
‘Als ik ga wandelen ben ik zelfs in staat om een extra tas mee te nemen met daar mijn krokodillenboots in. Mocht ik een café binnenstappen, dan kan ik snel mijn laarzen aandoen. Gympen vind ik niks. Ik wou eigenlijk altijd al iets waarmee ik kon etaleren. Deze boots hebben die allure. Ik heb tien paar. Ze zijn te koop van koeienleer voor tweehonderd euro, van slangenleer voor vierhonderd euro en van krokodillenleer voor achthonderd euro. Die zijn eigenlijk het mooist. Ik verzorg ze goed, maar je moet ze ook een beetje laten slijten. Een verwaarloosde uitstraling hoort bij deze boots.
Op mijn twaalfde ging ik naar metal-concerten. Een artiest stond met zijn boot op de monitorspeaker te headbangen. Ik denk dat mijn fascinatie voor boots daar vandaan komt. Ergens heb ik de keuze gemaakt om ze definitief te dragen. Ik vind hoge hakken ook iets heel moois en met deze laarzen kan ik ook hoge hakken dragen. Ik word toch ook wel twee centimeter langer: kom ik net boven de 1,80. Veel van mijn vrienden zijn lang en mijn vriendin is langer dan ik, dus dan kan ik een beetje meedoen. Wat klein is moet de lucht in.
Er zijn krokodillenfarms waar krokodillen gehouden worden voor hun huid. Het is eigenlijk schaamteloos consumentisme. Dan voel ik me soms wel een zielige kleine consument: ga ik echt zoveel geld uitgeven aan laarzen? Als filosoof vind ik zijn belangrijker dan hebben. Toch wil ik deze boots echt hebben en koop ik ze elke keer weer. En wanneer ik ze eenmaal heb voel ik me nooit schuldig.
Ik weet wel dat het niet goed is, maar mijn reactie is: fuck you. Als dingen te militant moralistisch worden, krijg ik de drang om te rebelleren. Het mag niet maar ik doe het lekker wel. Odo Marquard noemde de mens homo compensator. Omdat ik geen vlees eet, kan ik wel tien paar laarzen hebben van dierenleer. Misschien kan ik dat ook weer compenseren met een vleesblouse gemaakt van mijn bleke mensenhuid. Ik zou er niet zoveel moeite mee hebben om in mijn testament te zetten dat mijn leer gebruikt mag worden voor boots. Dan kunnen mijn kinderen ze dragen.
Ik tooi me in wat ik mooi vind. In de relatie tussen mens en dier heb je altijd een tweestrijd. We zijn dieren, maar niet helemaal hetzelfde als andere dieren. We kunnen massaal andere dieren verdrijven en zorgen voor extinctie. Het zit dus complexer in elkaar. Ik houd veel van dieren en draag ze ook graag aan mijn voet. Zoals de boer houdt van zijn koeien en ze toch doodt. Je zou ook kunnen zeggen dat de toe-eigening van een dier de liefde voor het dier weerspiegelt.’
René ten Bos is hoogleraar filosofie van de managementwetenschappen aan de Radboud Universiteit Nijmegen en dit jaar de Denker des Vaderlands