‘Kijk, hier zie je hem het verboden terrein betreden.’ Abdel wijst naar een rood pijltje dat op zijn computerscherm over een digitale landkaart beweegt. ‘15.05.10 uur: Aankomst verboden gebied.’ Met 130 kilometer per uur trekt het pijltje dwars door de rood gemarkeerde cirkel rondom Wolvega. ‘De meldkamer heeft direct de politie ingeschakeld en mijn collega van de reclassering in Leeuwarden gemobiliseerd. Terwijl agenten in de auto sprongen om de man aan te houden, belde mijn collega met zijn cliënt. Wat bleek? Hij was in slaap gevallen in de trein – hij wilde helemaal niet naar Wolvega. Mijn collega heeft hem gesommeerd het gebied zo snel mogelijk te verlaten en kon de politie nog net op tijd beletten de man te arresteren.’

Van seconde tot seconde speelt Abdel Lafar (51) het tafereel af op zijn computer. Als specialist elektronische controle bij Reclassering Nederland houdt hij mensen die veroordeeld zijn tot het dragen van een elektronische enkelband in de regio Noord-Nederland scherp in de gaten. ‘We kunnen alles zien: waar iemand zich bevindt, of hij beweegt, en zo ja, met welke snelheid en in welke richting, zelfs of de accu nog voldoende opgeladen is.’ Zodra er iets niet klopt, gaan alle alarmbellen rinkelen. ‘Ook als we zien dat er geen contact meer is met de huid, of als er iemand anders in de buurt komt die ook een enkelband draagt.’ Abdel scrolt door het volg­systeem. ‘Kijk, zoals hier. 16.35.59 uur: Gastzender binnen bereik.’ Naast de melding staat het nummer van de andere persoon met enkelband. ‘Soms passeren ze elkaar alleen, dan gaat het maar om een paar seconden. Maar als ze langer bij elkaar in de buurt blijven, checken we het toch even. Want wat hebben die twee bij elkaar te zoeken? Kennen ze elkaar misschien nog uit de gevangenis?’

In Nederland worden jaarlijks zo’n negenhonderd mensen aangesloten op de elektronische enkelband. Via radiofrequentie of een gps-signaal houdt de reclassering in de gaten of de persoon op de afgesproken tijden op de afgesproken plek is (gebiedsgebod), of juist bij een bepaalde plek uit de buurt blijft (gebieds­verbod). Als het aan staatssecretaris Fred Teeven van Veiligheid en Justitie ligt, worden die mogelijkheden op korte termijn stevig uitgebreid. In zijn Masterplan Dienst Justitiële Inrichtingen 2013-2018, dat hij op 22 maart aan de Tweede Kamer aanbood, pleit hij voor de invoering van elektronische detentie: een vorm van huisarrest – 22 uur per dag verplicht binnen blijven, thuis of op het werk – voor mensen die tot minder dan zes maanden cel veroordeeld zijn of het grootste deel van hun straf al in de gevangenis hebben uitgezeten. Deze maatregel moet, samen met de invoering van meerpersoonscellen en het sluiten van enkele inrichtingen, bijdragen aan de bezuinigingen in het gevangeniswezen: van 78 miljoen euro dit jaar tot 340 miljoen in 2018.

‘Een aardverschuiving’, zegt Sjef van Gennip, directeur van Reclassering Nederland. ‘In Nederland hebben we nauwelijks ervaring met elektronische detentie. Experimenten, als noodoplossing voor het cellentekort, zijn door de staatssecretaris zelf de nek omgedraaid in 2011.’ Als Kamerlid zei Teeven in 2009 nog dat het ‘te triest voor woorden’ was dat misdadigers thuis ‘met een biertje voor de buis’ hun straf mochten uitzitten. Boeven hoorden wat hem betrof in de gevangenis. ‘Nu is hij juist degene die het weer wil invoeren’, zegt Van Gennip. ‘Je ziet hoe dat gaat als er bezuinigd moet worden: onder druk wordt alles vloeibaar.’

