OP POPULAIRE standpunten heeft men de journalist Klinkenberg nooit kunnen betrappen sinds hij eind jaren veertig toetrad tot de CPN. Op cruciale momenten liep hij met ferme pas tegen de publieke opinie in. Hij verdedigde het neerslaan van de arbeidersopstand in Berlijn (1953), was voor de Russische inval in Hongarije (1956) en Tsjechoslowakije (1968) en toonde begrip voor de Poolse staat van beleg (1981).
Klinkenberg: ‘Mijn vader begon als hulpje in een fabriek van melkprodukten en voedingsmiddelen en werd er bedrijfsleider. Toen de fabriek dicht ging, mocht mijn vader als enige naar het hoofdkantoor. We verhuisden naar Vlaardingen. Daar heeft de crisis mij in mijn politieke denken gepragt. De mensen kwamen bij ons aan de deur om werk smeken, terwijl de hoofddirecteur in een prachtige vergaderzaal zetelde. De visserijstaking speelde zich tegenover ons huis af. Ik zie nog de rijen voor het kantoor van de Centrale Bond van het NVV, waar ze naar overstapten toen de christelijke bond de staking had afgewezen. En ik herinner me nog het werklozenoproer, de pantserwagens in de straatjes van Vlaardingen. Toen ik tien was besloot ik: ik word journalist van Het Volk. Ik denk dat alleen jongens van tien zo'n beslissing nemen. Maar ik hield dat vol, hoezeer ik ook aan de viool en aan de muziek verslingerd was.’
Tijdens de oorlog hield de jonge Klinkenberg zich, als voorzitter van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie, voornamelijk bezig met de bestudering van de fiere pinksterblom. ‘Die vereniging mocht blijven omdat zij niet als wetenschappelijke club werd beschouwd. Maar het was natuurlijk gewoon een jeugdbond, vol linkse mensen. Ik wil niet zeggen dat het een vorm van verzet was, maar het was wel een vrijplaats voor discussie.’
Via de NJN kwam Klinkenberg in correspondentie met de vooraanstaande SDAP'er Van der Goes van Naters. ‘Hij zat toen vast in het gijzelaarskamp Sint Michielsgestel. Toen hij in oktober '44 werd vrijgelaten, heb ik hem en zijn gezin leren kennen.’
Als beginnend parlementair verslaggever voor Het Vrije Volk woonde Klinkenberg een tijdje bij de familie Van der Goes in Wassenaar. Hij werd verliefd op de jongste dochter. Van der Goes zei hier later over: ‘En zij was pas vijftien! De pil was nog niet uitgevonden, het waren andere tijden. Ik zeg Wim, god nog aan toe, dit kan eigenlijk niet.’
Ook politiek ontstond er een verwijdering tussen Klinkenberg en Van der Goes. Na Klinkenbergs vertrek bij Het Vrije Volk kwam het tot een breuk. Klinkenberg: ‘In een tafelgesprek vertrouwde Van der Goes me toe: “Zo lang ik de PvdA leid, wordt in Indonesie niet gevochten.” Bij de eerste gevechten heb ik dat gesprek in De Vlam onthuld. Van der Goes was razend.’
Een soort vader-zoon-conflict?
‘Ik me nooit in die psychologie verdiept. Ik was er wel trots op dat ik met de leider van de PvdA op zo'n vriendschappelijke voet stond. Hij raadde me aan te gaan studeren in Amsterdam, aan de politiek-sociale faculteit. Daar zou ik die wilde ideeen wel kwijtraken. Daarvoor heb ik Henriette Roland Holst nog gesproken, een oude, felle dame met uitgesproken standpunten. Een jaar later meldde ik me bij de CPN.’
Na de staatsgreep in Tsjechoslowakije in februari 1948 wendde de hele wereld zich verontwaardigd van de Russen af. Op Klinkenberg na. Klinkenberg: ‘Mijn vader vond dat, zwak uitgedrukt, niet prettig. Sindsdien spraken we niet meer over politiek. Maar ja, het blijft je vader. Ik stond en sta nog steeds op een klassenstandpunt: de PvdA was geen partij van de arbeidersklasse, de CPN wel.’
U was toch niet bepaald afkomstig uit de rangen der proletariers?
