Ben zo terug, H. staat gekrabbeld op het papiertje dat op de deur is geplakt van haar huis in de Jordaan. Een minuutje later komt ze aangefietst. «Ja sorry, soms heb je van die dagen dat je nog zoveel moet regelen. Mijn zoon Joris vertrekt over een paar dagen naar New York. Hij gaat een tijdje studeren aan Columbia University. Geweldig. Hij wil ook filmer worden. Ik ben zo trots maar ook een beetje jaloers.» Al pratend opent documentairemaakster Hillie Molenaar de deur van haar woning. Ze lijkt nog sterk op de foto die 22 jaar geleden in De Groene stond bij een artikel over de abortusstrijd. Destijds sprak Molenaar met Aafke Steenhuis over haar eerste film Abortus doe je niet zomaar (1975) en over de tijd bij de Dolle Mina’s. Toen woonde ze nog op een etage in Amsterdam-West en lag zoon Joris kraaiend in de wieg. Nu, vele documentaires, wilde reisavonturen en een Gouden Beeld en Kalf later, is er opnieuw aanleiding om met Hillie Molenaar te spreken: in september treedt de bekroonde cineaste in de Tweede Kamer aan als opvolgster van PvdA-Kamerlid Marjet van Zuijlen.

Molenaar maakte in de afgelopen vijfentwintig jaar zo’n twintig documentaires over sociaal-politieke thema’s. Ze reisde de hele wereld af en verdiepte zich in uiteenlopende onderwerpen. Zo filmde ze het dagelijks leven in een sigarenfabriek in Cuba (The Factory), toonde hoe met gebrekkige middelen een ziekenhuis in Tanzania draaiende wordt gehouden (Insingiro Hospital) en ging naar het grensgebied tussen Rwanda en Burundi (Crossroads) om de gevolgen van de vluchtelingenstroom voor de lokale bevolking vast te leggen. Dit jaar verscheen voorlopig haar laatste documentaire, The Daily Nation, over het reilen en zeilen van een succesvolle krant in Kenia

Is het op z’n minst niet een beetje vreemd dat een rouwdouwer die eerder gewend is om met oude hobbelautootjes door Tanzania te rijden of met filmmateriaal uit een Egyptische taxi te springen, heeft gekozen voor het bedaagde parlementaire debat? Hillie Molenaar, die in de tussentijd een kopje Keniaanse thee zet, grinnikt: «Als filmer leer je dat bijna geen enkel probleem onoplosbaar is. Het maken van een documentaire betekent: je in de nesten werken en daar weer uit zien te komen met een film die ook nog eens goed moet zijn. In het buitenland moet je het vertrouwen van de autoriteiten winnen en tegelijkertijd zo veel mogelijk ruimte voor jezelf creëren. Veel van mijn films handelen over redelijk onschuldige onderwerpen, maar toch is er al snel een probleem. Je moet een spel spelen en vooral voorkomen dat mensen proberen jou voor hun karretje te spannen of de film als propaganda materiaal gaan gebruiken. Gelukkig heb ik dat snel door en kan ik heel goed doen alsof ik het niet in de gaten heb. En, geloof me of niet, ik kan ook heel diplomatiek zijn. Of dit van nut zal zijn in de Tweede Kamer weet ik niet, dat zal ik wel merken.»

Molenaar stapt niet geheel onervaren de politiek in. Al meer dan dertig jaar is ze lid van de PvdA. In de jaren zeventig hield ze zich bezig met de lokale politiek van Amsterdam. PvdA’er Jan Schaefer was de man die haar benaderde: «Ze zagen wel wat in een jonge, leuke, getalenteerde vrouw met arbeidersachtergrond. Ik kwam uit Sneek waar ik op de landbouwhuishoudschool had gezeten en was op mijn zestiende op eigen houtje naar Amsterdam vertrokken. Ik had allerlei baantjes en begon uiteindelijk in de filmwereld als scriptgirl. Ik wilde films maken, niet de politiek in. Overigens was de Amsterdamse PvdA in die tijd niet te harden. Ik werd niet goed van al dat gerook op die vergaderingen. De heren hadden misschien een vrouw thuis die voor hen de was deed, maar ik moest zelf de stank uit mijn kleren wassen. Ik schijn te hebben gezegd: als ik ooit de politiek in ga, dan niet de gemeentepolitiek maar de Tweede Kamer.»

