
Soms verschaft een boek je zoveel nieuwe inzichten dat je na elk hoofdstuk even moet bijkomen. Van The XX Factor, een populair-wetenschappelijk werk vol cijfers en statistieken, verwachtte ik dat niet bepaald – ik begon eraan als verplichte kost, omdat ik de publicaties over vrouwen en feminisme nu eenmaal volg, in de vooralsnog ijdele hoop dat iemand ons van een nieuw, duidelijk stempel of inspirerende strijdkreet kan voorzien. Auteur Alison Wolf, een Britse econome en beleidsadviseur, doet dat niet. Ze wil het ook niet. Wolf is ervan overtuigd dat er anno 2014 geen vrouwelijke ‘wij’ meer bestaat. The XX Factor vormt de soms warrig neergepende maar bewonderenswaardig goed gedocumenteerde onderbouwing van die stelling. Voor wie nog hoop koesterde op een derde feministische golf: lees niet verder.
Wolf richt zich in The XX Factor op de groep die optimaal profiteert van ruim een eeuw emancipatie: de zeventig miljoen ‘professional women’ die de wereld inmiddels telt. In ontwikkelde landen vormen ze zo’n tien procent van de totale beroepsbevolking en twintig procent van alle werkende vrouwen. Hun levens lijken op elkaar: ze zijn hoogopgeleid, economisch zelfstandig en ze werken fulltime, ook na een eventueel huwelijk of de komst van kinderen. Nederland is uniek in zijn grote coulance jegens parttime werk in de hogere regionen van de arbeidsmarkt. Overal elders geldt: hoe mooier de carrière, hoe groter de vereiste inzet. De overheid is een relatief gunstige sector wat uren en arbeidsomstandigheden betreft, maar in het bedrijfsleven is totale toewijding een must, wat in de huidige 24-uurseconomie ook niet zo vreemd is.
Alleen al door de tijd die het opslokt, is werk in het leven van de ‘tien-procent-vrouwen’ dus het belangrijkste sturend mechanisme: hun woonplaats, behuizing, koop- en consumptiegedrag, vriendenkring en of en wanneer ze een serieuze relatie beginnen en kinderen krijgen zijn er allemaal aan gerelateerd. Zelfs met een familiefortuin of rijke echtgenoot achter zich riskeert een vrouw die het radicale besluit neemt om haar baan op te geven een maatschappelijke val van jewelste.
Over het Nederlandse parttime-paradijs merkt Wolf nuchter op dat het in de eerste plaats een teken van welvaart is, geen uitkomst van een collectief beleden ideaal. Dat klopt met wat ik in mijn directe omgeving zie gebeuren: op het moment dat een vrouw haar (gezins)leven door bijvoorbeeld het ontslag van haar partner bedreigd ziet, breidt ze de tijd die ze aan werk besteedt uit met extra uren of dagen. Dan maar minder vaak op het schoolplein of met vriendinnen aan de koffie. Ik ken menige vrouwelijke kostwinner – geen uitgekiende strategen, maar wel slagvaardig en behept met verantwoordelijkheidsbesef. Ze leven als hun vaders vroeger, met als het meezit een partner die kookt en wasjes draait.
In die nieuwe wereld zijn man en vrouw dus inderdaad, precies volgens het feministisch ideaal, gelijk aan elkaar. Ze hebben dezelfde doelen, leveren dezelfde worsteling met tijd, en hanteren als er kinderen komen dezelfde, even ambitieuze als zorgelijke opvoedmethode. Tussen zonen en dochters wordt ook steeds minder onderscheid gemaakt: zelfredzaamheid en goede studieresultaten staan voorop. Niet de huwelijksmarkt, maar de arbeidsmarkt dient veroverd te worden. Tot voor kort gold voor meisjes het omgekeerde, aldus Wolf, die auteurs als Jane Austen aanhaalt om het schrikbeeld van de ‘oude vrijster’ mee te illustreren. Een vrouw die ‘overbleef’ wachtte behalve vilein geroddel ook levenslange economische afhankelijkheid van haar vader, broer(s) of andere familieleden. Inmiddels is huwelijk noch moederschap voor meisjes en vrouwen een plicht.
