De mening is decadent geworden. We hebben er niets meer aan. Een mening was vroeger gebaseerd op feiten, opvattingen, theorieën, en daar kwam dan een weloverwogen opinie uit voort.

De weloverwogen mening is absoluut niet interessant.

Meningen moeten — willen ze dezelfde kracht houden als vroeger — verregaand zijn, grappig (spits), kort en juist een beetje of heel erg dommig.

«Leve de Palestijnse zelfmoordenaars.» (Gretta Duisenberg)

«Bush is net zo erg als Saddam Hoessein.» (SP, GroenLinks)

«Ten oorlog!» (Van Gogh en Holman)

Vanwege mijn korte mening («Dood aan Saddam Hoessein!») ben ik regelmatig uitgenodigd om op radio en televisie te verschijnen, maar echt nuanceren mag je je standpunt nooit. Gelukkig maar, ik moet dat ook niet doen, ik kan het zelfs niet.

Ik ben van de decadente meningen. Omdat wat ik vind verregaand, grappig (spits soms), kort en juist een beetje of heel erg dommig is, kan ik alles vinden, er elke prijs voor vragen en word ik nog populair ook.

Maar zij die het kunnen weten en wier mening ik op prijs zou stellen, die hoor en zie je nooit.

Het zijn de genuanceerden. De weifelaars en de twijfelaars. Zij die alle informatie hebben vergaard, gerangschikt en bestudeerd. Die kunnen per definitie niet kort en helder zijn, ook niet spits en grappig.

Ikzelf zou heel goed in de politiek terecht kunnen. Ik ben redelijk intelligent, hou van machtsspelle tjes, kan me snel informeren en heb een snelle mening. Ik kan moeiteloos de baan van Wouter Bos overnemen, en helemaal die van Femke Halsema of Jan Marijnissen. Een paar collega’s en ik waren tijdens een debat aan het televisiekijken. We gingen verzinnen wat Marijnissen en Halsema zouden zeggen; we hadden een score van honderd procent! Het hele gedachtegoed van Jan kan op een half A4’tje.

Maar niet één politicus is natuurlijk een genuanceerd denker. Dat kan niet, want als hij dat zou zijn, dan zou hij weifelen, twijfelen, met moeite tot een mening komen, en dan zou hij nooit gekozen zijn, want hij zou nooit op de televisie en de radio zijn verschenen. Niemand zou hem kennen, sterker, hij zou er waarschijnlijk op tegen zijn dat iemand hem zou kennen.

Ik moet altijd lachen als ik die Plasterk op tv zie. Hij staat voor de zogenaamde keurige mening, de genuanceerde opinie. Nu is een genuanceerde opinie altijd (vaak of meestal mag ook) een visie die je nog niet kent. Door logische redeneringen en genuanceerde opvattingen ontsluit iemand een gebied voor je dat je nog nooit eerder hebt betreden. Plasterk mag dan in de ogen van het publiek «genuanceerd» zijn, een mening waarvan je ophoort, opkijkt, warm wordt, nee, nooit. Nuance is bij hem altijd de genuanceerde mening van de Volkskrant en NRC Handelsblad, Trouw ook. Het is altijd wel een mening van ja, keurig… kan… ja… tja… goh, ja, je kan er ook gewoon over denken… ja… Maar echt genuanceerd? Nee natuurlijk, anders zouden we hem ook niet zien op de tv en in de krant. Hij heeft de allure van genuanceerdheid. De allure van genuanceerdheid krijg je als je een wetenschappelijke achtergrond hebt (je moet minstens hoogleraar in het een of ander zijn, anders red je het niet) en juist niet al te opmerkelijk bent, zonder «enerzijds, anderzijds». Je moet bijvoorbeeld niet schrijven: «Bush is een schoft», maar: «Nog steeds bestaat er gerede twijfel of Bush wel in aanmerking mocht komen voor het presidentschap.» Zulke zinnen.

De echte genuanceerden hebben geen podium, en dat is in wezen erg vervelend. Of ze schrijven ellenlange artikelen in de Militaire Spectator of in Binnenlandse Zaken en dat soort bladen. De echte genuanceerden zijn in wezen strontvervelende mensen, de echte zeikerds, de breedvoerigen. Ze zouden macht en invloed moeten hebben, maar die hebben wij.