Hoeveel mensen straks voor thuisdetentie in aanmerking zullen komen, is nog onbekend. In het masterplan wordt gesproken van 2033 plaatsen die door deze maatregel vrijkomen in justitiële instellingen. Maar uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek uit 2011 blijkt dat meer dan driekwart van de celstraffen die rechters oplegden korter dan zes maanden was – ruim zestienduizend mensen werden daar in dat jaar toe veroordeeld. Gedetineerden in de laatste fase van hun straf komen daar nog eens bovenop. ‘Dat aantal zegt niks’, reageert Job van der Sande, woordvoerder van het ministerie van Veiligheid en Justitie. ‘De criteria moeten nog worden uitgewerkt. Lang niet iedereen zal voor de enkelband in aanmerking komen. Hopelijk gaat de Tweede Kamer nog voor het zomerreces over het masterplan debatteren, zodat we nog genoeg tijd hebben om het voor te bereiden. De inzet is dat het wetsvoorstel voor januari 2014 wordt aangenomen.’

‘Een mega-operatie waarvan niemand precies weet wat de gevolgen zullen zijn’, zegt Van Gennip. ‘Het zou wijs zijn voor Teeven als hij iets meer tijd zou nemen om de plannen uit te werken.’ Niet dat hij per definitie tegen elektronische detentie is. ‘Thuisdetentie kan het risico op recidive verminderen. Veroordeelden lopen minder het gevaar dan bij gevangenisstraf dat ze hun baan kwijtraken, hun huis kwijtraken, met lege handen staan als ze in vrijheid worden gesteld en daardoor gauw weer in de problemen komen. Mijn zorg is dat door de bezuinigingsdrift sprake zal zijn van “kale” thuisdetentie, waarin een veroordeelde een enkelband om krijgt en verder niks.’ Volgens het masterplan van Teeven mogen kortgestraften met een enkelband onder strikte voorwaarden door blijven werken, en als ze geen werk hebben zouden ze wat hem betreft kunnen worden ingezet voor het onderhoud van overheidsgebouwen en monumenten. Maar lang niet alle veroordeelden zijn geschikt om te werken, bovendien is er volgens Van Gennip meer nodig om te voorkomen dat iemand opnieuw afglijdt. ‘Gedragsverandering is essentieel. Als je als samenleving niet ook investeert in goede begeleiding van veroordeelden is de kans op terugval groot. Dan is goedkoop duurkoop, en wordt de samenleving juist onveiliger.’

Hetzelfde geldt volgens Van Gennip voor delinquenten die in de nabije toekomst het laatste deel van hun straf – maximaal achttien maanden – thuis met een enkelband uit mogen zitten: ‘Teeven wil de detentiefasering, waarin mensen met intensieve programma’s en re-integratieverloven worden voorbereid op terugkeer in de samenleving, helemaal afschaffen. Maar we hebben hier te maken met een risicogroep: mensen die behoorlijk wat op hun geweten hebben, veelal kampen met gedragsproblemen en soms jarenlang niet buiten de muren van de gevangenis zijn geweest. Als je deze mensen niet begeleidt, krijg je ongeleide projectielen. Zodra hun enkelband eraf mag, zijn de rapen gaar. Ik zeg niet dat ik misdadigers wil pamperen, ik zeg ook niet dat ze zielig zijn. Ik zeg dat we onze samenleving moeten beschermen.’

Reclasseringswerker Abdel Lafar is er als specialist elektronische controle ook van overtuigd dat toezicht moet samengaan met intensieve begeleiding. ‘Nordley bijvoorbeeld, mijn eerste cliënt van vandaag’, zegt hij terwijl hij zijn computer uit zet, ‘heeft bijna twee jaar vastgezeten in de gevangenis. Inbraak, meerdere gevallen. In maart is hij voorwaardelijk in vrijheid gesteld, nu zit hij nog een paar maanden aan de band. Ik controleer niet alleen of hij ’s nachts thuis is en zich netjes aan alle afspraken houdt, maar probeer ook wat dingen voor hem te regelen.’ Via het trappenhuis loopt hij naar de receptie, waar de jongeman zich inmiddels heeft gemeld. ‘Zijn huis is hij sinds zijn detentie kwijt, hij woont nu bij zijn vriendin. Werken mag hij ook niet meer, hij is grotendeels afgekeurd. Als hij nu niet gauw zorgt dat hij een uitkering krijgt, gaat hij misschien weer de mist in. Hij is zwakbegaafd en heeft grote geldproblemen.’

