Hoewel Michel van der Aa over internationale aandacht niet te klagen heeft, vindt hij het een eer dat intendant Pierre Audi zijn After Life heeft gepromoveerd tot openingsvoorstelling van het Holland Festival: «Het is bijzonder dat Pierre het aandurft een jonge componist op zo’n bijzondere plek te zetten. Hij neemt toch een risico. Niet met het werk, waarover ik heel zeker ben. Maar ik ben tenslotte geen John Adams of Györgi Kurtág. Ik ben geen veilige keus.»
Dat zal niet iedereen met hem eens zijn. De loopbaan van Van der Aa heeft met klinkende opdrachten en uitvoeringen wereldwijd een hoge vlucht genomen. En intussen won hij ook weer eens een prijs, zijn zoveelste. In aansluiting op de Gaudeamus Prijs (1999), de Matthijs Vermeulen Prijs (2004), de Charlotte Köhler Prijs (2005), een Siemens Förder Preis (2005) en de recente «special mention» voor de televisieregistratie van zijn kameropera One op het International Televison Festival Golden Prague mag hij op 28 juli tijdens het Schleswig Holstein Musik Festival de met twintigduizend euro gedoteerde Paul Hindemith-Preis komen ophalen.
Het moet een curieuze ervaring voor hem zijn dat zijn toch allesbehalve behaagzieke oeuvre zo veel weerklank vindt. Hij knikt: «Maar ik reageer er tamelijk gelaten op. Wat moet je ervan zeggen? Ik maak waar ik in geloof, en ik ben de afgelopen vijf jaar niet anders gaan componeren.» Wel is hij zo langzamerhand aan een bescheiden sabbatical toe: «Even een paar maanden niks. Ik ga een reis maken langs de Australische westkust, wat lesgeven tijdens het Aldeburg Festival, misschien op Sardinië. After Life is een heftige ervaring geweest. Vooral omdat ik zo veel zelf doe. Je hebt de beelden, de muziek en het verhaal. Het is steeds schaken op drie borden tegelijk. Gelukkig hoefde ik niet alles tegelijk te doen, ik ben ook nooit echt in paniek geraakt, maar er zijn momenten geweest dat ik met de handen in het haar heb gezeten.»
Twee jaar heeft Michel van der Aa gewerkt aan After Life, gebaseerd op het script voor de gelijknamige film van de Japanse regisseur Kore-Eda, die enkele jaren geleden diepe indruk op hem maakte. After Life – een eenakter met zeven scènes, verdeeld over de zeven dagen van de week – speelt zich af in een doorgangskamp tussen hemel en aarde, waar een groep juist gestorven personages binnen een week moet beslissen wat de belangrijkste herinnering aan hun leven was. «Die herinnering», legde Van der Aa eerder in De Groene Amsterdammer uit, «wordt verfilmd en in een klein zaaltje vertoond aan de dode van wie hij afkomstig is, waarna hij door mag naar de hemel. Ik zag de film en ik vond hem heel humanistisch; hij gaat over wat je werkelijk belangrijk vindt in het leven.»
Voor het muzikale materiaal voor het stuk kon hij putten uit Imprint, het orkestwerk dat hij in 2004 voor het Freiburger Barockorchester componeerde en dat eveneens tijdens dit Holland Festival zal worden uitgevoerd: «Dat is in zekere zin een voorstudie voor After Life. Het harmonisch dna voor de opera – twee reeksen van respectievelijk elf en vijftien vijfstemmige akkoorden – heeft zijn wortels in dat stuk. Wat ik verder aan Imprint heb ontleend zijn de ‹time brackets›, passages waarin de strijkers vrij op elkaar moeten reageren.»
De rest is theater. In After Life is de vraag naar het beslissende moment in een mensenleven plaatsvervangend voor de zijnsvraag naar de zin van het bestaan. Wat heb je gedaan, wat heb je nagelaten? Wat heb je betekend? Voor jezelf, voor anderen? Heb je de liefde wel gekend, het geluk gevonden? En wat wanneer je na je dood het antwoord niet paraat hebt? Een van de hoofdpersonen, de 71-jarige Mr. Walter, kan niet kiezen; in de opera stelt hij vast dat zijn leven niks voorstelde: «Having to choose a single memory/ I’ve never looked back at my life that way/ If I had photo-albums or diaries at hand/ memories would probably come back to me.» Kinderen? «I had none.» Hobby’s? «Nothing special.»
Hij is de enige niet. Zijn «buddy» Aiden, die de doden moet helpen bij de speurtocht naar het sleutelmoment in hun bestaan, is zelf iemand die nooit zijn doorslaggevende herinnering heeft weten op te sporen, tot hij op de videobanden over Mr. Walters leven stuit op diens geliefde Kira, die ook de zijne blijkt te zijn geweest. Dan weet hij waar hij voor geleefd heeft, en mag hij naar zijn eindbestemming. De moraal van After Life: wie naar de hemel wil, moet hem verdienen met een tastbaar bewijs van geleefd geluk.
De eerste indruk: de kloof tussen After Life en One kan niet groter zijn. De expressionistische grondtoon van One, waarin een wanhopige sopraan probeert greep te krijgen op haar ontwortelde bestaan, en de beschouwelijke inslag van After Life verhouden zich tot elkaar als vuur en water. Toch hebben beide iets wezenlijks met elkaar gemeen, een eigenschap waarop Van der Aa, die in 2002 een filmopleiding volgde aan de New York Film Academy, een muzikaal én cinematografisch stempel heeft gedrukt: het documentaire perspectief.
