
Parijs – Zijn beste vrienden zijn een paar uur eerder omgekomen bij een aanslag. Op de stoep wachten twee cameraploegen ongeduldig op zijn commentaar. Maar er zijn gewoontes waar de cartoonist Willem nu eenmaal niet van afwijkt. En zo werkt hij onverstoorbaar een salade naar binnen in zijn favoriete Italiaanse restaurant, nabij het Canal Saint-Martin, op de Parijse rechteroever. De eigenzinnige Willem, pseudoniem voor Bernard Holtrop, hoorde het nieuws van de schietpartij bij Charlie Hebdo in de trein naar Parijs. Vanaf het begin, dat wil zeggen vanaf 1970, tekent hij voor het weekblad. Een paar jaar geleden ruilde de tekenaar de lichtstad in voor een eilandje voor de Bretonse kust.
Met zijn compromisloze tekeningen en zwartgallige humor groeide Willem in Frankrijk in de loop der jaren uit tot een begrip. In 2006 viel een overzichtsexpositie van zijn werk in het Centre Pompidou samen met het proces dat de moslimorganisaties tegen Charlie Hebdo hadden aangespannen wegens de publicatie van een serie cartoons over de profeet Mohammed. Te elfder ure had de curator uit angst voor represailles een serie islamkritische sportprenten uit de expositie weggelaten. Nadat ze die beslissing voor de camera van de Nederlandse documentairemakers Walther Grotenhuis en Cinta Forger had toegelicht, eiste ze achteraf dat zelfs dat zou worden weggesneden. Voor Willem zelf, net als zijn collega’s bij Charlie Hebdo, zou dergelijke zelfcensuur ondenkbaar zijn en dat tekent de geest van het blad, dat in een lange Franse anti-autoritaire en antiklerikale traditie staat.
Met zijn gebogen tred, zijn wapperende witte haren en zijn wijd open gesperde ogen oogt Willem als een verdwaasde druïde. Maar zijn geest is zo helder als glas. Nadat er is gegeten en betaald is Willem, zonder zich verder om de wachtende cameraploegen te bekommeren, naar Libération gesneld. ‘Geen tijd, ze wachten daar op me’, zegt hij. Sinds 1981 tekent hij dagelijks voor ‘Libé’. De banden tussen de soixante huitards van Charlie Hebdo en Libération zijn altijd hecht geweest. In 2011, toen de redactieburelen werden verwoest door een nachtelijke brandbom, verleende Libération de redactie tijdelijk onderdak. Even daarvoor had Charlie Hebdo een ‘Charia Hebdo’ uitgebracht – met de profeet Mohammed als gasthoofdredacteur. Opgehelderd werd de aanslag nooit, maar niemand twijfelde in welke hoek de daders dienden te worden gezocht. Nu, na de verwoestende aanval van 7 januari, staat Libération opnieuw klaar. Het meest recente nummer van Charlie Hebdo, met op de cover een profeet Mohammed die zegt dat ‘alles vergeven is’, is ten burele van Libération geconcipieerd.
De avond na de aanslag heerst er een onwerkelijke atmosfeer, een combinatie van spanning en gelatenheid. Redacteuren lopen af en aan; op tafel staan flessen wijn en borden charcuterie. De gezichten staan bedrukt. Even eerder is de krant gezakt met de voorpagina die de komende dagen zal uitgroeien tot slogan van heel Frankrijk: ‘Nous sommes tous Charlie.’ Nu hij eenmaal is waar hij wezen wil, steekt Willem zijn minachting voor al diegenen die nu plotseling ‘Charlie’ willen zijn niet langer onder stoelen of banken. ‘Ik zou willen dat al die mensen die ons nu steunen het blad gekocht hadden’, zegt hij minzaam. ‘Dan waren we nu in goede financiële gezondheid geweest. Marine Le Pen, de paus, koningin Elisabeth, uit de meest onwaarschijnlijk hoek krijgen we steun.’
Wanneer Bernard Cazeneuve, de Franse minister van Binnenlandse Zaken, zich later op de avond ter redactie meldt om een woord van steun uit te spreken, zet Willem zijn eerdere woorden kracht bij en gaat even een luchtje scheppen. Op Place de la République, om de hoek bij de redactie van Libération, staan nog altijd honderden mensen. Ze hebben kaarsen in hun handen en zingen. Er is iets ingrijpends gebeurd vandaag, iets met een diepere betekenis, maar een die zich pas in de komende weken, maanden, jaren zal prijsgeven.