Tot zo ver goed nieuws, zou je denken. Dit wilden we. Gelijkwaardig zijn aan de man, onze hersens gebruiken, volwaardig meetellen op elk gebied – mannen overtreffen, als het even kan. Niks wat wij niet ook kunnen, of zelfs beter. Nieuwe rolmodellen als popster Beyoncé en Sheryl Sandberg, Chief Operating Officer van Facebook, vertegenwoordigen het ultieme vrouwelijk slagen: vakbekwaam, machtig, schatrijk en óók nog getrouwd en moeder. De obstakels, aldus Sandberg in haar vorig jaar verschenen bestseller Lean In: Women, Work, and The Will to Lead, tussen een vrouw en een topcarrière zitten deels in haar hoofd: ze wordt belemmerd door vastgeroeste ideeën over hoe ze zich dient te gedragen. Weg daarmee, doceert Sandberg. Geef toe aan je ambities, durf uit te blinken, maak die overuren. Een ‘work-life balance’ is nonsens voor wie de top wil bereiken.
Een vergelijkbaar Nederlands initiatief was er al in 2006: Women on Top, met publiciste Heleen Mees en eurocommissaris Neelie Kroes als vaandeldraagsters. 31 mei 2011 hief de club zichzelf abrupt op. ‘Nu de Eerste Kamer had ingestemd met wettelijke streefcijfers voor vrouwen in raden van bestuur en raden van commissarissen kwam de bestaansgrond te vervallen’, meldt de nu slapende website women-on-top.nl.
Lean In is intussen going strong, met ruim vierhonderdduizend Facebook-likes en 1,5 miljoen verkochte boeken. In april verschijnt Lean In for Graduates, een tweede editie met speciaal op jongere vrouwen gerichte carrière-adviezen van ‘experts’. Sandberg voegt alleen een ‘brief’ toe. Lean In, the Movie komt er ook: Sony Pictures laat een fictief verhaal schrijven op basis van de kantoorperikelen uit het boek. De filmopbrengsten gaan naar de Lean In-stichting. Sandbergs huidige, aan Facebook-aandelen te danken vermogen wordt geschat op ruim één miljard euro.
Zoals het een goeroe betaamt, wordt Sandberg behendig afgeschermd van al te lastige vragen of infiltranten. Publiciste Susan Faludi, die voor een reportage in online tijdschrift The Baffler probeerde om haar met kritische vragen te bejegenen, kreeg van Sandbergs pr-team nul op het rekest. Faludi zette door. Waarom waren Lean In en Facebook zo met elkaar verstrengeld? Wist Lean In van het tot in de rechtbank aangevochten vrouwvijandige beleid van bedrijven als Wal-Mart, Wells Fargo en andere ‘Platform Partners’? En hoe zat het bij Facebook met de man-vrouwverhoudingen – kwamen behalve Sandberg meer vrouwen hogerop? Uit de vage, ontwijkende antwoorden die ze kreeg, trok Faludi een harde conclusie: Sandbergs feminisme strekt niet verder dan vrouwen met een vergelijkbaar potentieel als zijzelf. Haar veelgeprezen personeelsbeleid bij Facebook, met kinderopvang, verlofregelingen en gereserveerde parkeerplekken voor zwangere werkneemsters, zijn bedoeld om vrouwelijk toptalent aan te trekken en te behouden. Toptalent levert winst op. Facebook-oprichter Mark Zuckerberg lokte Sandberg in 2008 weg bij concurrent Google vanwege haar bewezen aanleg ‘to manage hypergrowth’, oftewel: hoe Facebook behalve immens populair ook winstgevend te maken. De ‘persoonsgerichte’ marketingtactieken die het bedrijf sinds Sandbergs komst toepast betalen zich tot nu toe ruimschoots uit.
‘That’s so depressing’, zucht Alison Wolf aan de telefoon vanuit Londen als ik haar voorleg dat tweede-golffeministe Gloria Steinem nu tot Sandbergs fanclub behoort. Steinem komt ook in The XX Factor voor. In 2008 verloor Hillary Clinton de strijd om het leiderschap van de Democratische Partij van Barack Obama. Doorslaggevend daarbij was ‘the college vote’, de merendeels vrouwelijke studentenpopulatie, die massaal voor Obama bleek te kiezen. Steinem was als vanzelfsprekend voor Clinton: dat was een vrouw aan de ‘zusterschap’ verplicht. Steinem was geshockeerd door het verraad van de jongere generatie. Dachten deze onnozele studentes soms dat ze konden ontkomen aan het ‘seksuele kastensysteem’? Maar ze vond geen gehoor, aldus Wolf. Jongere vrouwen letten niet op sekse als ze gaan stemmen. Misschien voelen ze intuïtief aan dat een vrouw aan het roer niet automatisch goed nieuws betekent.
