Vanmorgen vroeg was ik op Schiphol en meteen sloeg de paniek toe, want ik moest een papier voor een apparaat houden en er gebeurde helemaal niets.

Gelukkig kwam er een aardige juffrouw op mij af die mij hielp, en ik bleek helemaal niets fout te hebben gedaan, behalve dan dat ik naar een ander apparaat moest. Waarom is er niet altijd een juffrouw die je helpt, zoals vroeger?

Vervolgens moest ik door de controle. Ik ben een van de weinige mensen die het fijn vinden om door veiligheidspoortjes te mogen lopen, want ik ben tamelijk paranoïde. Ik schaam mij daarvoor en ik vertel het aan niemand, maar het is wel zo. Nu ergerde het mij dus dat mijn medereizigers niet goed genoeg werden gecontroleerd. Sommigen hielden hun schoenen aan of deden hun riem niet af en dat mocht allemaal. Ik kan mijn ziel best in lijdzaamheid bezitten, maar was toch door angst geagiteerd.

Misschien ben ik ook een zeikerd, maar als er dan toch ergens controle en handhaving is, doe het dan goed. Ook hier waren gelukkig weer aardige juffrouwen aan het werk. Ik heb het gevoel dat op Schiphol meer vrouwen dan mannen arbeiden. Werd vroeger een stewardess niet uitgekozen op haar schoonheid? Ik meen van wel. Want ik herinner me ook dat daar gedonder over is gekomen (want discriminatie) en ik heb dat destijds wonderlijk gevonden. Er zijn beroepen waar mooie mensen beter geschikt voor zijn dan lelijke. Je moet mij niet vragen voor een modefoto; wat ik ook aantrek, ik zie er altijd uit als een slons. Zo denk ik ook dat mooie stewardessen de passagiers beter op hun gemak kunnen stellen dan lelijke. Van mooie mensen ben je toch altijd enigszins onder de indruk. Althans, ik wel.

Na een uur vliegen landde ik in Parijs en ik liet me door een taxi naar mijn hotel brengen.

Het was duidelijk dat ik het hotel niet zelf hoefde te betalen. Het was eigenlijk te luxe voor mij.

Er zijn beroepen waar mooie mensen beter geschikt voor zijn dan lelijke

(Bij de zeepjes in de badkamer zaten ook condooms en er waren drie tv’s.)

Ofschoon ik een wat viezige kapitalistische materialist ben, maakt te veel luxe mij ongemakkelijk. Zo begrijp ik nooit echt wat mensen aan heel chique restaurants vinden, terwijl ik wel van heel lekker eten houd. Het ongemak dat ik voel omdat een onhoorbare stem en een onzichtbare hand me dwingen me te gedragen, maakt het smakelijkste eten voor mij wat zouteloos. Ik ben van ‘gewoon’. Daarmee bedoel ik dat ik het liefst eet in een wat shabby tent waar ik mag schreeuwen en me mag bedrinken. Hoewel ik nog nooit in een restaurant geschreeuwd heb noch me echt heel erg heb bedronken.

En ik zal vanavond moeten praten over Charlie Hebdo. Gek genoeg zie ik daar tegenop. Die schietpartijen op de redactie en in de supermarkt hebben me meer aangegrepen dan ik wil bekennen. De stop ging toen even van de fles met gevoelens die ik had weggestopt. Zoals bij mijn vader toen ik met hem naar de Bijenkorf wandelde in de jaren zestig. Opeens zag hij een groep Japanse toeristen bij de Dam. Hij meende zeker een Japanse soldaat te herkennen die hem in het kamp had mishandeld, maar wist tegelijkertijd dat dit niet kon. In mijn vaders kamp maakten Koreanen de dienst uit en de man die hij zag moest net als mijn vader ook twintig jaar ouder zijn geworden, en dat was niet zo. Toch was mijn vader van zijn stuk gebracht. Er was een onrechtvaardige woede in hem geslopen waar hij op dat moment geen uiting aan kon geven.

‘Zullen we kroketten eten?’ vroeg hij.

Natuurlijk.

‘Dan gaan we net zo veel kroketten eten als je wil’, zei hij.

Ik ben van ‘gewoon’