‘Nee, maar dat waren Marx en Lenin ook niet. Maar meer werd ik in de CPN gewantrouwd vanwege De Vlam, waar ook allerlei suspecte figuren zoals trotskisten, anarchisten en ex-CPN'ers zaten. Dat wantrouwen uitte zich ook toen ik lid werd van de journalistensocieteit Nieuwspoort. Joop Wolff mompelde bezorgd: “Daar zitten toch allemaal spionnen?” Dat leek mij een reden te meer om erheen te gaan. Maar na een soort proefbezoek in 1949 aan het Wereldvredescongres, met Marcus Bakker, werd ik redacteur van Vrede, het weekblad van de Nederlandse Vredesraad. Zo kreeg ik enige inkomsten. Ik trouwde in 1950 en kreeg mijn eerste kind een jaar erna. In september 1953 werd ik door de kersverse hoofdredacteur Marcus Bakker tot chef buitenland bij De Waarheid gebombardeerd.’
Dat was, zo vlak na de dood van Stalin, de tijd dat De Waarheid zinnen schreef als: ‘Nog tijdens de doodstrijd van kameraad Stalin hebben de van elk menselijk gevoel gespeende verdierlijkte Amerikaanse generaals en hun satellieten hun giftige gal uitgespuugd, en zij berekenen hun kans om het zware verlies dat de werkers van alle landen getroffen heeft voor hun oorlogsprovocaties te benutten.’
Klinkenberg: ‘Die retoriek heeft me nooit aangesproken, maar het hoorde erbij. Bovendien is het in wezen juist, alleen: moet je dat nou zo opschrijven? Ik heb ook de Hongarije-furie nog meegemaakt in Felix Meritis. Als de reactie zo optrad, was ik het eens met de Sovjet-interventie in Hongarije. En nog steeds. Het versterkte me alleen maar in mijn idee dat er een onverzoenlijke strijd gaande was tussen twee partijen, en dat ik aan de juiste kant stond. Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik niet vrij was bij De Waarheid. Bij politieke onderwerpen volgde je uit jezelf de benadering van de partij.’
De Waarheid hield Chroesjtsjovs befaamde rede voor een vervalsing.
‘Dat dacht ik niet, daar was het veel te authentiek voor. Ik vond het wel een merkwaardige rede. Ik had en heb grote bewondering voor Stalin als de man van de Tweede Wereldoorlog. Toen Chroesjtsjov zei dat Stalin oorlog voerde aan de hand van een globe, dacht ik: dit is volstrekte onzin. Je mag destaliniseren, maar niet zo.’
Maar u steunde De Groot toen die in 1958 de halve partij eruit gooide.
‘Ik vond dat het voor de oppositie geen pas gaf de partij te verlaten, drie dagen voor de Statenverkiezingen. Wat dat betreft heb ik me in 1958 tegenover de oppositie net zo gedragen als andere CPN'ers weer naar mij deden, later. Dat is pijnlijk, maar ik neem het mezelf en anderen niet kwalijk. Zo was de cultuur.’
U bent ontslagen bij De Waarheid in november 1963.
‘Reorganisatie, zeiden ze. Maar het bleek dat de partijleiding zich van Moskou afwendde, en dat mensen die de Sovjetunie als leider van de beweging zagen, weg moesten.’
KLINKENBERG IS ALTIJD trouw gebleven aan de Sovjetunie als ‘beslissende macht van de Beweging’ - zelfs na de miljoenen doden van Stalin. Klinkenberg: ‘Wat was het alternatief? Het opgeven van de revolutie. Het was een drama, een ongelooflijke tragedie. In die zin heb ik de muziek van Sjostakovitsj altijd als uitdrukking van dat drama gezien.’
Zoals vastgelegd in zijn door Solomon Volkov opgetekende memoires?
‘Nou nee, ik denk dat aan dat boek in hoge mate de dikke duim te pas gekomen is. Als je zegt dat het eerste deel van de Leningrad-symfonie niet tegen Hitler maar tegen Stalin gericht was, waar ben je dan mee bezig? Maar de manier waarop onder Stalin met kunstenaars werd omgesprongen heeft ook niet bepaald mijn voorkeur. Mandelsjtam en Babel zijn verschrikkelijk aan hun einde gekomen. Anderzijds las ik in een recent boek dat er ook een hoop onderlinge rekeningen vereffend zijn, waar Stalin op werd aangekeken. En dan blijft er het feit dat de Sovjetunie vanaf 1917 onder vuur lag.’
In 1974 liep Klinkenberg het voorzitterschap van de NVJ mis door een artikel in het blad Nederland-USSR, waarin hij de verbanning van Solzjenitsyn billijkte als een maatregel die ‘de versterking van het socialisme en de vrede ten goede komt’.
Klinkenberg, nu: ‘Hij was een voortdurende aanleiding voor anti-Sovjetpropaganda in het Westen, de Nobelprijs inbegrepen.’