Die gelegenheid diende zich twee jaar geleden aan. Het overkwam haar. Uit nieuwsgierigheid ging Molenaar in 1998 naar een bijeenkomst van de PvdA-jongerenorganisatie Niet Nix in Paradiso. Er werd gedebatteerd over een advertentie, opgesteld door de commissie-Dunning, waarin nieuwe kandidaten voor de Tweede Kamer werden gevraagd. In een opwelling bood Molenaar zich die avond aan als openbaar sollicitatieobject. Na een ondervraging besloot het publiek in de zaal dat ze een geschikte kandidate zou zijn. Molenaar liet het er niet bij zitten, stuurde de volgende dag haar cv door, moest de selectieprocedure doorlopen en stond uiteindelijk op de kandidaat-Kamerledenlijst.

Betekent de gang naar de Kamer tevens het einde van haar carrière als filmmaakster? Molenaar: «Ik zie mezelf als een filmer die de politiek in gaat. Ik ben absoluut niet uitgekeken op het maken van documentaires. Dit is een gelegenheid die zich voordoet. Niet alles in mijn leven is gepland. Zelfs mijn kind niet. Als ik terugkijk op wat ik heb gedaan, vind ik het leuk dat ik nu in zo’n situatie terechtkom. Hoe het er in de Kamer aan toegaat, moet ik natuurlijk allemaal nog ondervinden. Maar ik ben verschrikkelijk nieuwsgierig en wil graag nieuwe dingen leren. Daarom heb ik ooit het filmvak gekozen. Twee jaar geleden begon ik aan die film The Daily Nation. Ik ben toen mee geweest naar het gerechtshof, de gevangenis, het mortuarium, de achterbuurten en heb zelfs moeten rennen voor mijn leven. Dat heb ik allemaal kunnen meemaken dankzij het feit dat ik daar was. Dus ik zie wel. Ik zou graag een goed volksvertegenwoordiger willen zijn.»

Wat is dat? Ze grinnikt opnieuw. «Iemand die het volk goed vertegenwoordigt.»

Als filmmaakster heeft Molenaar veel met de publieke omroep te maken gehad. Daarnaast heeft ze als voormalig lid van de Europese Mediacommissie het Europese co-financieringsfonds naar Nederland gebracht. Met haar praktijkkennis zou ze zich, in de voetsporen van Marjet van Zuijlen, graag in mediazaken willen verdiepen. Vindt ze dat het kwaliteitsprofiel van de publieke omroep moet worden versterkt? «Ik zou graag eens een inspirerende toespraak van de netmanagers van de publieke omroep willen horen waarin zij hardmaken dat de publieke omroep haar bestaansrecht door kwaliteit moet aantonen en het waard is om publieke gelden te ontvangen. Hoe moet die omroep eruitzien tussen nu en tien jaar? In Engeland wil de BBC heel gericht naar kwaliteit streven. Ik vind dat je niet moet onderschatten wat het grote publiek wil. Het volk is heus niet alleen in voetbal geïnteresseerd. Er zijn genoeg goede dingen te maken die ook voor een breder publiek interessant zijn. Toevallig ben ik zelf van het volk dus weet ik waar ik het over heb.»