Beide opera’s gaan over de poging vat te krijgen op de kern van het leven; beide zijn het werken van een observator, die naar zijn personages kijkt zoals de componist in hem naar het proces van componeren, vragend. «De theatraliteit van After Life», zegt Van der Aa, «zit hem eigenlijk in het contrast tussen de twee werelden die ik toon. Aan de ene kant is er het bureaucratische systeem waarin die filmopnamen tot stand komen; daartegenover staan de poëtische verhalen van mensen en hun herinneringen. Mijn muziek is in zekere zin net zo. Die is enerzijds vrij vierkant, met harde clicks van het ene blok naar het andere; maar binnen dat kader ontstaat ruimte voor emotie.»
Waaraan nog kan worden toegevoegd dat het thema «herinneringen» ook in andere werken van Van der Aa een dragende rol speelt. Behalve in One gebeurt dat onder meer in de Here-trilogie, waarin de sopraansoliste tijdens de uitvoering de klinkende muziek met een cassetterecorder opneemt en weer afspeelt. Aan One wordt in After Life trouwens heel even gerefereerd, waar Aiden antwoordt op de vraag welk boek hij leest: «A mystery called One». De hint is zonder diepere betekenis, zegt Van der Aa: «Het is een beetje zoals bij Hitchcock, die in zijn films altijd even zijn eigen beeld in loopt.»
Net als One is After Life een multimediaal project waarin Van der Aa zich als componist, filmer en theatermaker heeft belast met de complete productie: muziek, filmbeelden, elektronische soundtracks en regie. Voor scenografie, licht en kostuums is wel een beroep gedaan op derden, evenals voor de uitvoering: de leiding van het Asko Ensemble is in handen van de Nederlandse dirigent Otto Tausk, en de acht vocale partijen worden vertolkt door een internationale cast van operazangers als Margriet van Reisen, Claron McFadden, Roderick Williams en Richard Suart.
Hoewel de opera in grote lijnen het scenario van Kore-Eda volgt, heeft de componist het gedeeltelijk naar zijn hand gezet. Het filmmateriaal in After Life is gebaseerd op de vraaggesprekken die Van der Aa afgelopen najaar met twintig mensen voerde over het beslissende moment in hun leven. Uit die twintig interviews selecteerde hij er zes. Twee gesprekspartners zijn als personages in de opera verwerkt. De resterende vraaggesprekken worden als documentaire intermezzi in de opera vertoond op transparante beeldschermen die soms tegelijkertijd een kader vormen voor de echte zangers op de bühne, waardoor werkelijkheid en film op een unieke manier met elkaar versmelten.
In zijn Amsterdamse werkkamer laat Van der Aa op zijn computer wat beeldfragmenten zien. Ze tonen de onschuldige kinderherinneringen van een klein jongetje, maar ook het indrukwekkende verhaal van een middelbare vrouw over haar herinneringen aan het Zuid-Afrika van de apartheidsfase. Ze vertelt hoe ze na de begrafenis van een vriendin wordt aangesproken door de vader van de overledene, een anti-apartheidsstrijder die haar op het hart drukt nooit Zuid-Afrika te verlaten, omdat het land haar type mensen nodig heeft. Met een van tranen verstikte stem bekent ze voor de camera dat ze toch gegaan is.
Dat is drama, dat is opera. Vandaar wellicht dat Van der Aa, beducht voor pucciniaanse taferelen, de grote emoties streng aan banden heeft gelegd door de zangers op te dragen hun partijen met gepaste beheersing te vertolken. In de «performance notes» bij de partituur merkt hij op dat «the vocal part should not be sung in an overly dramatic way. The part should have an intimate feeling to it, and should be sung in a baroque style with regards to vibrato, clarity of tone and expression.»
Van der Aa: «Die instructie heeft behalve met het libretto met mijn smaak te maken. After Life is veel verhalender, veel concreter dan One, en ik wil het verhaal zo realistisch mogelijk neerzetten. Dat heeft consequenties voor de speelstijl en de zangers. Ik geloof niet zo in het mooi afronden van die hoge d’s. Voor het opbouwen, ook van een toon, heb ik veel geduld, maar de deconstructie van materiaal interesseert me per definitie minder.»
De publiciteit rond After Life is in volle gang. In Amsterdam hangen posters met de kernvraag: wat was het meest beslissende moment van je leven? Geïnteresseerden kunnen hun bekentenissen kwijt op een speciale site, www.momentvanjeleven.nl. Het loopt er storm. Een lsd-trip, een coming-out, de eerste confrontatie met de tropen – de omslagmomenten zijn even talrijk als er mensen zijn. Het onderwerp leeft, zoals dat heet.
De diversiteit aan reacties heeft Van der Aa verbaasd: «Ik had een meer generiek soort antwoorden verwacht: de geboorte van een kind, een huwelijk. Maar blijkbaar lokt de vraag iets uit. Iedereen die hoort over de opera gaat onmiddellijk bij zichzelf te rade. De zangers van After Life reageren er net zo op.
Ik vond dat erg interessant om te zien. Misschien is de belangrijkste conclusie die ik uit het werk aan deze opera heb getrokken wel hoe verschillend we allemaal denken over wat geluk is. En hoe sterk dat ook weer aansluit bij hoe iemand is. Iemand die neerslachtig is vertelt over wat hem sterker heeft gemaakt, een optimist vertelt over een nieuwe baan. Ik heb iets over mensen geleerd. En dat is precies wat ik zo mooi vond aan de film van Kore-Eda.»
Première: Holland Festival, 2, 4, 5, 7, 8 en 9 juni. Muziekgebouw aan ’t IJ, Amsterdam