De uitreiking van de Libris Literatuurprijs volgde ze dit jaar via de televisie, in plaats van dat ze aan een van de schrijverstafels in het Amstelhotel zat. «Haar» schrijver K. Schippers won. «Ik stond voor die tv en dacht: wat moet ik nou doen? Ik heb jaren aangezeten aan dat diner, ik heb er geen probleem mee om er níet bij te zitten, maar als ik dan zie dat Gerard (Gerard Stigter schrijft onder het pseudoniem K. Schippers – mp) die prijs eindelijk krijgt…
Ik wil mensen niet in verlegenheid brengen. Doordat je ergens bent weggegaan, en door de maníer waarop dat is gebeurd, zo snel, vinden sommige mensen het ongemakkelijk als ze me zien. Ik wil niet dat ze denken: o god daar komt die Paris aan, die moet er weer zo nodig bij zijn. Maar ik denk: Gerard vindt het misschien toch ook wel fijn als ik hem kom feliciteren. Jezus! Wat moet ik doen?»
Thuis bij Lidewijde Paris, in de Watergraafsmeer, Amsterdam. De muren zijn turkoois, de deuren knalgeel, maar een aantal moet nog worden geverfd. Negen jaar woont ze hier en er staan nog verhuisdozen opgestapeld in de hal. Het zegt iets over de intensiteit waarmee ze haar werk buitenshuis altijd heeft gedaan. Tot driekwart jaar geleden bivakkeerde Paris voornamelijk aan Singel 262, op de burelen van uitgeverij Querido, waar ze de uitgever was. Het heeft even geduurd voordat ze instemde met een interview. Er was veel gebeurd, en wat moest ze wel en niet zeggen? Ze had weinig zin in rancuneuze verhalen, vuile was of zieligheid. Ruim drie maanden na het officiële afscheidsfeest, waaraan een sabbatical van vier maanden voorafging, is ze haar draai weer een beetje aan het vinden. Er zijn geen geheimen, alleen maar zaken die er niet meer toe doen. «Geluk» vindt ze een mooie invalshoek voor een gesprek. Het zonlicht heeft ruim baan in wat nu haar kantoorruimte is. Overal boeken, typoscripten, kranten, uitgeversprospectussen. Grote archiefdozen en ladekasten tegen de muur. Op haar bureau ligt een krantenknipsel met een verslag van het interview dat ze onlangs met Carolijn Visser hield voor een publiek in Haarlem.
Lidewijde Paris (1962) was en is een niet te missen verschijning. Lang en expressief, met een opvallende kledingstijl en een geprononceerd brilmontuur. Extravert spreekster ook, en een van de weinigen in de uitgeverswereld die even makkelijk in het Nederlands als in het Engels haar schrijvers in het zonnetje kan zetten. Haar ervaring en talent is ze aan het bundelen voor een nieuwe fase in haar leven. De bril is nu vaker af dan op. Tien kilo is ze afgevallen.
Haar loopbaan in het uitgeverijwezen begon met het uittypen van de brieven van Willem Elsschot. Daarna was ze redacteur bij Prometheus en Nijgh & Van Ditmar. In vier jaar tijd bouwde ze een groot netwerk op en haalde schrijvers als Sarah Waters, Ann-Marie MacDonald en Joseph O’Connor bij Nijgh naar binnen. Tot ze tot haar verbazing door Ary Langbroek, destijds directeur van Querido, werd benaderd voor de uitgeversfunctie bij Querido.
Lidewijde Paris: «Querido was een soort eerste liefde. Een heerlijk fonds, helemaal mijn smaak. Ik had er ook iets aan toe te voegen, zeker op buitenlands gebied. De uitgeverij moest verjongd worden, moest zich meer naar buiten richten, en het buitenlandse fonds moest worden opgezet. Ik heb altijd ideeën, altijd plannen. Dan is misschien ook de consequentie dat je een keer de baas moet zijn. Verwezenlijk die ideeën dan maar eens. Ik vroeg aan Ary: wat moet ik met al die schrijvers? Hij zei: je moet de vader en de moeder zijn van alle schrijvers. En wat hij ook zei: je moet genieten van de mooie dingen en de vervelende dingen in kleine stukjes hakken.»
Aan dat laatste heeft ze nog wel eens teruggedacht, want het was een zware baan. Er moest veel veranderen en gebeuren. Desalniettemin bracht de enthousiasmerende persoonlijkheid van Paris een cultuurverandering teweeg. En samen met de redactie haalde ze nieuwe schrijvers binnen en bouwde ze een buitenlands fonds met David Mitchell, Edward P. Jones en Marlene van Niekerk. Als een schrijver zijn manuscript kwam inleveren, trommelde ze de medewerkers bij elkaar en werd er een fles wijn opengetrokken.