U bent een cultuurminnaar, u leest Couperus, Heijermans, Gorter. Maar onder Sovjet- omstandigheden zou Couperus zijn opgesloten als homoseksueel, Heijermans als reformist en Gorter als de dolgeworden kleinburger waar Lenin hem al voor uitmaakte.
‘Nee, nee, nee, dat is een karikatuur. Alleen al omdat de Nederlandse geschiedenis heel anders is. Ik ben inderdaad niet naar het Duivelseiland afgevoerd of naar Siberie. In revolutionaire situaties en in oorlog is censuur blijkbaar wel aanvaardbaar, maar als het erom gaat, zoals bij een hitser als Solzjenitsyn, de oorlog te voorkomen, moet ineens alles kunnen?’
In 1978 gaf u Jiri Kubka, secretaris van de journalistenbond in Praag, een hand, tien jaar nadat zijn bond 1200 collega’s had verwijderd en brodeloos gemaakt.
‘Dat was niet mijn delegatie, maar een officiele NVJ-delegatie. We hadden de jaren daarvoor op Capri al conferenties gehad met alle journalistenbonden uit West- en Oost-Europa. Dat was heel normaal.’
Maar ook wat pijnlijk. Uw voormalige collega’s waren inmiddels straatveger. Volgens de huidige Tsjechische president Havel steunde uw delegatie een regime dat journalisten opsluit.
‘Havel heb ik altijd als iemand van weinig betekenis gezien. Hij verkoopt nu wapens aan Pinochet.’
KLINKENBERG HAD altijd ‘de actie’ in de portefeuille. ‘Steeds als er bladen bedreigd werden, wisten ze dat als ik me ermee bemoeide, er een stukje strijd werd gestreden. De vakbeweging is voor mij als communist de enige plek geweest waar mensen samen optrekken voor hun belangen. Nou kun je zeggen dat ik door mijn persoonlijke standpunten die eenheid soms in gevaar heb gebracht, maar dat denkt men bij de NVJ niet.’
U maakt toch de indruk ‘linientreu’ te zijn. Zo verdedigde u als enige in het journalistenforum de staat van beleg in Polen.
‘Daar zei men dat Jaruzelski een inval had voorkomen en dus een voortreffelijk Pool was. Waarop ik aanvulde: en ook een voortreffelijke communist. En dat vind ik nog. Maar als ik had moeten reageren op alle ongelooflijke shit die er over Oost-Europa is uitgestrooid…’
En ook over u. Voormalig landsadvocaat Kappeijne suggereerde dat u kind aan huis was op de Sovjet-ambassade. Dat u in feite KGB'er was.
‘Volstrekte flauwekul! Er is mij wel vaker toegevoegd: waarom ga jij dan niet naar Siberie? Dat ze hier niet aan verbanningen doen, daar profiteer ik van. Maar ik ben wel van mening dat er een socialistisch Nederland moet ontstaan. En dat is nu verder weg dan ooit.
In het Oostblok is de situatie inmiddels afgrijselijk, al is het buitengewoon interessant dat de bevolking daar weer haar heil denkt te kunnen vinden bij de oud-communisten. Dat ze daar verwachten beschermd te zullen worden tegen de uitwassen van een totaal kapitalisme, net zoals men dat hier van de PvdA verwacht. Ik denk dat dat een illusie is omdat al die landen zich hebben uitverkocht aan het westerse kapitaal. Dat pikt de krenten eruit en dan kan de rest barsten, net als hier. Nu staat men daar hulpeloos tegenover een internationaal kapitalisme. Door de wetmatigheid daarvan zal zich ook in die landen een klassenstrijd ontwikkelen. De arbeiders zullen zich hergroeperen, met als uiteindelijk resultaat een nieuw soort socialisme.’
En dan daagt wederom het morgenrood.
‘Zo vergaat het het kapitalisme nu eenmaal. Het is ook hier ondenkbaar dat de mensheid zich met de KPN-aandelen en de nieuwste auto tot speelbal van het kapitaal zal laten maken. Daar komt onvermijdelijk een reactie op. Ik las dat men zelfs in Albanie al zegt dat het onder Hoxha beter was. Dan moet het wel verdomde slecht gaan.’
OOIT IS KLINKENBERG bijna verloren gegaan voor de wereldbeweging, toen hij tijdens een bestuursconferentie tijdens het zwemmen in een mui terecht kwam. Klinkenberg: ‘Ik dacht werkelijk dat het gebeurd was en riep om hulp. Mijn medebestuurders zwaaiden vrolijk terug vanaf het strand. Natuurlijk was dat geen opzet.’