Zelf kan ik het nog niet goed bevatten. Eigenlijk pas wanneer ik Philippe Val, tot hij tot hogere functies werd geroepen de charismatische hoofdredacteur van Charlie Hebdo, op de radio zijn tranen de vrije loop hoor laten, sta ik mezelf iets van emotie toe. Ik volg Charlie Hebdo sinds ik in 2006 het breed in de internationale media uitgemeten proces tegen het blad versloeg. Voor een documentaire over Willem waaraan ik meewerkte, had ik in dezelfde periode veel met de redactie te maken. Bij Charlie Hebdo waren ze niet bang uitgevallen. Maar met die moslimextremisten hadden ze zich een geduchte vijand op de hals gehaald, zoveel was duidelijk. Tegelijk konden ze er niet omheen. ‘We kunnen onszelf niet verloochenen. Onze lezers zouden dat bovendien niet pikken’, hield de vorige week omgekomen hoofdredacteur Charb me voor toen ik hem in 2012 vroeg of de context zich wel leende voor de publicatie van een nieuwe serie Mohammed-spotprenten (Het nummer viel samen met de verspreiding van de film Innocence of Muslims, een ‘schijtfilm’ aldus Charb).
‘Iedereen was zich bewust van de risico’s’, zegt Caroline Fourest in haar appartement in de Marais. De essayiste raakte in de jaren negentig bij Charlie Hebdo betrokken en speelde een belangrijke rol bij de totstandkoming van de legendarische cover met een wenende Mohammed die uitroept: ‘Het is moeilijk om bij klootzakken geliefd te zijn.’ Ze was vrijwel direct op de plek des onheils en trof haar nog levende vrienden te midden van hulpverleners, brandweer en politie. Ze oogt onaangedaan en vastberaden, een kille woede sluimert in haar blik. Fourest geldt als een geduchte polemiste, haar naam figureert in de gloednieuwe clip Don’t Laïk van ‘islamo-tuig’-rapper Médine, een aanbeveling. Ze plaatst de bedreigingen en gewelddadigheden jegens satirici uit moslim-extremistische hoek in een rechte lijn met de moord op Theo van Gogh en de aanslag op de Algerijnse krant Soir d’Algérie in 1996, waarbij een groot deel van de redactie omkwam. ‘Het enige antwoord daarop is strijdbaar te blijven en ons te verenigen’, zegt ze.
Ondertussen is de jacht op de daders in volle gang. Er worden identiteitspapieren gevonden, het gaat om twee broers naar blijkt, Saïd en Chérif Kouachi, oude bekenden van de politie. Beiden zijn in de jaren na 2000 onder invloed gekomen van een groepje gewelddadige islamisten en geradicaliseerd. Ze omschrijven zich als ‘getto-moslims’ en maken reizen naar Irak, Tunesië en Jemen, waar Saïd in 2011 getraind wordt door de Jemenitische tak van al-Qaeda. Inmiddels zijn ze gesignaleerd in de streek ten noordwesten van Parijs. Televisiezender bfmtv volgt een politiebusje in de motregen op een weg. De ruitenwissers zwiepen, het is geweldige televisie.
Onwillekeurig moet ik denken aan de mail die mijn Franse vriend Laurent me enkele uren na de aanslag heeft gestuurd. Hij heeft iets van een persverklaring: ‘Vanzelfsprekend veroordelen ik en alle Franse moslims die ik ken de terroristische misdaad die is gepleegd bij Charlie Hebdo. Zeker, we dragen dit blad, dat het niet nalaat ons geloof belachelijk te maken, geen warm hart toe. Maar we zijn gechoqueerd en gekwetst door wat er gebeurt.
Omdat het de dood van deze mensen, die bovendien familie en kinderen hebben, niet waard is.
Omdat deze misdaad gepleegd is in naam van de islam.
Omdat onze positie in de samenleving verder zal verslechteren, dankzij een misdaad die twee individuen uit onze naam hebben gepleegd.