«Ik wilde dat schrijvers het idee hadden dat er een team voor ze klaarstond. Successen zijn van de groep. Met schrijvers over hun boeken praten was altijd de rode draad. En de lol. Ik vond het heel bijzonder dat de schrijvers mij al vrij snel hun vertrouwen gaven. Later is mijn zelfvertrouwen ook minder gedeukt geraakt door de steun en de dankbrieven van schrijvers en anderen met wie ik heb gewerkt.»
In oktober 2005 wilde de directie het anders. Met Paris werd over een andere baan binnen de uitgeverij gepraat.
«Strikt gesproken: het was niet mijn keuze om geen uitgever meer te zijn, maar het was wel mijn keuze om als ik geen uitgever meer kon zijn, weg te gaan. Een andere rol binnen hetzelfde bedrijf zou volgens mij niet werken.»
Het voorkwam niet dat ze in november vorig jaar thuis zat. Vijf maanden lang kon ze niet lezen. Geen boek, geen krant, niks. «Het was een rare tijd», zegt ze met gevoel voor understatement. Er werd gebeld vanuit de uitgeverij, met vragen – hoe zit dit, hoe zit dat – en verzoeken – kun je nog even dit doen. Haar huis was een puinhoop, met ontiegelijk veel «zooi» die ze vanuit het werk mee naar huis had genomen. «Ik ben gaan fietsen», zegt ze. «En gaan slapen.» Daarbij kwam: haar vader was ziek. Toen ze een lang weekend met een vriendin naar Parijs ging, voelde ze opeens dat het thuis niet goed ging. Twee weken later was haar vader overleden.
Het maakt niet uit wat je gaat doen, als je maar gelukkig wordt, zei haar vader toen ze als schoolverlater dacht haar bestemming te zullen vinden aan de kunstacademie in Den Haag. Op de introductiedag al voelde ze zich omringd door aanstellers en dwepers, en maakte rechtsomkeert. Is het echt je eigen beslissing geweest? vroeg haar vader. Toen ze hem vertelde zich daar niet happy te voelen, zei hij: heel knap dat je dat zelf hebt besloten.
«Dat was mijn vader. Een uitgesproken figuur. Wat fijn was, want als je hem iets vroeg kreeg je antwoord. Hij heeft me alles verteld over zijn leven, over Indië, het kamp. En hij heeft me opgevoed met de stelregel: je moet zeggen wat je vindt. Dat is ook mijn uitgangspunt geweest. Achteraf gezien weet ik niet of dat altijd zo handig was. Van kinds af aan heb ik geleerd dat je recht hebt op een eigen mening. Maar veel mensen kunnen daar niet goed tegen. Ze vinden mij heel erg bot en heel erg direct. Ik dacht altijd: er zijn twee dingen in het leven die erg zijn. Je baan kwijt en je vader dood. Ik had het allebei tegelijk.»
Na een maand in het ouderlijk huis te hebben gebivakkeerd met haar moeder, broers en zus om haar vader te begeleiden en te verzorgen, kwam ze in haar eigen huis terug. Ze was bang het niet meer te weten en weg te glijden naar een soort absolute stilstand.
«Voor oud & nieuw had ik mijn moeder uitgenodigd, maar uiteindelijk zat ik in mijn eentje. Toen dacht ik: dit is niet goed. Je moet aan de slag. Op 2 januari zat ik achter mijn laptop. Ben ik mensen gaan bellen en mailen. Vreselijk vermoeiende maanden. Je moet jezelf uitvinden. Wie ben ik? Wat wil ik? Wat kan ik? Ben ik daar wel goed in? Willen ze me wel hebben? Ik wist al gauw dat je niet door de wereld moet lopen met: ik ben zielig, ik heb een probleem. Mensen zitten niet te wachten op iemand met een last. Je moet met ideeën komen. Dan merk je dat er heel veel mensen zijn die je een goed hart toedragen en die je willen helpen. Ik heb nooit collega’s belazerd of genaaid. Nooit auteurs gejat. Dat betaalt zich terug.»
Heeft ze nooit overwogen andere talenten aan te boren, en het boekenvak vaarwel te zeggen?
«Ik heb ook gedacht: geef mij een winkel en ik ga mensen aankleden. Ik houd van kleuren, van kleding en patronen. Ik heb een goeie naaimachine gekocht en ben weer kleren aan het maken en ontwerpen. En ik ben gaan zingen, iets wat ik altijd heb gewild en wat heerlijk is. Ik moet eerst maar zorgen dat ik weer draai en een beetje rust in m’n donder heb. Ik heb een streep getrokken en wil verder. Dit interview is ook het enige nog en hiermee is dan dat verhaal afgesloten. Hoef ik het er ook niet meer over te hebben. Ik ben bezig met een nieuw leven en andere plannen en dat is goed. Maar ik kan me niet voorstellen dat boeken ooit uit mijn leven zullen verdwijnen.»
