‘Hoe blijf ik bij mijn kern?’ vraagt singer-songwriter Shishani Vranckx zich hardop af. ‘Als ik een takje hoog in de boom ben en wind vang, vlieg ik alle kanten op. Maar als ik dichter bij de wortels sta en dan door een storm word overvallen, word ik niet langer heen en weer geschud. Ten tijde van de quarantaine ben ik vanuit de toppen van de boom langzaam naar de wortels afgedaald, waardoor ik het gevoel heb dat ik in ieder geval in mijzelf sterker sta.’

De in Namibië bekende artiest – al jarenlang woonachtig in Amsterdam – tourde de afgelopen jaren van Seoul tot New York. Na jaren naar buiten toe te zijn gekeerd, onder de spotlights te hebben geleefd, de bühne op, de grote podia af, de theaters in en de wereld door, maakte Vranckx in de afgelopen maanden een spirituele reis naar binnen. ‘Dit proces heeft me doen beseffen dat het tijd is voor een trechter. Waar gaat het nu echt om?’

Tijdens de maanden van quarantaine sprak ik Vranckx regelmatig. Aan het begin van de cornacrisis was die zichtbaar gefrustreerd over de artiestenwereld. Doodmoe was die van de constante druk op persoonlijke zichtbaarheid. Vranckx is een rebel mét een cause, iemand die diens sociale-media-kanalen inzet om aandacht voor LHBTIQ-kwesties of racisme te vragen en niet om aan zelfpromotie en personal branding te doen.

De periode van reflectie heeft Vranckx echter nieuwe focus en energie gegeven. ‘Voor 5 mei schreef ik het nummer “Forget to remember”. De track had een zekere incubatieperiode nodig, dus trok ik me terug en deed de deur even dicht. Maar als ik dan eenmaal achter de creatie sta, durf ik die ook met trots aan de wereld te tonen en mag het nummer gaan vliegen. Dan zet ik de deuren wagenwijd open. Door dat nummer kwam ik weer even terug bij mijn essentie en dat is verhalen vertellen. Ik wil het hebben over grote vraagstukken in de muziek. Naast mijn persoonlijke verhaal zit er echt een sociaal aspect aan mijn werk.‘

Vranckx somt de belangrijke thema’s op: ‘Racisme, je niet herkennen, het erkennen van de geschiedenis, gentrificatie, gelijke rechten voor iedereen.’ De artiest vertelt vooral in Nederland het stigma van de activist te ervaren. ‘Ik kon het soms bijna letterlijk horen. “Daar heb je haar weer hoor, dat activistje.” Er kleeft zoveel aan die term. Outdated, hippie, geloof in een betere wereld, naïviteit.’ Tegenwoordig kan Vranckx een dergelijk stigma niet meer schelen. ‘Als dat de term is voor wat ik doe, dan is dat maar zo. Ik omarm het. Dit is waar ik voor sta.‘

De singer-songwriter wordt vaak vergeleken met Tracy Chapman, al is Vranckx’ muziek een stuk experimenteler. Als een troubadour vertelt die verhalen, volledig vertrouwend op diens gitaar en stem. ‘In een solobezetting kan ik echter niet al mijn ideeën kwijt, dus begin ik steeds meer vanuit mezelf als centrum te bewegen en projecten met andere muzikanten aan te gaan.’

Een voorbeeld van een grensverleggende muzikale samenwerking is Shishani & the Namibian Tales, waarbij de unieke muzikale tradities uit Namibië, en dan met name van de jager-verzamelaars, de San (bekend als de Bushmen) uit de Kalahari-woestijn, in kaart werden gebracht, opgenomen en vervolgens bewerkt tot een unieke muzikale fusion. Binnenkort verschijnt het eerste album van diens band Shakuar, waarin die samen met beste vriendin en zangeres Karima El Fillali eclectische composities maakt door elektronische soundscapes te combineren met oeroude, traditionele instrumenten, uiteenlopende Arabische en Afrikaanse zangstijlen en westerse soul en pop.