Ik ben ziek van al dit geweld, of het nu symbolisch is of niet.’

Laurent en ik gaan terug tot het moment dat ik tien jaar geleden in Parijs kwam wonen en hij me Franse les gaf. Hij was afkomstig uit een doorsnee gezin uit Orléans en studeerde met een beurs van de Franse staat geopolitiek aan de Sorbonne. Op zijn zeventiende had hij zich tot de islam bekeerd, naar eigen zeggen omdat hij zich niet thuis voelde binnen het katholicisme en op zoek was naar een directe band met God. Waar ik vaak onwillekeurig in de lach schoot bij de cartoons in Charlie Hebdo keek hij ernstig. Hij voelde zich werkelijk gekwetst. Niet dat hij eiste dat het blad verboden werd (al wenste hij dat stilletjes misschien wel), maar hij begreep werkelijk niet waarom dit nu nodig, laat staan lollig was.
Via muslimmarriagesite.com vond Laurent een meisje, de dochter van een tijdens de Algerijnse burgeroorlog naar Denemarken uitgeweken mensenrechtenadvocaat. Hij studeerde cum laude af, kreeg een promotiebeurs voor de Universiteit van Oxford, trouwde, kreeg twee schattige kindertjes en begon aan een slopend bestaan tussen Denemarken, Engeland en de Perzische Golf, waar hij veldonderzoek doet voor zijn proefschrift over watermanagement. Toen hij vorige maand een paar weken terug bij zijn ouders in Orléans was – hij mocht zich inmiddels Dr. noemen – zocht hij contact. Hij schreef me dat hij zich grote zorgen maakte over de sfeer die hij in zijn thuisland aantrof, getekend als die werd door de economische malaise, de impopulariteit van president Hollande, de snelle opkomst van Marine Le Pen en de successen van de publicist Eric Zemmour.
‘De “burgeroorlog” die Zemmour en Le Pen in het vooruitzicht stellen zie ik niet zo snel voor me’, stelde hij. ‘Maar wat ik wel vrees is een toename van geweld tegen moslims vanuit extreem-rechtse en andere groeperingen uit naam van een “verdediging van ons territoir”, geheel denkbeeldig, maar gelegitimeerd door dergelijke oorlogsprofetieën.’
De aan het rechtse dagblad Le Figaro verbonden journalist Eric Zemmour maakt sinds dit najaar furore met Le suicide français, een alternatieve geschiedenis van het Frankrijk van de afgelopen veertig jaar. Met veel brille schetst hij hoe opeenvolgende elites, van rechts tot links, zijn geliefde Frankrijk van Charles de Gaulle te grabbel hebben gegooid. Het gezag van de staat is ondermijnd geraakt, mannen zijn onzekere watjes geworden, individualisme en consumentisme hebben traditionele waarden vervangen. Veel erger: dankzij ongecontroleerde immigratie uit de voormalige koloniën in Noord- en West-Afrika is de islam als een soort Paard van Troje binnengebracht. De ultieme revanche voor de kolonisatie: Frankrijk wordt nu van onderop gekoloniseerd door hordes Arabieren en Afrikanen. Wat aanvankelijk nog een gedocumenteerde kritiek op decennia falend integratiebeleid lijkt, ontaardt uiteindelijk in een nationalistische rant waar de reactionair Charles Maurras zijn vingers bij af zou likken. Geloof de politici niet die ons proberen wijs te maken dat islam en democratie kunnen samengaan, stelt Zemmour. De islam ligt als een Fremdkörper in het Franse landschap, moslims vormen een vijfde colonne, een ‘ennemi intérieur’, en burgeroorlog ligt in het verschiet. Zemmours boek prijkt al maanden boven aan de bestsellerlijstjes en heeft het toch al gespannen publieke debat verhard.