Ze is nu een kleine zelfstandige. De bedrijfsnaam Lid.Paris Literature Unlimited wordt door vrienden afgekort tot Lid. Unlimited. Inmiddels heeft ze een aantal opdrachtgevers, waaronder Vrij Nederland, waarvoor ze wekelijks «nieuwe fictie» kiest en inleidt. Ze bedenkt lessen en geeft die ook zelf, voor middelbare scholieren, soms in samenwerking met schrijvers, ze organiseert workshops voor uitgevers. Ze is bezig een verhalenbundel samen te stellen, doet interviews voor publiek. En komt er tot haar opluchting achter dat ze vertrouwen geniet, en kan bogen op haar netwerk. Haar straightforwardness komt haar nu alleen maar van pas. In vergelijking met voorheen is ze aanzienlijk minder moe. Ze fietst meer, leeft gezonder, kortom: winst. En verlies?
«Ik mis mijn mensen. Bij Querido zat ik in een clubje eigenheimers, met kritiek en commentaar en andere ideeën. Je moet de hele tijd dingen oplossen. Of het nu om een omslag gaat, een affiche, een slogan, een tekst. Die wisselwerking en dat continue scherpen van de geest mis ik. Net als het vanzelfsprekende contact met de schrijvers. De verhouding uitgever-schrijver is een vertrouwensband, maar uiteindelijk geen vriendschappelijke relatie. Hij werkt één kant op. Ik had er 24 uur, zeven dagen in de week te zijn. Dat moet zich nu herijken. Je moet het zijn tijd geven. Maar dat vind ik lastig.»
Paris benadrukt een paar keer dat ze geen woede voelt, geen ressentiment: «Ik ben weg, oké. Ik heb m’n best gedaan. Als dat niet genoeg was, jammer. Heel jammer zelfs. Uiteindelijk ben je wie je bent. Ik heb geprobeerd me aan te passen aan mensen. Ik realiseerde me wat leiding geven is. Dat je er moet zijn voor mensen. Je hebt ook een rol in hun persoonlijke leven.»
Dat besefte ze te meer toen ze eindelijk de moed opvatte om na haar afscheidsfeest de doos te openen met cadeautjes, brieven en kaarten. «Dat was heel mooi. En heel verdrietig.»
Rest het grote vraagteken: waarom?
«Mij is gezegd dat Querido en ik gelukkiger zouden zijn als ik niet in een leidinggevende uitgeefpositie zou zitten. Ik vind geluk al iets heel raars, een glibberig stuk zeep, en om dan ook nog eens iets over het geluk van een ander te zeggen… Ik hoop oprecht dat het goed gaat met Querido. Al was het maar omdat als het niet goed gaat, ik dus net zo goed had kunnen blijven. Laat het dan een bijdrage zijn dat ik daar niet meer zit.
Gelukkig zijn is een kunst, zei mijn vader altijd. Ik zeg: geluk is een discipline. Het geluk van Querido was dat het zo’n voedende omgeving was, qua ideeën, qua mensen, qua gekte, qua gekke en mooie en ingewikkelde dingen. Ik heb zo veel geleerd, zo hard gewerkt, zo veel gelachen. Het was een gouden periode. Dat kan nooit een verlies zijn. Als iemand doodgaat, is het ook een blijvende verrijking dat je iemand hebt gekend. Dan is diegene weg, maar je weet toch wel hoe iemand over je dacht en dat hij van je hield. Dat blijft.»
Terug naar de avond van de Libris Literatuurprijs-uitreiking. Wat moest ze doen? Gerard wel of niet persoonlijk feliciteren? Begin maar eens op die fiets te stappen, zei ze tegen zichzelf.
«Dan moet je naar het Amstel, dan moet je daar die trap op. Dat vind ik heel lastig. Kijk, ik ben mezelf. Ik heb er geen probleem mee geen uitgever meer te zijn. Ik heb altijd mijn best gedaan, dat is door de schrijvers alom erkend, en ook door bijna alle collega’s en een heleboel mensen bij instanties waar ik mee te maken had. Dus ik schaam me niet. Ik heb me er nooit op laten voorstaan dat ik uitgever van Querido ben. Ik ben er nooit van uitgegaan dat mensen mij kennen, ik heb me altijd voorgesteld. Het gaat niet om mij. Het gaat om de uitgeverij, het gaat om de schrijvers, het gaat om de boeken. Ik heb niet het probleem dat ik mijn status kwijt zou zijn, of mijn visitekaartje, of mijn ingang. Ik dacht: ik ben wie ik ben en we zullen wel zien.»
Toen ze halverwege was, werd ze gebeld door redacteur Patricia de Groot: je komt toch wel, hè? Natuurlijk, kon ze zeggen, ik ben al onderweg. l