Tweemaal is Klinkenberg gezwicht voor het grootkapitaal: ‘Op een internationaal journalistenbondcongres in Maastricht in 1988 stonden alle sponsors netjes op alle kaarten vermeld: de lunch is van DSM, Brand’s bier enzovoorts. Maar echt gedonder is uitgebroken toen enige jaren daarna de jaarvergadering een maaltijd aangeboden kreeg van Philips, vlak na de aankondiging van een reorganisatie waarbij duizend ontslagen zouden vallen. Maar ik ben daar niet bij geweest.’
En ook heeft de journalistenbond ooit zijn excuses aan leden aangeboden na een uitlating van Klinkenberg. Hij had de opkomst van racistische partijen in hoge mate aan de be richtgeving in De Telegraaf geweten. ‘Maar dat zei ik op persoonlijke titel. Anders zou je als bestuurder helemaal geen uitgesproken mening kunnen hebben. Ik heb me toch nooit door mijn bestuurslidmaatschap van de NVJ verhinderd gevoeld om mijn mening te geven.’
Binnen de FNV is hij evenmin alom geliefd, al was het maar door zijn gevecht de NVJ, die hij zelf begin jaren zeventig de vakcentrale binnenloodste, zelfstandig te houden. Klinkenberg: ‘De centrale wil een industriepoot, een dienstenpoot en een overheidspoot en wij moeten daar binnen passen. Wij zijn daar furieus tegen.’ De tegenstelling is ook inhoudelijk van aard: omdat Klinkenberg nooit te beroerd was om looneisen te stellen, was hij volgens sommigen een typische vertegenwoordiger van de bijna uitgestorven vakbondsman van het biefstuksocialisme. Klinkenberg: ‘De winst die gemaakt wordt door de eigenaren van de kranten, wordt gemaakt door de werkers daar. Dus je eist nooit te veel.’
Klinkenbergs favoriete slachtoffer is nog altijd prins Bernhard. Toen zijn ‘politieke biografie’ over prins Bernhard net uit was, droomde Klinkenberg zelfs van zijn eeuwige erfvijand. ‘Dan schoot ik wakker met het idee dat ik ineens door had hoe het zat met die man. En dat ik dat acuut alsnog moest opschrijven.’
Maar hij kreeg van Loe de Jong geen toestemming om de archieven van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie te raadplegen, zodat de vraag of Bernhard tijdens de Duitse inval in de tuin van Paleis Noordeinde nu op de overvliegende Duitsers stond te schieten of juist hun aandacht wilde trekken, wel nooit zal worden opgelost. Dat Bernhard in april 1942 zijn diensten aan Hitler heeft aangeboden, staat volgens Klinkenberg echter vast. ‘Daar zijn brieven over, daar heeft De Telegraaf over gepubliceerd.’
NEE, HET STOORT hem niet dat hij als de kampioen van de conspiratiejournalistiek bekend staat. Klinkenberg: ‘Het is gewoon labbekakkerigheid van andere journalisten, die weigeren zoiets uit te zoeken. Ik ben dat gewend. Toen ik in 1963 ontslagen was en nauwelijks nog emplooi had, dacht ik: daar moet ik eens wat mee doen. Bernhard is een ideale rode draad om de geschiedenis sinds de jaren dertig aan op te hangen. Hij is altijd gedekt door de politici, en altijd gebruikt. Hij heeft zich er graag voor laten betalen en dat geld weer gebruikt voor bijvoorbeeld zijn maitresse, baronesse Lejeune, van wie ik in mijn boek een foto heb afgedrukt. Omdat het om Lockheed-geld ging - verder heb ik me van dat soort inbreuken in de prive-sfeer onthouden. Ik denk dat de Koninklijke Familie dat wel heeft genoteerd.’
Bij het honderdjarig bestaan van de NVJ was koningin Beatrix uitgenodigd. Wekenlang moesten NVJ en Rijksvoorlichtingsdienst in conclaaf: wat te doen met de heer Klinkenberg? Klinkenberg: ‘Het was geen probleem. Ik stond gezellig in het bestuurskringetje met Hare Majesteit en prins Claus en ze wisten precies wie ik was. Als hoofdredacteur van de Uitkrant heb ik zo vaak in het Paleis op de Dam de majesteit een hand gegeven. Aardig was wel dat de dag dat mijn boek Bernhard verscheen, de uitgever een telefoontje kreeg van een boekhandelaar uit Zeist. Dat Drakensteyn een lakei had gestuurd om twee exemplaren te kopen, kennelijk ook eentje voor Soestdijk. Maar ik weet niet wat Beatrix erover denkt. Het is wel haar vader en zij hing erg aan hem. En zoals ik al zei: je vader blijft je vader.’