Nordley staat te dralen bij de koffieautomaat. ‘Ik heb echt last man van die enkelband’, zegt hij als ze tegenover elkaar zitten in spreekkamer 1. ‘Het jeukt verschrikkelijk. ’s Avonds komen er allemaal blaasjes op. Echt, ik probeer er af te blijven, maar soms word ik helemaal gek.’ Abdel staat op van zijn stoel en vraagt of hij de enkel even mag zien. Nordley tilt zijn been omhoog en trekt een grijze sok naar beneden, over een zwarte All Stars. De huid rond de enkelband is schraal en rood uitgeslagen. ‘Tegen goud kan ik niet eens, laat staan tegen dit’, klaagt hij. Abdel knikt en gaat weer zitten. ‘Van irritatie door een enkelband heb ik nog nooit gehoord’, zegt hij. ‘Maar ik ben geen dokter. Laat het nakijken door je huisarts, en als hij bevestigt dat je niet tegen dit materiaal kunt, gaan we kijken of we een oplossing kunnen bedenken.’

De spreekkamer is kaal. Een tafel, drie stoelen, een wand van geblindeerd glas. Abdel rommelt door zijn papieren. ‘Hoe gaat het verder met je?’ vraagt hij. ‘Hoe zit het met je uitkering?’ Nordley vist een brief uit de binnenzak van zijn jas. ‘Die mensen bij de sociale dienst zijn wel een beetje traag, hoor. Over een maand kan ik pas bij ze langskomen voor een afspraak.’ Abdel bekijkt de brief. ‘Ik weet dat je eigenlijk te trots bent voor bijzondere bijstand, maar ik zou het toch zo snel mogelijk aanvragen’, adviseert hij. ‘Desnoods een voorschot, daar hoef je echt geen maand op te wachten. Je vriendin verdient nog geen duizend euro. Op deze manier komen jullie toch nooit rond met z’n tweeën?’ Nordley kijkt naar de grond en zegt dat hij het geld inderdaad echt nodig heeft. ‘Anders komen er misschien weer rare dingen in mijn hoofd.’

Nadat ze nieuwe afspraken hebben gemaakt geeft Abdel zijn pieper – verplicht, voor als een cliënt in de spreekkamer agressief wordt – af aan de receptiemedewerker en loopt hij terug naar zijn bureau op de tweede verdieping. ‘Zonder dit soort gesprekken zal er voor zo’n jongen weinig veranderen’, denkt hij.

Noord-Nederland was de eerste regio die experimenteerde met de enkelband, halverwege de jaren negentig. Het land kampte met een cellentekort en de toenmalige minister van Justitie Winnie Sorgdrager wilde uitzoeken of detentieschade – de negatieve uitwerking van het verblijf in een inrichting – kon worden voorkomen door in sommige gevallen reclasseringstoezicht in combinatie met elektronische controle op te leggen in plaats van gevangenisstraf. Na een pilot van twee jaar besloot de minister het landelijk in te voeren. Met een enkelband zouden kortgestraften minder vervreemd raken van de samenleving en zou de kans op recidive verminderen, zo was de gedachte. Gedetineerden in de laatste fase van hun celstraf zouden door het dragen van een enkelband in combinatie met begeleiding door de reclassering makkelijker de overgang terug naar de samenleving kunnen maken. Bovendien was elektronisch toezicht veel goedkoper dan gevangenisstraf.

Abdel Lafar is een man van het eerste uur. ‘Moet je kijken waar we destijds mee begonnen’, zegt hij als hij een kamertje opent met een archiefkast vol koffers. Hij haalt een enorm toestel te voorschijn: de ontvanger van het radiosignaal uit de enkelband. ‘Je moest een telefoonaansluiting hebben om hem te kunnen gebruiken.’ De enkelband die erbij hoort heeft een zender zo groot als een pakje Marlboro. ‘Zie die maar eens onder je sok weg te moffelen’, lacht Abdel. Wat later was een telefoonaansluiting niet meer nodig, en nog weer later startten de eerste proeven met het gps-systeem, dat vooral bij zedenzaken, huiselijk geweld en verstoring van het uitgaansleven kon worden ingezet ter controle van een gebiedsverbod.

