
Yahya Hassan is een dichter met een eigen agente. Ze heet Sofie Voller – blond, Deens – en ze heeft zich over de negentienjarige Palestijns-Deense Hassan ontfermd alsof het haar eigen zoon is. ‘Hij kan een beetje moeilijk zijn, maar wie is dat niet op die leeftijd?’ zegt ze. Hassan is niet op de afgesproken tijd bij zijn uitgever Gyldendal in Kopenhagen. Terwijl er op hem gewacht wordt, somt Voller de verdiensten op van Hassan die een klein jaar geleden debuteerde met een bundel die zijn naam draagt, Yahya Hassan.
‘We zitten tegen de 130.000 verkochte exemplaren van zijn bundel aan. Er zijn net vertaalrechten aan Brazilië verkocht. Er wordt een toneelbewerking van de bundel gemaakt. Hij heeft er drie literaire prijzen voor gewonnen. En hij heeft heel veel migrantenjongeren aan het schrijven gekregen. We worden overstelpt met hun manuscripten. Schrijversscholen melden dat de aanmeldingen van migranten zijn geëxplodeerd.’
De bundel is een woest, in hoofdletters geschreven autobiografisch document. Hassan belandt jong in de criminaliteit. Zijn vader – een Palestijnse vluchteling – minacht de goddeloze Denen en minacht zijn zoon die hij geregeld afranselt. Op zijn dertiende wordt Hassan uit huis geplaatst en belandt hij in een instelling met een hardhandig regime. In de bundel rekent Yahya af met heel die gewelddadige periode en met de conservatieve islamitische thuiscultuur. ‘VIJF KINDEREN OP EEN RIJ EN VADER MET EEN KNUPPEL/ VEELHUILERIJ EN EEN POEL VAN PIS’.
Voor het succes dat de bundel hem heeft gebracht heeft Hassan een grote prijs moeten betalen. Dat begint al voordat hij zijn daadwerkelijke debuut maakt. Hij groeit op in Trillegården, een achterstandswijk in de noordelijke havenstad Århus. Daar zingt het in de loop van 2013 rond dat Hassan schrijft en op het punt staat te debuteren met werk waarin hij de islam bekritiseert. Hassan tikt zijn gedichten op zijn mobieltje. Hij declameert ze gevraagd en ongevraagd aan buurjongens in portieken, op pleintjes, in kelders. ‘Ik denk dat ik een heleboel mensen boos ga maken met mijn werk’, zegt hij tegen zijn jeugdvriend en oud-schoolgenoot Ali Kareem (23).
Hij denkt dat hij vooral de extremistische moslims van Århus boos zal maken. Daarvan is er een flinke groep. Een van hen woonde niet ver bij Hassan vandaan en blies zichzelf dit jaar op bij een zelfmoordaanslag in Irak. Hassan vreest dit milieu. Terwijl zijn werk gereed wordt gemaakt voor publicatie draagt hij een kogelvrij vest. Maar het is niet een extremistische moslim die hem te grazen neemt. Kort voor zijn debuut krijgt Hassan op het plein waar hij altijd hangt mot met een Somalische jongen. ‘Munafeeq’ noemt hij Hassan, ‘huichelaar’. Hij trekt Hassan aan zijn haar, duwt hem op de grond en trapt op hem in.
Het is slechts het begin van Hassans problemen. De officiële presentatie van zijn werk is eind oktober 2013, maar de Deense pers is hem al op het spoor en ruikt controverse. ‘Ik haat de generatie van mijn ouders’, zegt Hassan op 5 oktober in de krant Politiken. ‘IK SCHIJT OP ALLAH EN ZIJN BOODSCHAPPER/ EN OP AL ZIJN MOGELIJK ONDEUGDELIJKE DISCIPELEN’, dicht Hassan de volgende dag in een Deens tv-programma. Op de sociale media beginnen de doodsbedreigingen binnen te stromen. Op een Kopenhaags metrostation komt hij Isaac Meyer tegen, de eerste Deense moslimextremist die voor terrorisme werd veroordeeld. Meyer slaat Hassan in het gezicht en noemt hem een afvallige. Ook zijn neven uit Århus sturen hem dreigementen. Yahya Hassan wordt een dichter met persoonlijke beveiliging.