op de druilerige ochtend na de schietpartij bij Charlie Hebdo spreek ik Nabil Ennasri in Saint-Denis, direct ten noorden van Parijs. ‘Ik ben droef gestemd en ontzet door de aanslagen’, zegt ook hij. ‘En kwaad omdat de naam van de profeet is gebruikt om deze walgelijke aanslagen te plegen. Daar zullen uiteindelijk miljoenen gewone moslims de prijs voor betalen, want clichés en stereotypen zullen worden uitvergroot.’ Ennasri leidt een landelijke moslimfederatie, schreef een boek over oliedwergstaat Qatar en maakt geen geheim van zijn politieke ambities. Zijn Facebook-profiel telt ruim 23.000 likes. ‘Je voelt dat er een emotie loskomt die brandstof biedt voor een versnelling van allerlei zorgelijke ontwikkelingen in de Franse samenleving’, zegt hij. Ennasri wijst op de reeks incidenten die direct op de aanslagen tegen Charlie Hebdo volgden. In de vijf dagen erna werden meer dan twintig gevallen van brandstichting en vandalisme tegen moskeeën gemeld. ‘Franse moslims dreigen klem te raken tussen twee uitersten: extremistische geweldplegers die uit naam van de profeet aanslagen plegen enerzijds en anderzijds een deel van de samenleving dat meent dat er in Frankrijk geen plaats is voor de islam, dat die uit het sociale lichaam dient te worden weggesneden.’
In haar met oude covers volgehangen kantoortje in het tiende arrondissement is ook Elisabeth Lévy boos en verdrietig. Verdrietig om de dood van haar collega’s; boos vooral op degenen uit de linkse pers die nu al kraaien dat het probleem in Frankrijk de islamofobie is. ‘Wat me razend maakt is dat juist die beschuldiging voor sommigen gelijkstaat met een doodvonnis. Want het is juist omdat die tekenaars “islamofoob” werden geacht dat ze vermoord zijn. Dus als ik dan mensen lees als Edwy Plenel van Mediapart of Jules Joffrin van Libération, die stellen dat het probleem niet de radicale islam is, maar die “schoften” als Zemmour, Alain Finkielkraut of ikzelf, dan begin ik rood uit te slaan.’
Lévy is de stevig gebekte oprichtster en hoofdredacteur van Causeur, een maandblad dat stevig tegen de linkse stroom in zwemt en niets moet hebben van de zogeheten bien pensants – de pausen van het linkse politiek correcte denken. De essayist en cultuurcriticus Alain Finkielkraut, auteur van het eveneens veelbesproken boek L’identité malheureuse, is er kind aan huis en vorige maand nog was er een special rond Eric Zemmour. Hij vond de voltallige redactie tegenover zich. Causeur is niet per se rechts, of moreel conservatief zoals zijn neefje, Valeurs actuelles. Eerder dwars, of zoals Lévy het zelf omschrijft: ‘We gaan geen debat uit de weg, we houden hier van een stevig robbertje vechten.’
Lévy’s voornaamste vrees is dat het lood juist de ándere kant op zal slaan, dus niet richting verdere stigmatisering en uitsluiting van moslims, maar richting het smoren van alle kritiek op de islam. ‘Op rechts heb je hier lui die immigratie, islam en extremisme op één hoop gooien. Maar op links bestaat de neiging te doen alsof niets met niets te maken heeft, alsof het zou gaan om een paar geïsoleerde gevallen die zomaar uit de lucht komen zijn vallen.’
Ze vervolgt: ‘Ik stel vast dat er bij een aanzienlijk deel van de Franse moslims een overgevoeligheid bestaat voor kritiek, met name waar het aankomt op satire en spotprenten en die niet conform aan de westerse waarden is, die rusten op de notie van pluralisme.’ Leven in een vrije samenleving betekent volgens Lévy dat je tegen een stootje kunt. ‘Zodra we de ideeënstrijd niet meer kunnen voeren zonder elkaar te mogen bespotten of te bekritiseren rest uiteindelijk slechts het geweld om je punt te maken.’
Niemand die ik spreek tijdens de dagen na de aanslag toont zich er bijzonder verrast door. Na de moordpartij die Mohammed Merah in 2012 in Toulouse aanrichtte, was het slechts een kwestie van tijd voordat er een omvangrijke aanslag van het formaat ‘Charlie Hebdo’ zou plaatsvinden, zo is de algemene overtuiging. Toch denkt Michel Wieviorka, en daarin is hij bepaald niet de enige, dat er sprake is van een vóór en een ná ‘Charlie’. In het tijdelijke onderkomen van het Maison de Sciences de L’Homme, een modern gebouw langs de Seine, wrijft de beroemde socioloog zijn rood doorlopen ogen uit. De voorbije nacht heeft hij opiniestukken zitten schrijven en de hele ochtend beantwoordt hij al vragen van journalisten.