En dan heeft die nog de rockband Miss Catharsis. ‘De band wordt gevormd door vrouwen uit verschillende hoeken. Als vrouwelijke muzikanten delen en herkennen we elkaars struggles. We delen ervaringen als die met technici die naar je kijken met een air van “oh meisje, zal ik even je gitaar vastpakken, want jij weet vast niet hoe dat moet".’

De band is in Vranckx’ eigen woorden all female. Al valt dat laatste te betwijfelen. Het afdalen naar de wortels als gevolg van de uitbraak van het coronavirus bracht ook ruimte om diens wezenlijke zijn verder te verkennen. Vranckx is niet alleen ‘zij’, maar ook ‘hij’. ’Die’ vindt Vranckx – bij gebrek aan een beter alternatief in het Nederlands – persoonlijk het prettigst.

De zoektocht naar identiteit, gender en betekenis voorbij ‘een constante druk tot zichtbaarheid’ die Vranckx als artiest ervaart, is één van onze vele raakvlakken. De bijzondere gesprekken zijn regelmatig een ongemakkelijk feest van herkenning. Want hoewel ik mijzelf zonder twijfel als man definieer, beschouw ik mijn femininiteit als de kroon op mijn masculiniteit. Dit maakt mij niet minder man, hoogstens geef ik aan het concept van man-zijn nieuwe betekenis.

Daar lijken velen anders over te denken. De term ‘genderneutraal’ werd niet voor niets verkozen tot meest gehate woord van 2017. Probeer het concept van gender als beweeglijk continuüm maar eens uit te leggen aan een binaire samenleving. Na een kleinschalige verkiezing voor een geschikt onzijdig persoonlijk voornaamwoord kwam respectievelijk ‘hen’ en ‘die’ uit de bus. Maar een dergelijke aanduiding – zoals gebruikt in deze tekst – voelt anno 2020 nog steeds een beetje als een ongemakkelijke kunstgreep. Vranckx is gewoon. Diens bestaan en verschijning zijn niet te vangen in een eenduig label of terug te brengen tot een eendimensionale identiteit. Vranckx aanwezigheid is een unieke composite op zich. Als een volledige symfonie in één mens.

‘Je houdt er niet van jezelf op de voorgrond te plaatsen’, merk ik op. ‘In hoeverre is dat eigenlijk een gevolg van het ongemak dat je in jezelf ervaart?’

‘Dat ongemak komt daar zeker deels uit voort. Mijn vriendin zegt altijd te wachten op het moment dat ik me echt helemaal vrij voel om in mijn hele verschijning als artiest, inclusief branding en look, mezelf te omarmen. Zij zegt dat het heel veel teweeg zal brengen en ik denk dat daar absoluut een waarheid in zit. Het is een reis waarvan ik wellicht nog aan het begin sta. Tegelijk merk ik dat ik mijn leven lang al zoveel aandacht krijg doordat ik in verschillende gemeenschappen opval en anders ben – of ik nu in de witte of de zwarte omgeving verkeer. Daar heb ik geen zin in.

‘Ik was altijd “speciaal” en had vaak het gevoel dat ik iets moest representeren. Ik wil er gewoon zijn. Ik wil even niet zwart of wit, man of vrouw zijn. Ik wil soms in de omgeving op kunnen gaan, ik hoef niet op de voorgrond’, zegt de dubbelbloed met een Namibische moeder en Belgische vader resoluut.

‘Wel op het podium, niet op de voorgrond, dus. Wat inspireert jou?’ vraag ik.

‘Simpelweg het leven, mijn ervaringen, de dingen die ik lees, die ik voel. Mijn liedjes van de afgelopen tijd worden vooral gekenmerkt door het enorme onrecht dat ik in de wereld zie en waarvan ik echt denk: “Jongens, hoe kan dit?” De liedjes zijn vooral het product van ongeloof dat expressie moet hebben. Het is daarmee ook een vorm van zelfheling. Eerst komt de muziek, die geeft me het gevoel en daarop kan ik mijn gevoelens uiten in de vorm van tekst. Als ik me erger aan een herdenking van bepaalde mensen, dan roept dat woede op die zich vervolgens vertaalt naar een lied. Maar als ik me verloren voel en even niet weet wat ik moet, dan schrijf ik daar ook een nummer over.’

