NEE, ZIJN MEMOIRES worden niet uitgegeven. ‘Dat is toch alleen maar interessant als over honderd jaar blijkt dat je een Da Vinci of een Michelangelo zou zijn. Nou, dat ben ik dus niet’, zegt Fons Rademakers (78), bekend van De aanslag en Max Havelaar. De regisseur schrijft zijn memoires in het Italiaans om de taal beter onder de knie te krijgen, niet om herinnerd te worden na zijn dood. Soms laat zijn geheugen hem wat in de steek. ‘Eigenlijk zou ik die plakboeken die ik als jongen maakte eens moeten ophalen bij het filmmuseum, zodat ik alles weer op een rijtje heb.’ Een jaar of twintig geleden werd in literaire kring veel gepraat over Simon Vestdijk. Rademakers: ‘Die zou, moest je geloven, wel ieder jaar genomineerd worden voor de Nobelprijs. En nu schijn je niet eens meer een boek van Vestdijk in de winkel te kunnen krijgen. Dan realiseer je je pas wat een écht fenomeen in de kunst betekent. Wat een Shakespeare, een Dante, een Rembrandt is. Nee, wij hebben het altijd over die kleine fenomeentjes om ons heen, die in werkelijkheid helemaal niets voorstellen.’ En hij geeft toe: ‘Ja, ik ben er natuurlijk zelf ook zo eentje.’ Fons Rademakers mag zich dan als een fenomeentje beschouwen, hij is in werkelijkheid een van de weinige grote filmregisseurs die Nederland kent. Hoeveel filmmakers heeft Nederland eigenlijk nog, die in aanmerking zouden kunnen komen voor de Bert Haanstra Oeuvreprijs die hij in 1998 in ontvangst mocht nemen? Rademakers: ‘Weinig, denk ik. Je hebt natuurlijk Paul Verhoeven in Amerika en die jongen van Karakter, maar ja, of die ook een heel oeuvre heeft? Ik ken alleen die ene film.’ Van het geld van de oeuvreprijs leeft Fons Rademakers prettig in Italië. Nee, hij doet niets meer aan film. Dat hoeft ook niet meer. Dat hoofdstuk heeft hij uit. Zijn laatste twee filmwensen gingen na lang onderhandelen niet door, omdat er geen geld voor kwam uit Amerika. Zo wilde aan het liefdesverhaal An Instant in the Wind, over een blanke vrouw en een neger in Zuid-Afrika, geen enkele bekende, witte actrice haar vingers branden. Uit de gepassioneerde manier waarop Rademakers nu nog over de verhalen van die twee nooit gemaakte films praat, blijkt wel hoe frustrerend het moet zijn voor een regisseur om van een producent afhankelijk te zijn. Voor de regisseur/producent Rademakers, die bijna altijd zelf de vinger op de knip had, is de kous daarmee af. ‘Ik dacht toen echt: krijg de zenuwen met z'n allen. Ik zit hier lekker in Italië en heb geen zin meer in die flauwekul.’ ‘Geld is altijd een probleem geweest voor de film, zeker nu bijna uitsluitend grote, spectaculaire producties volle zalen trekken. De film is harde business geworden. Een bioscoopeigenaar wil winst maken en kijkt dus naar wat het grote publiek wil. En dat publiek wil een Titanic. Vroeger zag je een film van Fellini uit Italië, of een Buñuel uit Spanje, een Bergman uit Zweden, nou dan ontdekte je de wereld. Dat had impact. Federico Fellini was een vriend van ons; mijn vrouw Lili was regieassistente bij La dolce vita. Op het einde 0 van zijn leven zei Fellini vaak dat het gedaan was met de film en dan zei ik altijd troostend dat dat best meeviel. Maar hij had natuurlijk gelijk.’ Rademakers is echter tegen het subsidiëren van filmmakers: ‘Een gevaar daarvan is dat een producent bereid is een scenariootje van niks te maken om daarmee toch wat geld in zijn zak te kunnen steken. Het mooiste zou zijn als je een film kon maken voor minimale kosten, waarbij iedereen gratis meedoet. Maar ja, als het dan niets wordt, heb je ook niets te eten, maar stel je voor dat het wel wat wordt, dan…’ Met een weids gebaar en grote ogen speelt de acteur Rademakers de overweldigende emotie die je in dat geval ten deel valt. ‘Als de staat mij een miljard gulden geeft 1 en ik maak een film die niemand wil zien, dan helpt dat toch niets’, zegt Rademakers, die overigens goed begrijpt dat filmmaken in Europa zonder subsidie praktisch onmogelijk is. ‘In Amerika, waar de filmfinanciering uit privé-gelden komt, worden scenario’s vele malen doorgelicht voordat de studio’s het risico aandurven. Ze willen dat de kans op succes reëel lijkt. Gelukkig blijft de smaak van het publiek onpeilbaar.’ DE KRITIEK OP subsidiëring klinkt vreemd uit de mond van een filmmaker die zelf juist veel problemen heeft gehad om in Amerika geld te vinden voor een paar van zijn films. Bovendien kon Rademakers dankzij een subsidie van het jonge Productiefonds voor de Nederlandse film in 1955 en 1956 zowel in Italië (bij De Sica) als in Frankrijk (bij Renoir) en in Engeland (bij Crichton) zijn films financieren. Hij geeft nog een voorbeeld van wat financiering betekenen kan. Voor zijn film Because of the Cats wilde hij heel graag Orson Welles hebben. ‘Het was moeilijk financiers te vinden, omdat een film met Welles niets zou opbrengen. In de periode dat ik op jacht was naar geld, werd ik geregeld, als Orson weer eens in Europa was, gebeld door zijn agent. Dan kon ik hem 2 ontmoeten in Boedapest, Wenen, Parijs, of waar hij ook was. Dat kostte me natuurlijk een fortuin. Welles had dat in de gaten, en toen we elkaar weer eens in Rome ontmoetten, gaf hij me zomaar een cheque van twintigduizend dollar!’ Maar dat hielp niets. Because of the Cats werd jaren later wel door Rademakers gemaakt, maar zonder Welles. Rademakers’ misschien wel minst interessante film werd zijn grootste financiële succes. Toch liet het een bittere nasmaak achter. ‘Ja, daar heb ik dan achteraf toch wel spijt van gehad.’ VOORDAT RADEMAKERS zijn filmcarrière begon, studeerde hij in Amsterdam aan de Toneelschool. Tijdens de Tweede Wereldoorlog speelde hij bij het Nederlands Toneel. Hij hielp ook joden onderduiken, maar vergeet die periode liever. Rademakers: ‘Dan is het de Tweede Wereldoorlog, dan Korea en Vietnam, dan de protesten tegen de atoomwapens en nu weer dat gedoe in Kosovo. Het is altijd wel ergens mis. Maar twintig jaar later kan het een nieuwe generatie niet veel meer schelen. De mensen willen graag vergeten, en dat is maar goed ook, want anders kun je niet meer verder.’ Rademakers werd vanwege zijn hulp aan joden opgepakt. ‘Om drie uur ’s(nachts werd er aangebeld, Duitsers kwamen mijn trap op, haalden me uit mijn bed en namen me mee. Ik kon moeilijk zeggen: “Zeg, wilt u wel eens opsodemieteren uit mijn huis!” Dat is onverdraaglijk.’ Je weet het natuurlijk nog allemaal wel, maar je kunt er maar beter niet te lang bij stilstaan, vindt hij. Prompt geeft hij toe dat hij ook 4 mei had ‘vergeten’. ‘Dat is toch eigenlijk nog alleen maar iets voor een paar ouden van dagen.’ Ik vraag hem naar de moord op een joodse jongen door zijn toenmalige zwager Louis van Gasteren. Rademakers: ‘Ik was in die tijd getrouwd met Josephine van Gasteren. Haar broer, een jongen van zeventien, achttien jaar, had een joodse onderduiker in huis. Ik vermoed dat hij tegenover die jongen te openlijk en te nonchalant is geweest over zijn verzetswerk. Toen die onderduiker naar een ander adres moest vertikte hij dat en dreigde met het verlinken van de hele groep. Verschillende mensen hebben Van Gasteren toen geadviseerd de onderduiker te liquideren. Dat is gebeurd, maar hij liep al snel tegen de lamp. De Nederlandse politie wist Van Gasteren nog uit handen van de Duitsers te houden en het verzet heeft hem na de oorlog vrij gekregen.’ Die zaak is vele jaren later door een mevrouw, die de onderduiker gekend heeft, opgerakeld. Rademakers: ‘Zij meende dat die jongen veel geld had en dat Van Gasteren dat van hem zou hebben gestolen. Een jongen van Het Parool schrijft vervolgens dat het om een roofmoord ging. Vreselijk natuurlijk dat zo'n snotneus, zo'n jongen die van niets weet, dat vijftig jaar later zo klakkeloos opschrijft.’ Rademakers herinnert zich nog een laat3 ste ontmoeting uit die tijd met Van Gasteren. ‘Ik ging op een ochtend om tien uur de deur uit. Ik woonde in de Diepenbrockstraat en ging naar de repetitie in de Schouwburg. Op weg naar de tram kwam ik Louis tegen. Hij liep aan de overkant van de straat naast iemand met een fiets en wenkte me. Hij was doodsbleek en zei met droge mond: “Deze meneer is van de recherche. Ik moet met hem mee naar een bootverhuur.” Hij zei dat op zo'n manier dan ik dacht: oh god, dat is mis.’ Het voorval blijft, ook na al die jaren, een gevoelige zaak. ‘Eigenlijk wil ik er ook niets meer over kwijt. Ik vind het vooral verschrikkelijk voor Van Gasteren dat die daad hem een leven lang vertekend en verdraaid wordt nagedragen.’ Fons en Lili Rademakers wonen al een 4 aantal jaren in Rome. Ze zijn teruggekeerd naar de stad waar ze elkaar in 1955 voor het eerst ontmoetten toen Fons stage liep bij De Sica en Lili studeerde aan de Romeinse Filmacademie. Ze genieten van het land, het klimaat, het eten en de politiek. Rademakers: ‘De politiek is één grote operette. Tegen Andreotti, die vijftig jaar de regering heeft geleid, wordt in het ene proces vijftien jaar geëist en in het andere levenslang! Maar zo'n man gaat natuurlijk nooit het gevang in; hij wordt zelfs door de paus gezegend. Na de regering Prodi en nu met premier D'Alema is er echter veel ten goede veranderd. Hier wordt de democratie in uiterste consequentie beleefd. “De meeste stemmen gelden” is het uitgangspunt, en dat mag in de praktijk dan wel het veiligst lijken, in wezen is het waanzin. Dat de meeste stemmen gelden, betekent dat de domme massa in de politiek de dienst kan uitmaken. De consequentie daarvan is precies wat er in Italië gebeurt. Terwijl in Nederland… Ik herinner me Vondeling. Een brave socialist, die vertelde hoe schandelijk het was dat we zoveel belasting moesten betalen. Vervolgens wordt hij gekozen tot minister van Financiën en het eerste wat hij doet is de belasting verhogen! In Nederland wordt er dan alleen een beetje gemopperd, zo van “potverdorie, moeten we weer meer belasting betalen”, maar daar blijft het bij. In Italië zouden ze zeggen “laat die man oplazeren”.’ Rademakers is net terug uit Cannes, maar films heeft hij daar niet gezien. ‘Nee, joh, dat doe ik al jaren niet meer. Ik ga gewoon om vrienden te ontmoeten. Vrienden uit Amerika bijvoorbeeld, die dan toch over zijn. Vroeger was het veel makkelijker om films te bekijken, maar ja, toen draaiden er maar vierentwintig films in twaalf dagen, twee films per dag. Nu draaien er 5 duizenden en je moet ’s(ochtends al vroeg in de rij staan om een kaartje te krijgen.’ Rademakers wacht wel totdat de Cannes ‘99-films in Rome draaien. Hoewel ook dan de kans klein is dat hij ze gaat zien, want hij stoort zich enorm aan de Italiaanse nasynchronisatie. In een metropool als Rome, ooit het 'Hollywood van Europa’, vind je tussen de bijna driehonderd filmzalen nog geen handvol waar films in originele versie worden vertoond. Rademakers: ‘Marlon Brando zag ik voor het eerst in New York, op het toneel. Die man doet zijn mond open en dan komt er wat uit… Het is net een beest dat ze hebben leren praten! Maar zó indrukwekkend. En dan hoor je hier in Italië dat ze de stem van Marlon Brando bij de synchronisatie “verbeterd” hebben! Dan ben je toch echt een nitwit als je zoiets zegt.’ Niettemin heeft Rademakers het zelf ook ooit gedaan. Voor de verfilming van De dans van de reiger wist hij in 1966 twee bekende buitenlandse acteurs te strikken. De Zweedse actrice Gunnel Lindblom en de Fransman Jean Desailly werden voor deze verfilmde huwelijkscrisis nagesynchroniseerd in het Nederlands. De film zou als Nederlandse inzending naar het filmfestival in Cannes gaan, maar de festivaldirecteur hield het tegen omdat de bekende Desailly in de film Nederlands spreekt. Het zou de Fransen maar aan het lachen maken. Hieruit concludeerde Rademakers dat het onmogelijk was om voor een Nederlandse film met buitenlandse acteurs te werken, en hij stortte zich weer even op de nationale markt. Hij verfilmde de literaire klassiekers De aanslag, die de eerste Nederlandse Oscar opleverde, en Max Havelaar, die hem misschien wel het meest dierbaar is. ‘Drie uur is natuurlijk wel een lange zit, maar ja, Doktor Zjivago is ook lang en zeker een stuk minder interessant dan Max Havelaar! 'WIJ NEDERLANDERS zijn veel te gewoon’, vindt Rademakers. Als we meer dramatiek in ons hadden, zoals de Zweden, was hij misschien wel een Ingmar Bergman geweest. Of als we wat meer temperament hadden, zoals de Italianen of Spanjaarden dan was hij na het winnen van zijn Oscar ook als een Roberto Begnini, als nationale volksheld, binnengehaald. Het schitterende appartement van Fons en Lili in Rome kijkt uit op het Pantheon. Het geroezemoes van de toeristen op het plein onder het raam vermengt zich met het kabbelende geluid van de fontein. Zonde eigenlijk, dat ze hier maar een dag in de week doorbrengen, maar Rademakers geniet evenzogoed of misschien zelfs wel meer van het landelijke Collevecchio, iets buiten Rome, waar ze de rest van de week doorbrengen. ‘Het is daar echt schitterend! Je moet een keer komen’, roept hij uitnodigend. ‘We hebben olie van eigen olijfbomen. En ook perzik-, kersen- en appelbomen. Lekker, joh, dat fruit. Al het fruit en groente is hier sowieso vol smaak. Met zo'n klimaat vraag je je toch af waarom al die mensen in Nederland blijven’, lacht Rademakers. ‘Ik ben een heel tevreden mens’, zegt hij, ‘ik kan wel zeggen dat ik terugkijk op een gelukkig leven.’
‘ik ben een fenomeentje’
Hij is een van de weinige grote filmregisseurs die Nederland kent. Toch is Fons Rademakers nooit een nationale volksheld geworden. ‘Nederlanders zijn veel te gewoon’, zegt hij. Vanuit Rome blikt de cineast terug op deze eeuw.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1999/24
www.groene.nl/1999/24