‘Ik ben erg moe’, zegt Hassan als hij eindelijk de uitgeverij heeft bereikt. Hij wrijft in zijn ogen. ‘Gisteren te lang doorgefeest.’ Hij is lang, tenger, het haar in een paardenstaartje, brandende sigaret in de hand terwijl in het gebouw een rookverbod geldt. Op zijn handpalm een kleine tatoeage, ‘ord’, Deens voor ‘woord’. Achter hem staan twee breedgeschouderde mannen, agenten van de Deense veiligheidsdienst die permanent waken over zijn veiligheid.
Hassan is een piepjonge literator. Die schrijven per definitie over wat hen beknelt en belemmert om een autonoom individu te worden. Hassan deed dit in een Deense context, waar men nog steeds worstelt met de plek die men de islam moet geven. Dat maakte hem tot meer dan dichter alleen. Hassan: ‘Ik word uitgegeven, besproken, geïnterpreteerd, gekocht en gelezen door een wit publiek. Die manipuleren mijn persoon, die maken van mij een islamcriticus. Dat ben ik niet. Ik bekritiseer bepaalde aspecten van de islamitische cultuur, maar ik bekritiseer ook de instellingen waarin ik heb gezeten. Maar media willen mij altijd maar uit een extreme hoek benaderen. Ik wilde een dichtbundel schrijven, ik wilde een nieuw soort Deense poëzie introduceren, maar dat is minder interessant voor de media.’
‘Extreem-rechts denkt mij voor zijn karretje te kunnen spannen’, zegt Hassan, die kort na zijn debuut met lof werd overladen door de xenofobe Deense Volkspartij. ‘Maar ik haat ze net zo erg als extremistische moslims. Het zijn allebei racisten, met hun onverzoenlijke taal.’
In 2010 haalt de dan vijftienjarige Yahya Hassan ook al de Deense media. Hij wordt geportretteerd in een nieuwsitem van een Deense tv-zender. ‘Gered door rap.’ Hij draagt een ruime trui, een baggy broek, petje tikkeltje schuin op zijn hoofd. Hassan is door rap gered omdat het hem een uitweg heeft geboden uit de rampzalige koers die zijn leven voer. In de instelling waar hij verblijft wordt hij bekendgemaakt met literatuur. Ook wordt hij in contact gebracht met de plaatselijke Rap Akademie. Zijn rapnaam is Natteravnen, Nachtbraker.
‘Hassan was anders dan alle andere rappers’, zegt Rasmus Brandt Lauridsen, directeur van de Rap Akademie. ‘Ik zie hem nog voor me. Een jong boefje. Vijftien jaar. In zijn rugtas boeken van Sartre en Kierkegaard. Zijn rapteksten waren complex, filosofisch bijna. Maar hij is rap gauw te beperkend gaan vinden, hij vond meer uitingsvrijheid in dichten. Ik wist dat hij problemen thuis had, maar daar praatte hij niet over. Hoe erg het allemaal was leerde ik pas uit zijn poëzie.’
Hassan praat ook niet graag over de literaire merites van zijn werk. Hij wil het graag voorstellen alsof er geen enkel uitgedacht plan achter zit. ‘Ik weet eigenlijk niet wat dat is, een gedicht. Het is allemaal erg intuïtief. Ik doe precies datgene waar ik zin in heb.’ Maar zijn werk zou nooit deze vorm hebben gekregen zonder zijn miserabele jeugd op de eerste plaats, zijn literaire invloeden – onder anderen de exhibitionistische Karl Ove Knausgard – op de tweede plaats, en rap op de derde. De hoogtepunten in de bundel zijn de gedichten waarin hij met de bravoure van een rapper literair goud maakt van de modder die zijn jeugd was: ‘EEN MOSLIM UIT GELLERUPPARKEN/ WEET DE WEG NAAR ONZE PORTIEK TE VINDEN/ LEEST DE BRIEVENBUSSEN/ EN KLOPT OP DE DEUR MET DE MEESTE MEISJESNAMEN/ BEOORDEELT HET NAGESLACHT’.
‘Ik heb geen boodschap aan mensen die mijn werk louter als maatschappelijke kritiek willen zien’, zegt Hassan. ‘Mijn basis is hoe dan ook literatuur. Ik ben geen doctorandus in het een of ander, ik ben een dichter en ik schrijf over wat zich aandient in mijn leven, net als iedere andere schrijver.’