‘De apparatuur wordt steeds kleiner en geavanceerder’, zegt Abdel. ‘Ik heb wel eens een dame met een publieke functie onder toezicht gehad, die…’ Hij lacht als zijn verhaal direct wordt onderbroken. ‘Dacht je dat we hier geen dames hadden? Zeker wel. Huiselijk geweld bijvoorbeeld: vrouwen die mannen mishandelen. Die krijgen net zo goed een gebiedsverbod.’ Hij vervolgt zijn verhaal. ‘Die dame droeg altijd rokjes, en vond zo’n enkelband niet kunnen met haar functie. Zij heeft aan de rechter toestemming gevraagd om hem om haar pols te krijgen, en dan deed ze er een zweetband overheen. Volgens haar viel dat nauwelijks op.’ De meeste dragers proberen de enkelband volgens Abdel onder hun sok te verbergen, en als iemand het onverwacht toch ziet, verzinnen ze vaak een smoesje. ‘Dan zeggen ze dat het om een hart­meting gaat, bijvoorbeeld. Dat ze meedoen aan een onderzoek van het ziekenhuis.’

Abdel heeft de verschillende systemen zelf allemaal uitgeprobeerd. Een week lang liep hij zelfs met twee banden tegelijk rond, aan iedere enkel één. ‘Als testpersoon voor de gps, dan kon ik direct het verschil voelen.’ Op allerlei manieren heeft hij geprobeerd de grenzen op te zoeken en de boel te saboteren. ‘Aluminiumfolie bijvoorbeeld, daar werd van gezegd dat dat het signaal kon verstoren. Ik heb het wel vier of vijf keer om de band gerold, maar er gebeurde niks. Het signaal bleef net zo sterk.’ Ook de band van zijn enkel afhalen bleek onmogelijk, hoe hard je er ook aan trok. ‘Uit testen blijkt dat er 35 kilo aan moet hangen voordat er scheurtjes ontstaan’, zegt hij. ‘Dus we merken direct als iemand geprobeerd heeft hem eraf te krijgen. Smoesjes als “ik ben achter de trap blijven haken” geloven we niet, zo’n band is ijzersterk.’ Doorknippen daarentegen lukt natuurlijk wel. ‘Maar dan krijgen we direct een melding dat er geen contact meer is met de huid, en kan de cliënt linea recta terug naar de gevangenis.’ Abdel heeft één keer meegemaakt dat een cliënt van een collega van hem z’n enkelband had afgeknipt en er vandoor was gegaan. ‘Maar de politie had hem zo te pakken. Zijn enkelband vonden we met een peil­wagen ergens terug in de bosjes.’

Vaak gebeurt het niet dat iemand er met (of zonder) enkelband vandoor gaat. ‘Er gelden strenge selectiecriteria voor mensen die in aanmerking willen komen voor een enkelband’, zegt Sjef van Gennip van Reclassering Nederland. ‘Je moet in staat zijn om te gaan met je beperkte vrijheid en alle afspraken die daarbij horen. Daarnaast moet je een acceptabele verblijfplaats hebben, niet verslaafd zijn aan alcohol of drugs of last hebben van psychiatrische problemen.’ Deze selectiecriteria blijven straks ook van toepassing bij elektronische detentie, zo staat in de memorie van toelichting bij het masterplan van staatssecretaris Teeven. ‘Maar detentie is nog wel wat anders dan controle’, vindt Van Gennip. ‘Onze cliënten hoeven slechts op bepaalde momenten binnen te zijn. Straks zitten veroordeelden de hele dag thuis of op een vaste werklocatie. Ze mogen niks, terwijl het leven buiten gewoon doorgaat. Er is veel zelfdiscipline voor nodig om met zulke zware beperkingen om te gaan en niet gewoon de deur uit te stappen. En wat denk je van partners, of een gezin? Je hebt niet veel fantasie nodig om te bedenken wat voor wissel het trekt op relaties.’

Ook Abdel voorziet daar grote problemen. ‘Voor velen zal het een marteling zijn: je bent er wel, maar ook weer niet. Je mag niet eens je kinderen naar de sport brengen of boodschappen doen, behalve als je dat in de twee uur propt waarin je wel naar buiten mag. Je vrienden zitten in het park te barbecueën, jij zit thuis. De verleiding om de deur uit te gaan zal in sommige gevallen te groot zijn.’