‘We sluiten nu een periode af die een jaar of dertig à veertig duurde’, zegt hij. ‘Hierin zag Frankrijk zijn belang in de wereld en in Europa gestaag afnemen, slaagde zij er niet in de immigratie te verwerken en opeenvolgende banlieue-crises te bezweren. Tegelijk manifesteerde zich een politieke systeemcrisis die klassiek links noch klassiek rechts in staat bleek op te lossen. En op een goede dag explodeert dat alles dankzij een schietpartij die twaalf mensen, waarvan het merendeel tekenaars en journalisten, het leven kost. Nu hebben we de mond nog vol over nationale eenheid en rouw en gezamenlijkheid, maar wanneer dat is weggeëbd is de verleiding van de radicale islam er nog steeds gewoon. Dan is alles zelfs dusdanig op de spits gedreven dat er een antwoord op moet komen. En aangezien geen van de regeringspartijen dat antwoord in petto heeft en ze ongetwijfeld dezelfde steriele debatten zullen voeren, is het gevaar levensgroot dat alles bij het oude blijft en daar zal het Front National van Marine Le Pen onherroepelijk van gaan profiteren.’
Een politieke crisis dus in essentie, aldus Wieviorka, want, zo stelt hij: ‘Waar elders in Europa de zaak weer langzaam in beweging komt, is in Frankrijk alles bij hetzelfde gebleven, de politieke acteurs, de manier van dingen aanpakken en de reflexen – terwijl de wereld veranderd is. Frankrijk is verstijfd en verlamd en niet in staat gebleken iets nieuws te verzinnen.’
In werkelijkheid krijgt de eenheid waar Wieviorka het over heeft niet eens de kans om rustig weg te ebben. Die is al verdwenen voordat de ‘republikeinse mars’ van zondag zich goed en wel in beweging heeft gezet. Op de vraag of Marine Le Pen daar ook welkom is zegt Pascal Lamy, de socialist die met de organisatie is belast, dat de gedachte om haar uit te nodigen niet eens in hem opgekomen is. Dat was de cue waar de presidente van het Front National op wachtte: ze schreeuwt onmiddellijk moord en brand, stelt verontwaardigd waar de Parti Socialiste het lef vandaan haalt om een kwart van de Franse kiezers (het aantal dat tijdens de laatste Europese verkiezingen op het Front National stemde) van de nationale consensus uit te sluiten. Hollande corrigeert Lamy niet. Iedereen is welkom, zegt hij. Maar apart uitnodigen doet hij Le Pen niet. De ump van Sarkozy protesteert – weg politieke eenheid.
Op de boulevard Auguste Blanqui, vanachter de door de cartoonist Plantu beschilderde voorpui van Le Monde, probeert Sylvie Kauffmann, hoofdcommentator bij het prestigieuze dagblad, Hollande’s beslissing in perspectief te zetten. ‘Die mars is in de eerste plaats een mars van burgers’, zegt ze. ‘Politieke partijen vervullen daar een rol in, door bijvoorbeeld hun kiezers op te roepen om te komen. Zeker, het is belangrijk om de kiezers van het Front duidelijk te maken dat het ook hun plicht is om deel te nemen. Maar had ook de leiding van het Front uitgenodigd moeten worden? Dat is een ander verhaal, want Marine Le Pen en Charlie Hebdo verkeerden op voet van oorlog met elkaar.’ Kauffmann is van mening dat Le Pens manier van profijt trekken uit deze kwestie het Front National zal marginaliseren. ‘Ze heeft een kans gemist om nog verder naar het midden op te schuiven. In plaats daarvan koos ze ervoor om buitenboord te blijven, de vinger wijzend naar de islam en de gevestigde partijen.’
Maar is niet dat juist waarmee ze zo groot geworden is? En was het geen blunder van de eerste orde van Hollande om Le Pen niet alsnog te vragen? Iets met dat je een son-of-a-bitch beter ‘inside the tent pissing out’ kunt hebben dan ‘outside the tent pissing in’? Nee, zijn churchilliaanse moment lijkt Hollande – alweer – te hebben gemist.