Diezelfde boze Steinem schaart zich nu dus achter Sandberg, wier ‘radicale (…) verkeerd begrepen ideeën (…) ons voorgoed zouden kunnen bevrijden van de gender police’, aldus de inmiddels tachtigjarige feministe in Time Magazine vorig jaar, dat Sandberg op z’n jaarlijkse lijst van ‘the world’s most influential people’ zette.
Wolf wordt er moedeloos van. ‘Begrijp me niet verkeerd’, zegt ze. ‘Ik ben niet tégen vrouwen als Sandberg. Misschien zijn haar image en felle optreden voor sommigen inspirerend. Steinem behoort tot een luidruchtige generatie actievoersters die denkt dat alles waar zij in geloven automatisch progressief is. Ze zijn geharnast: de man is de vijand, de onderdrukker, de “kolonisator” van de vrouw. Maar Sandberg wordt omringd door mannen. Als ze het niet met ze kon vinden, was ze nooit zo ver gekomen.’
Volgens Wolf is top-down feminisme een illusie. Ze is niet de eerste die bezwaren aantekent, maar voert harde cijfers aan die de argwaan van critici als Susan Faludi en New York Times-columnist Maureen Dowd bevestigen. Quota’s voor vrouwen in directies en besturen zijn leuk voor een klein, sociaal bevoorrecht segment – de tien procent of, op het niveau van Sandberg, nog niet één procent van het geheel. En net als in de politiek is geenszins bewezen dat vrouwen in de top van het bedrijfsleven zich ‘zusterlijk’ gedragen. Ze verschaffen andere vrouwen wél werk. Wolf spreekt van de ‘return of the servant classes’: de schoonmaaksters, koks, nanny’s, au pairs, crèche-uitbaatsters, party planners en dog walkers die een topvrouw moet inhuren om haar leven ook buiten kantoor op rolletjes te laten verlopen. Dit zijn ‘zusters’: de miljoenen vrouwen lager op de arbeidsladder die wereldwijd nog steeds de bulk van de zorgende beroepen uitoefenen.
Dat verklaart ook het Scandinavische misverstand: de stimulerende overheidsmaatregelen om vrouwen fulltime aan het werk te houden, zorgden daar ook voor een explosie van vrouwen in de prestigeloze zorgsector. Al deze, vaak slecht betaalde vrouwen kunnen ‘in leanen’ tot ze een ons wegen, maar dat stuwt ze echt niet richting de top. Een Aziatische nanny in New York is al blij met een verblijfsvergunning.
The Death of Sisterhood luidde de grimmige ondertitel die Wolf zelf voor haar boek had bedacht. ‘Daar wilde mijn uitgever niets van weten’, grinnikt ze. ‘Te agressief. Het werd How Working Women Are Creating a New Society, maar mijn redacteur in New York vond dat weer veel te saai. Voor de Amerikaanse editie bedacht zij How the Rise of Working Women Has Created a Far Less Equal World. De inhoud bleef identiek, maar die titel was genoeg om mensen kwaad te krijgen. In Canada werd ik nog het felst aangevallen – ik was een antifeminist. Mensen willen dit niet horen. De vanzelfsprekende loyaliteit onder vrouwen is een hardnekkig ideaal.’
Welke feministische idolen zijn er dan nog, vraag ik Wolf. Aan wie kunnen jonge vrouwen met grote plannen zich volgens haar het beste spiegelen? Wolf piekert even. ‘Ik bewonder Angela Merkel’, zegt ze dan. ‘Vanwege haar kracht en politieke stellingname. Mijn dochter, nu 29, heeft zich een tijd verdiept in Levi-Montalcini, de Italiaanse neurologe die in 1986 de Nobelprijs kreeg. Maar eigenlijk hebben we dat soort superheldinnen niet meer nodig. Als ik aan meisjes van in de twintig vraag welke vrouw ze het meest bewonderen, zeggen ze vaak: mijn moeder. Ze zien nu hoe goed die het eigenlijk allemaal gedaan heeft.’
Alison Wolf, The XX Factor: How Working Women Are Creating a New Society, Britse editie, Profile Books, € 25,99; The XX Factor: How the Rise of Working Women Has Created a Far Less Equal World, Amerikaanse editie, Crown Publishing Group, € 28,99. De Nederlandse vertaling, De XX factor: Zeventig miljoen vrouwen aan de top verschijnt binnenkort bij Atlas Contact (paperback, 464 pagina’s, € 21,99)
Beeld: Upper East Side, New York. Alison Wolf: ‘Als ik aan meisjes van in de twintig vraag welke vrouw ze het meest bewonderen, zeggen ze vaak: mijn moeder.’ (Susan Meiselas/Magnum/HH).