte opening, die volgens grootmeester Hans Ree «voor wit een redelijke manier is om zo snel mogelijk buiten de gebaande paden te komen».

In dit licht lijkt zijn overstap naar GroenLinks, dat reeds lang regeringsverantwoordelijkheid niet meer schuwt, niet direct begrijpelijk. Zouden met de leeftijd mildheid en een verlangen naar accommodatie de overhand hebben gekregen?

Bij de oprichting van GroenLinks sprak Van Duyn nog harde woorden: «Ze hopen het milieu te redden door economische groei. Ze willen geld verdienen om filters te kunnen plaatsen, regenwouden kappen om snuffelpalen te kopen. Volgens mij is dat een illusie. Je kunt het milieu niet redden door activiteiten die milieuverpestend zijn.» Van Duyn nu: «In de afgelopen tien jaar ben ik realistischer gaan denken over de politiek als machtsstrijd. Als je verandering wilt, moet je zorgen dat je een goed georganiseerde macht aan je kant hebt. Daar is GroenLinks beter in geslaagd dan wij. Ook slagen zij er beter in mensen aan zich te binden door meer op de sociale factor in te gaan. Bovendien is de fixatie op de materialistische filosofie godzijdank voorbij. Ik zie bij GroenLinks niks meer van die antispirituele houding van de PSP en de CPN. Het is tegenwoordig gemeengoed geworden dat je over geloofsovertuigingen vrij mag denken.»

Ook zijn veranderende gedachten over militair geweld maken een toenadering mogelijk: «In allerlaatste instantie ben ik tegenwoordig bereid over gewelddadig ingrijpen na te denken. Dat komt omdat het toch onmiskenbaar zo is dat de mensenrechten in de westerse samenleving minder worden geschonden dan in ondemocratische landen. Ik ben geboren tijdens de slag om Stalingrad. Ik was anti-militarist, maar kon niet ontkennen dat het erg fijn was dat de geallieerde troepen Hitler versloegen. Ook denk ik dat het onwaarschijnlijk is dat Milosevic zonder die bombardementen was opgekrast. Dat hangt toch met elkaar samen.»

Wel staat Van Duyn nog altijd achter de principes van het anarchisme. «Maar ik ben wel tot de conclusie gekomen dat het voor de meeste mensen te moeilijk is om zonder verantwoord leiderschap tot het goede te komen. Je komt in chaotische toestanden terecht omdat mensen niet gewend zijn vrij samen te werken. Daar is kennelijk een lange scholingsweg voor nodig.»

Maar is een anti-autoritaire houding wel te leren? Is die niet verbonden met de leeftijd?

«Nee, absoluut niet. Ik ben ervan overtuigd dat mensen voor een belangrijk deel van creativiteit leven. Anders zijn ze vatbaar voor ziekten. Gezondheid en creativiteit hangen nauw met elkaar samen, en zijn niet aan leeftijd gebonden. Een spoortje creativiteit uit je jeugd blijft altijd; bij sommigen neemt dat zelfs toe. Bovendien leven wij in een samenleving die creativiteit tot op zekere hoogte aanmoedigt. Dat is het mooie van Amsterdam. De stad beloont creativiteit.»

Roel van Duyn is niet een man van terugblikken. Bovendien ziet hij in het verleden zijn vooruitziende blik, waardoor we onmiddellijk terug zijn in het heden. Zo brengen zijn ervaringen als biologische boer hem bij de mond- en klauwzeercrisis. Hij heeft al jaren geleden gewaarschuwd voor een dergelijke ramp. «Dit landbouwsysteem is ontstaan vanuit de verkeerde gedachte dat geluk afhankelijk is van onnoemelijk veel geld verdienen. Het is natuurlijk rijkelijk laat, maar het systeem kan nog worden veranderd. Er moet een terugkeer komen van het gemengd bedrijf, of althans van een combinatie van verschillende bedrijven die met elkaar samenwerken zodat de dieren voer krijgen uit hun eigen omgeving. Ik heb altijd al gezegd dat veeteelt plaats moet maken voor akkerbouw en dat er méér in plaats van minder mensen in de landbouw aan het werk moeten. Nu moet de regering komen met een plan van aanpak dat de boeren aanspoort biologisch te gaan werken.»