Op de radio is al urenlang sprake van een gijzeling in een kosjere supermarkt nabij Porte de Vincennes, in het zuidoosten van Parijs. Waarschijnlijk dezelfde persoon die op donderdag een politieagente neerschoot voor een joodse school. De aanslagplegers op Charlie Hebdo houden zich ondertussen schuil in een drukkerij in het stadje Dammartin-en-Goële, ten noordoosten van Parijs. Substantiële delen van de hoofdstad zijn afgezet, de weinige auto’s die nog op straat zijn rijden hard door. Een taxichauffeur verontschuldigt zich en zegt dat hij zijn kinderen van school gaat halen. Op de radio wordt juist weer gezegd dat ouders hun kinderen tot nader order op school moeten laten. Overal klinken sirenes, in de metro loeren de reizigers wantrouwig naar elkaar. Het zijn de momenten dat je beseft wat terreur met mensen doet. Net als met de schutters van Charlie Hebdo loopt het met de gijzelnemer slecht af. Maar al snel blijkt dat hij direct na binnendringen van de supermarkt vier mensen heeft gedood.
Wanneer ik de volgende dag ga kijken is de ontzetting nog steeds groot. Hier is men niet alleen Charlie, maar ook politieagent en jood. Buurtbewoners leggen bloemen. Of staan gewoon een beetje verslagen in een portiek. Andrée Abihssir, een mevrouw van in de vijftig, verzucht dat ze het geweld tegen joden niet meer verdraagt. ‘We hebben er genoeg van, van die Arabieren en die moslims. Ja, u heeft het goed gehoord. Eerst dachten we het alleen, maar nu zeggen we het ook.’
Op zondag, enkele uren voor het begin van de republikeinse mars, duikt een video op van Amedy Coulibaly, de gijzelnemer in de kosjere supermarkt. Van over zijn graf zegt hij te hebben gehandeld namens Islamitische Staat. Zijn acties heeft hij tevoren ‘afgestemd’ met de Kouachi-broers. Een zwartkijker zou zeggen dat de wereld zojuist getuige was van de eerste succesvolle internationale samenwerking tussen al-Qaeda en IS.
In verband met de komst van een vijftigtal regeringsleiders zijn hele wijken afgezet. Duizenden Parijzenaars, deelnemers aan de mars, lopen zich vast op een politiekordon. Ze zingen en applaudisseren. De sfeer is feestelijk en ernstig tegelijk. Pascal Suzan, een 45-jarige restaurantmanager wiens hoofd nagenoeg verdwijnt in een opgewerkte wollen sjaal, zegt dat hij is gekomen om te laten zien dat hier niet alleen een paar gezagsdragers staan, maar een heel volk. ‘Er zullen meer aanslagen volgen’, zegt hij vastberaden. ‘Maar wij staan hier, om te laten zien dat we aan onze vrijheid hechten. We zullen duizend kogels opvangen als het moet.’
Sarah Bydlowski, een roodgemutste kinderpsychiater met in haar ene hand een elektronische sigaret en in de andere haar achtjarige zoontje, zegt misselijk te zijn van de aanslag op Charlie Hebdo. ‘Zij zagen die zelf misschien aankomen, ik in het geheel niet.’ Bydlowski is geroerd door de opkomst deze zondag, maar de beslissing om Marine Le Pen niet uit te nodigen noemt zij onwijs. ‘We missen haar hier niet of zo, maar het toont dat die zogenaamde eenheid illusoir is.’ Op tv-schermen in cafés langs de route wordt gesproken van een Marche pour l’Histoire. Door heel Frankrijk defileren die dag zo’n vier miljoen mensen.
’s Avonds laat, op de boulevard Richard Lenoir, ter hoogte van de plaats waar politieman Ahmed Merabet werd geëxecuteerd door de Kouachi-broers, blijven mensen bloemen leggen en kaarsjes branden. Een levensgroot portret van Merabet staart de omstanders aan, een open, lachend gezicht. ‘Wij zijn óók Ahmed Merabet’, heeft iemand op een briefje geschreven.
Beeld: (1) Milo. (2) Gabriël Kousberg.