Toch blijkt uit de evaluatie van een proefproject uit 2005 dat zowel veroordeelden als hun partners elektronische detentie verkiezen boven gevangenisstraf, zo staat in het rapport Geboeid door de enkelband van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Tuurlijk, de verveling was frustrerend en sommige stellen maakten vaker ruzie omdat ze continu op elkaars lip zaten. Enkele partners zeiden zelf ook minder naar buiten te gaan, naar verjaardagen of feestjes, omdat ze het anders zo zielig vonden voor degene die thuis moest blijven. Maar huisarrest had ook positieve gevolgen, zo bleek uit het onderzoek: veel delinquenten hielpen hun partner nu vaker in het huishouden dan vroeger, en ook voor de kinderen was meer tijd – binnenshuis, welteverstaan. Het grootste nadeel ten opzichte van de gevangenis vonden de veroordeelden dat er thuis zo weinig ruimte is om te sporten. Ze klaagden over gewichtstoename.

Bij deze proef ging het echter om mensen die tot maximaal drie maanden thuisdetentie werden veroordeeld. Een aanzienlijk verschil met de maximaal achttien maanden die Teeven nu voor ogen heeft. ‘Onderzoek naar de effecten van langdurige elektronische detentie zou verstandig zijn’, zegt Van Gennip. ‘Ik vrees dat de enkelband anders in korte tijd een besmet onderwerp kan worden. Mislukkingen liggen op de loer. Wat gebeurt er als de helft van de mensen het niet volhoudt? Dan zullen ze terug moeten naar de gevangenis. Maar wat als daar straks door de bezuinigingen geen plaats meer is?’

Abdel stapt in zijn auto. ‘Voor een van mijn cliënten is het een mooie dag vandaag’, zegt hij terwijl hij de parkeerplaats van het Groningse bedrijventerrein verlaat. ‘Nadir. Toen hij net achttien was heeft hij een overval gepleegd, met zware mishandeling. Bijna drie jaar heeft hij vastgezeten in de gevangenis, daarna moest hij nog een jaar aan de band. Vandaag ga ik hem afsluiten.’ Nadir woont in Vast en Verder, een opvanghuis voor dak- en thuisloze jongeren van het Leger des Heils. In een joggingpak en op badslippers komt hij aangesloft. ‘Je mag zo een schaar uitzoeken’, zegt Abdel als ze naast elkaar zijn gaan zitten in een vergaderruimte. ‘Een schaar?’ vraagt Nadir vol ongeloof. ‘Ga je hem gewoon doorknippen?’ Abdel glimlacht en somt de voorwaarden nog een keer op. ‘Je blijft bij mij onder toezicht staan. Geen drugs, geen alcohol, geen criminele activiteiten.’ Streng kijkt hij de jongen aan. ‘Eigenlijk blijft alles hetzelfde, maar nu hoef je niet meer voor zeven uur ’s avonds binnen te zijn. Je mag om acht uur nog naar de C1000.’

Een begeleidster van het Leger des Heils heeft de enkelbandkoffer ondertussen afgestoft en komt een schaar brengen. Nadir trekt zijn joggingbroek omhoog, een witte sportsok verschijnt met de enkelband er pontificaal overheen. ‘Toen ik net die enkelband had dacht ik: shit!’ zegt hij. ‘Maar ik ben eraan gewend geraakt. Hij heeft me rustiger gemaakt. Eerst gokte ik, blowde ik, zocht ik domme dingen op. Dat doe ik nu niet meer.’ Abdel gaat op zijn knieën voor hem zitten, met de schaar in de aanslag. Nadir wendt zijn hoofd af en knijpt zijn ogen dicht, alsof hij een pijnlijke injectie krijgt. Zodra de band is doorgeknipt, wrijft hij over zijn enkel. ‘Gefeliciteerd, nu ben je vrij man!’ roept de begeleidster van het Leger des Heils. ‘We gaan taart eten!’ Nadir kijkt een beetje beduusd. ‘Eerlijk gezegd: met of zonder, ik voel me gewoon hetzelfde.’