Iets meer dan een jaar geleden sliep Hassan nog thuis bij zijn gescheiden moeder op de bank. Die woont nog altijd in Trillegården, in een portiekflat. In Hassans gedichten heet dit gebied een getto. Århus is een welvarende stad, ordelijk en overdonderend wit. Trillegården wijkt daar maar een beetje van af. Er woont een relatief hoog percentage (islamitische) buitenlanders en er hangen schotels aan de gevels. De criminaliteitscijfers liggen er wat hoger dan elders. Misschien is dat in Denemarken genoeg om het predikaat ‘getto’ te verdienen. Maar de flats zijn keurig onderhouden, de gazons zijn gemaaid. Het vuil is opgehaald, nergens is graffiti op de muren gespoten.
‘Hassan zou vermoord worden als hij hier nu zou rondlopen’, zegt zijn jeugdvriend Ali Kareem die me rondleidt door de buurt. ‘Iedereen haat hem om wat hij geschreven heeft.’ Kareem laat het pleintje zien waar Hassan vorig jaar in elkaar werd geslagen door de Somalische jongen. Voor de ingang van een buurtsuper hangen Arabische jongens. Tegenover wordt aan een kerk de Deense vlag gestreken.
Kareem is de zoon van Iraakse vluchtelingen en student aan een lerarenopleiding. Hij noemt zichzelf een ‘culturele moslim.’ Hij is ook een rapper. Voor tweehonderd euro per maand huren hij en andere rappers een ruimte pal tegenover de woning van Yahya Hassans moeder. Daar heeft Kareem een eigen studio waar hij nummers opneemt. Hassan kwam hier geregeld om te hangen en muziek te maken.
‘Ik houd van Hassan, maar hij is echt geen makkelijke jongen’, zegt Kareem terwijl hij de deur naar zijn studio opent. ‘Hij was altijd bezig om mensen te tarten. Dan zei hij dat hij homo was, hier in de buurt, om iedereen uit zijn tent te lokken. Ik begrijp wel waarom hij dat deed. Hij is intelligent. Hij wilde mensen uitdagen, ze uit hun comfortzone halen. Datzelfde doet hij nu met zijn poëzie.’
Kareem zet zijn pc aan en diept uit de archieven een oud rapnummer van Hassan op. Hij heeft een donkere, beetje slepende stem. Volgens Kareem is de tekst te abstract om uit te kunnen leggen. Daarna speelt Kareem een videoclip die Hassan in 2010 maakte. Halvkvalt heet het nummer. ‘Verstikt’. De clip – grijs beeld, Hassan die bloed kotst – geeft een fraaie stilering aan Hassans gekweldheid. Hierom is Kareem zo gek op zijn vriend Hassan. Nog zo jong en al zo’n rauwe poëtische geest, tegen de lelijkheid en agressie die hem omringde.
Kareem heeft de bundel van Hassan niet in zijn bezit. Hoeft niet, Hassan heeft de meeste gedichten al aan hem voorgedragen. Kareem was er vaak bij als Hassan tijdens een moment van inspiratie zijn telefoon trok en dichtregels begon te tikken. Hij kon vooral genieten van de precisie waarmee Hassan zaken beschrijft die Kareem ook kent, zoals Vuk, de plaatselijke junkie en het boevenmaatje van Hassan. Dat was een accuraat portret. ‘VUK STAL MIJN PORTEMONNEE EN SLIKTE PILLEN NET ALS VROEGER/ BRAK IN EEN WINKEL IN’.
Meer moeite heeft Kareem met Hassans gescheld op Allah. ‘Veel mensen hier in de buurt geloven dat er een djin, een demon, in Hassan zit. Anders is het niet te verklaren waarom hij al die dingen over Allah zegt. Andere mensen geloven dat hij het voor het geld doet. Voordat hij zou debuteren vertelde een vriend mij dat de kuffaar, de ongelovigen, hem zullen belonen voor zijn werk. Ze zouden een miljonair van hem maken. En hij is er ook een geworden. Ik begrijp Hassans werk. Ik vind het ook noodzakelijk. Het is tijd dat wij, de islamitische gemeenschap, onszelf kritisch gaan bekijken. En soms heb je daar een politiek incorrect iemand voor nodig als Hassan. Maar hij had niet hoeven schelden op Allah. Dat ging te ver.’
Marten (22), een vroegere partner in crime van Hassan, komt ook de studio binnen. ‘We hebben samen echt krankzinnige dingen gedaan, Hassan en ik. Dingen waarvoor hij nu nog in de gevangenis zou zitten als hij was opgepakt. Die jongen had ballen. Soms, als we op inbreken uitgingen, liet hij zijn haar los en trok hij een hoofddoek en een lange jas aan om op een vrouw te lijken.’ Marten hing wel eens bij Hassan thuis op de kamer om een joint te roken. Hassan had honderden boeken in zijn bezit. Hij schreef, maar waarover, daar had Marten geen idee van. De eerste keer dat hij iets van zijn werk hoorde was op tv: ‘Hassan heeft ballen, maar hij is ook gek. Toen op tv, toen hij dat gedicht voorlas, ik vond alles geweldig wat hij zei, over hypocriete moslims. Maar waarom moest hij zeggen dat hij pist op Allah?’