Het is het verhaal van zijn leven, zegt hij. Anderen maken goede sier met zijn plannen. Op het Hoogoven-schaaktoernooi streed hij tegen ex-parlementariërs. Hij versloeg ze allemaal, maar tijdens de prijsuitreiking werd Jan Nagel in het zonnetje gezet. Van Duyns reactie destijds: «Intellectueel win ik steeds, maar ik val altijd buiten de prijzen.» Het deert hem niet. Van Duyn zegt gelukkig te zijn. «Op een paar moeilijke perioden na ben ik altijd gelukkig geweest, zeker op dit moment. Ik heb niet de behoefte om veel geld te verdienen en over het algemeen beoordeel ik immer het heden als mijn beste tijd.»

Maar u hebt ook wel ongelijk gehad. Hoe kijkt u daar nu tegenaan?

«Ik weet niet wat u bedoelt…»

U schreef in 1974 bijvoorbeeld dat de groei in auto’s, autowegen, kantoorkolossen, parkeer garages en vliegvelden weldra zou stoppen.

«Ik heb onderschat dat er toch wel rek zit in de kapitalistische productiegroei. Wat ik niet heb gezien, is dat het politieke systeem ertoe in staat is plaatselijk de vervuiling in de hand te houden, of zelfs te verminderen; door het te verspreiden, in de atmosfeer, in de zeeën. Het is dan niet meteen zichtbaar. De Vecht is nu niet meer verontreinigd, en zelfs de Rijn is nu minder vervuild, maar de vraag blijft hoe te voorkomen dat over tien jaar niet de hele wereld naar de donder gaat, bijvoorbeeld als gevolg van het stijgen van de temperatuur. En dat is een heel grillig en abstract probleem dat het voorstellingsvermogen van mensen vaak te boven gaat.»

Maar de wereld is toch nog niet provo-proof?

«Nee. Onze waarschuwing voor de verslaafde consument van morgen bijvoorbeeld, die is in de wind geslagen. Vooral onder jongeren heeft de consumptieverslaving hard toegeslagen, terwijl zij verder ook al weinig bemoeienis met de politiek hebben en een overdreven rustige indruk maken. Dat stemt mij somber. Ook mijn ervaringen op de Balkan hebben mijn opvattingen over de mentaliteit van mensen niet optimistischer ge maakt.»

Van Duyn heeft zichzelf enkele jaren geleden het Servo-Kroatisch eigen gemaakt, en leert momenteel Macedonisch. Hij liftte verschillende keren met zijn huidige vriendin naar de Balkan. «Dat automatische etnische denken van die mensen stemt niet tot tevredenheid, terwijl ik bij mijn eerste tochten door de Balkan juist zo getroffen was door het feit dat zo veel mensen van verschillende volkeren door elkaar leefden. Ik wist wel dat er moeilijkheden waren, maar dat het zo erg was, kon ik me niet voorstellen. Ik erken nu wel dat door het wegvallen van dictatoriaal gezag dit soort instincten zijn bovengekomen. Als ik op de Balkan rondlift en de bestuurder ontdekt tot zijn verrassing dat ik Servo-Kroatisch spreek, vraagt hij altijd onmiddellijk waar ik vandaan kom, of met wie ik getrouwd ben, waar mijn vrienden vandaan komen et cetera. Ik zeg altijd: ‹Ik ben Balkaniër.› Nou, dat is niet iets wat daar populair is.»

Bent u ondanks al deze rijpe inzichten nog wel eens flink verontwaardigd?

«Absoluut. Zo vind ik het een schande hoe wij omgaan met Oost-Europa. Het is ook belachelijk dat er nooit een Marshall-plan voor Oost-Europa is ontworpen. De hulp die wél gegeven wordt, aan bijvoor beeld gebieden in voormalig Joegoslavië, die verzandt in de machinaties van de grote, multinationale VN-hulporganisaties. Die zijn volkomen bureaucratisch en corrupt. Zo is het geld dat ik van de Amsterdamse gemeenteraad lospeuterde voor het schoonmaken van een vervuild gebied bij Panchevo verdwenen in de kassen van de Unep. Daarom ben ik nu een eigen hulpprogramma begonnen bij de buren van het beoogde project. Want je wilt toch wat voor elkaar krijgen.»

En met die houding verraadt hij toch nog grote veranderingen te hebben doorgemaakt sinds de tijden van provo. Destijds schreef hij immers in het eerste nummer van Provo: «We weten dat we verliezers zijn, maar we willen nog wat klappen uitdelen voor het te laat is. Het geeft niet of je wint of verliest, zolang je vasthoudt aan ideeën en niet de illusie hebt dat je dingen naar je hand kan zetten. Ik geloof in de kracht van de illusie loze mens.»