‘Sommige mensen maken er een heel ritueel van’, zegt Abdel als hij terugloopt naar zijn auto. ‘Als ze willen, mogen ze hem zelf doorknippen en het moment vastleggen op de camera. Bij een Turkse cliënt heb ik een keer meegemaakt dat het hele huis vol stond met vrienden en familie. Er waren hapjes en drankjes. “Hebben jullie een verjaardag of zo?” vroeg ik, nietsvermoedend. Maar ze wilden er gewoon een feestje van maken.’ Andere mensen zijn er volgens hem juist heel nuchter onder. ‘Die laten de band door mij doorknippen en mompelen hooguit “dankjewel”.’ De koffer met zender, ontvanger en adapter legt hij in de achterbak van de auto. ‘Die sturen we terug naar g4s in Amsterdam.’

g4s is een van de particuliere beveiligings­bedrijven die de enkelband aansluiten en ook de directe controle uitvoeren via meldkamers. Of dat straks zo zal blijven, is nog onduidelijk. In het masterplan van Teeven staat dat de Dienst Justitiële Inrichtingen verantwoordelijk zal zijn voor de uitvoering van de elektronische detentie. ‘Door de sluiting van gevangenissen zal veel van ons personeel een nieuwe functie moeten krijgen’, zegt Job van der Sande van het ministerie van Veiligheid en Justitie. ‘Niet alleen gevangenbewaarders, maar ook mensen van afdelingen als vervoer en ondersteuning.’ Is de Dienst Justitiële Inrichtingen wel voorbereid op zo’n enorme operatie? Als het voorstel van Teeven door de Tweede Kamer wordt aangenomen, zullen er op korte termijn duizenden mensen in elektronische detentie komen te zitten. ‘Zoals gezegd: het hoe en wat van de plannen moet nog worden uitgewerkt’, zegt Van der Sande. ‘Maar ik voorzie op dat gebied geen problemen.’

‘Ik ben benieuwd hoe ze dat willen aanpakken’, zegt Abdel, terug in de auto. ‘Gaan die mensen straks ook de inhoudelijke begeleiding van de veroordeelden op zich nemen? Dat is nogal een andere tak van sport. Volgens mij zijn ze daar helemaal niet voor gekwalificeerd.’

Terwijl hij weer richting het centrum van Groningen rijdt, eet hij een boterham met kaas. ‘We gaan nog iemand afsluiten. Peter, een cliënt van mijn collega. Vastgezeten voor wiethandel, daarna een paar maanden aan de band.’ Peter woont op een ruime etage in de binnenstad. De bestofte koffer staat in zijn slaapkamer, naast een kingsize bed. ‘Zo, nu kan ik weer op vakantie’, zegt hij als Abdel na een paar plichtplegingen de enkelband heeft doorgeknipt. ‘Verder behoorlijk nutteloos, zo’n ding’, voegt hij er met een subtiele grijns aan toe. ‘Die wiethandel had ik met enkelband zo voort kunnen zetten. Twee deuren verderop woont iemand die ik nog ken uit die tijd. Sterker: deze hele buurt zit vol dealers. Niemand die me controleert.’

Abdel haalt zijn schouders op als hij de trap af loopt: ‘Ik durf er mijn hand niet voor in het vuur te steken dat mijn cliënten niks flikken. Met regelmatige gesprekken en afspraken hopen we de omstandigheden te creëren waardoor de delinquent niet meer hoeft terug te vallen. Maar als we signalen krijgen dat iets niet klopt, gaan we echt wel op onverwacht huisbezoek.’ Het zou niet de eerste keer zijn dat iemand met een enkelband zijn criminele activiteiten voortzet. Via telefoon, internet en vrienden kan natuurlijk veel geregeld worden. ‘Een collega kreeg een keer een melding van een wijkagent. Een van zijn cliënten bleek er vanuit zijn woning een drugshandeltje op na te houden. Hij dealde vanuit zijn raam.’ Abdel legt de enkelbandkoffer in zijn achterbak en rijdt dan weer terug naar kantoor. ‘Honderd procent waterdicht bestaat niet.’


De namen van de enkelbanddragers in dit artikel zijn gefingeerd