Er hangt een dikke wietwalm in de studio. Het gesprek wordt naar buiten verplaatst. Kareem vertelt dat hij blij is dat zijn vriend ook literaire erkenning krijgt voor zijn werk en niet alleen wordt geprezen om zijn zogenaamde islamkritiek. Het inspireert. Een joch uit Trillegården – mishandeld en verwaarloosd – die boven zichzelf weet uit te stijgen door poëzie te maken waar alle belangrijke bobo’s uit de Deense literaire wereld van onder de indruk zijn. Het inspireert volgens Kareem ook andere moslimjongeren. Hassan ontvangt namelijk niet alleen dreigementen uit die hoek. Kareem: ‘Ik weet niet of zijn werk zo esthetisch is. Sommige gedichten zijn ronduit eng. Zoals die waarin hij het geweld van zijn vader beschrijft. Maar het is wel echt. Hij liegt niet. Het is hard. Het laat niks heel van hypocrisie. Hij krijgt daarom veel fanmail van jongeren die zich ook een gevangene voelen van hun islamitische achtergrond. Ze vinden troost en herkenning in zijn werk.’
Marten wijst naar een jongen met een kort opgeschoren kapsel die in een zwarte auto voorbij rijdt. Het is een jonger broertje van Hassan. ‘JULLIE BELLEN EN NOEMEN ME NU EENS DEEN DAN WEER BROER/ WILLEN WETEN WAT IK IN EEN INTERNAAT DOE/ MAAR KENNEN WE ELKAAR EIGENLIJK WEL’.
Kareem: ‘Hassan vertelde mij dat hij zich soms absolute shit voelt en soms een absoluut genie. Ik geloof dat hij zeker briljant is. Hij is de eerste die in staat is gebleken om de ervaringen van mensen zoals wij authentiek te maken.’
De gordijnen voor het raam van de woning van Hassans moeder zijn dichtgetrokken. Volgens Marten, die aan de overkant van de straat woont, klopt het verhaal niet dat Hassan vanwege zijn gedichten is verstoten door zijn familie. Zijn vader wil niets meer met hem te maken hebben, maar met zijn moeder heeft hij nog contact. Ze bellen vaak. ‘Hij is nog altijd mijn zoon, bid voor hem’, zegt ze volgens Marten tegen buren. ‘Hij heeft ook de skivakantie van een van zijn broertjes betaald. Hij zal ze nooit in de steek laten.’
Kareem: ‘De laatste weken zet Hassan zich in voor de Palestijnse zaak. Hij is daar erg actief mee sinds de bombardementen op Gaza. Hij wil denk ik iets goed maken, het vertrouwen van moslims terugwinnen. Ik ben daar blij om.’
Hassan draagt op de dag van het interview een Palestijns vlaggetje op de revers van zijn colbertje. In de Deense media werpt hij zich ook steeds vaker op als verdediger van de Palestijnse zaak. ‘Ik ben geëngageerd met alle vormen van onrecht, en in het bijzonder met het onrecht dat de Palestijnen treft’, zegt hij. Via het punt van de Palestijnen komt hij op de bejegening van moslims door de media: ‘Waarom worden moslims altijd geassocieerd met Islamitische Staat? Men probeert ze te dehumaniseren, alsof het zulke vreselijke mensen zijn.’
Hassan houdt het hoofd gebogen en staart op zijn iPhone terwijl hij praat. Het is moeilijk te peilen of dit een waarachtige koerswijziging is. In juni zocht hij nog de confrontatie met moslims door de opening bij te wonen van een nieuwe moskee in Kopenhagen. Media registreerden hoe hij – in pak, zonnebril – met gescheld en dreigementen werd onthaald. ‘Hassan heeft nog steeds een criminele geest’, grijnst Marten. ‘Ik ging afgelopen maand wat met hem drinken. Hij rookte een dikke joint en zei dat hij weer een hoop mensen boos ging maken. Hij reciteert graag de koran. Daar wil hij opnamen van maken en die uitgeven.’
Yahya Hassan treedt op vrijdag 14 november op
Beeld: Morten Holtum