Op het gebied van de media zijn er nog meer ontwikkelingen die Molenaar zorgen baren. Over de hele wereld is het omroepbestel sterk aan het veranderen. De versplintering en digitalisering van de televisie is in veel moderne westerse landen al ver gevorderd. Het zouden onder andere de documentairemakers kunnen zijn die volgens Molenaar het slachtoffer worden van deze ontwikkeling. «Je krijgt allemaal themakanalen. Om die zaak overzichtelijk te maken krijg je bijvoorbeeld een gezondheidskanaal en een documentairekanaal en een vrouwenkanaal en ga zo maar door. Waarom? Om adverteerders te trekken. En zo’n adverteerder wil waar voor zijn geld en dus weten hoeveel mensen en welke doelgroepen naar de programma’s kijken. Dat kun je meten. Stel dat de NPS binnenkort een documentairekanaal gaat beginnen, dan kan men nagaan hoeveel mensen daar naar gaan kijken. Stel dat het er vijftigduizend zijn, dan betekent dat dat men voor dat aantal kijkers een budget beschikbaar stelt. Nu is er op de publieke netten nog negentigduizend gulden per uur beschikbaar, misschien beslissen ze dat het voor zo’n documentairekanaal ineens naar vijfentwintigduizend per uur moet. Omdat de budgetten naar beneden gaan wordt men afhankelijker van subsidies. In Engeland is dit proces al een tijd aan de gang. Het lijkt me belangrijk dat we gaan nadenken over deze ontwikkelingen en er een discussie over beginnen.»

Een portefeuille media, kunst en cultuur ligt dus voor de hand. Als Marja Wagenaar opvolgster wordt van Marjet van Zuijlen, zou Hillie Molenaar graag haar tweede woordvoerster worden. «Het lijkt me leuk om als team samen te werken, maar ik zie ook wel wat in ontwikkelingssamenwerking. Ik zou bijvoorbeeld media aan ontwikkelingssamenwerking willen toevoegen. Net als cultuur zou dat een nieuw onderdeel van het beleid moeten worden. We kunnen immers moeilijk tot in de eeuwigheid waterputten blijven graven.»

Twee weken geleden stapte Molenaar op de fiets en reed naar een opvangcentrum voor vluchtelingen in Osdorp. Ze had zich al langer voorgenomen om daar eens een kijkje te nemen. Eenmaal aangekomen maakte ze een praatje met twee heren die even daarvoor ingespannen de krant zaten te lezen. Ze bleken van de bewaking. « ‹U komt zeker langs naar aanleiding van die Somalische met die baby›, zei een van hen tegen mij. Ik vertelde dat ik wel eens wilde weten wat er gebeurt als iemand ‹uitgezet› wordt. Want waar zet je iemand uit. Het hek? Die mannen wisten het niet. Waar om niet? vroeg ik. Ze antwoordden dat het niet in hun takenpakket zat. Toen begon ik vreselijk te lachen. Ze hadden het zich niet eens afgevraagd! We hebben daarna nog eindeloos staan babbelen. Het waren twee schatten van mannen, dat wel. Ze zeiden: ‹Uitzetten betekent nog niet dat je morgen de grens wordt overgezet.› Nou, nu weet ik het nog steeds niet. Het verbaast me dat niemand daarover geschreven heeft.»

Het is duidelijk dat Molenaar er niet van houdt als er om de zaken heen wordt gedraaid. Juist omdat ze zo van aanpakken weet, is het maar de vraag of ze zich thuis zal voelen in de Haagse praatcultuur. Wellicht wordt zo’n idealistisch type als zij daar wel doodonge lukkig.

Ze klinkt voor het eerst licht verontwaardigd: «Waarom zegt iedereen telkens dat ik een idealist ben? Ik heb mijn normen en waarden. Misschien ben ik wel de meest pragmatische van het hele stel. Als je films maakt moet je altijd scoren. Je kunt niet met een pakket geouwehoer terugkomen. En nou ja, idealistisch, ik heb mijn geloof in de mens niet verloren. Is dat idealistisch? Daarbij kan ik er goed tegen om ongelukkig te zijn. Dat vind ik helemaal niet erg. Dat ben ik vaak genoeg geweest. Als ik ongelukkig ben, kan ik heel goed kijken naar mezelf en naar alles wat rondom mij heen gebeurt. Het is alsof je jezelf kunt splitsen. Natuurlijk zal het af en toe moeilijk worden maar dat is toch niet erg? Daarbij hoor ik van veel Kamerleden dat ze hun beroep het mooiste vak van de wereld vinden. Dus…»

De cineaste zwijgt even en grinnikt opnieuw: «Zo. Vind je nu dat ik de politiek in moet?»