‘Je hebt een paar hele lelijke kanten gezien van Nederland in de afgelopen jaren’, zeg ik voorzichtig.

Vranckx begint ongemakkelijk te lachen. ‘Zeker weten.’

‘Wat was het pijnlijkste wat je hebt meegemaakt of gezien?’

‘De uitzetting van mij en mijn partner en tientallen anderen (met name nieuwkomers en vluchtelingen) uit een wooninitiatief in Almere. Het werd mij toen heel duidelijk wie een stem heeft en wie niet, wie ergens op terug kan vallen en wie niet, maar ook welke stromingen onderhuids aan het werk zijn.’

Vranckx refereert aan de beruchte kwestie van het ecologische dorp van Diamondiaal, waarbij nieuwe Nederlanders, artiesten en pleegkinderen in een volledig groen en ecovriendelijk woonproject samenleefden. De samenlevingsutopie haalde in april 2019 alle landelijke dagbladen en het acht-uur-journaal, omdat de tientallen zogeheten “kwetsbare” personen op rechterlijk bevel halsoverkop uit hun woningen werden gezet, zonder hen alternatief woningaanbod of restitutie van de borg aan te bieden. De stichting die het project leidde zou zich niet aan de regels hebben gehouden, zo luidde de officiële lezing.

Dat laatste mag weliswaar kloppen, maar, zo zegt Vranckx op een matter of fact-toon: ‘Dit was een politiek verhaal. Almere is een echte FvD-gemeente. Er zaten lokale politici van SP tot PVV in de rechtszaal. En dan waren er nog de economische aspecten die wellicht zwaarder wogen. Toen de initiatiefnemers een global village wilden creëren was er sprake van een leeg stuk grond zonder omwonenden. Maar er kwamen zelfbouwkavels omheen, de grondprijs ging omhoog, de buurt werd booming.

‘Toen die nieuwe bewoners begonnen te klagen over al die “buitenlanders” en “illegalen” was het voor ons gedaan. We hebben van alles geprobeerd. Buurtgesprekken aangeknoopt, ze uitgenodigd ons te ontmoeten en bij ons te komen kijken, om ze te laten zien dat we echt niet eng zijn of wat mensen ook dachten. Tevergeefs. We waren simpelweg niet gewenst.’

Vranckx en diens partner belandden in een absolute woonnachtmerrie. Al hun geld zat in het project. Zes maanden lang hopten ze van het ene naar het andere tijdelijke logeeradres, terwijl hun kleding en inboedel over vier verschillende steden verspreid was.

‘De gedupeerde bewoners viel niets te verwijten, maar stonden plotsklaps met legen handen op straat. Degenen die enigszins Nederlands spraken werden nergens in ondersteund of geholpen. De simpele boodschap was “save yourself”. Daardoor werd de hardheid van het systeem heel duidelijk. Tegelijk ben ik dankbaar, want deze ervaring heeft me enorm veel geleerd. Ik ben heel veilig en comfortabel opgevoed. Door dit project kreeg ik heel direct te maken met mensen met een vluchtelingenachtergrond en ervoer ik voor het eerst hoe het is om behandeld te worden als zij.’

‘Ja, want voor een gemiddelde omwonende zouden jij en je partner evengoed vluchteling kunnen zijn’, zeg ik, denkend aan Vranckx’ vriendin, die oorspronkelijk uit Liberia komt. ‘Jullie zijn immers allebei van kleur.’

‘Nu ik de betekenis daarvan zelf aan den lijve heb ondervonden begrijp ik meer dan ooit de urgentie van dit soort vraagstukken en groeit de noodzaak me luid en duidelijk uit te spreken’, vertelt Vranckx. Ze zegt wel eerder met racisme te zijn geconfronteerd en zelfs gevaarlijke situaties te hebben meegemaakt, maar deze gebeurtenis was toch heel anders. De artiest zoekt even zichtbaar naar woorden en komt dan met een metafoor die blijkbaar spreekt voor deze tijd. ‘Het lijkt alsof je naar een brandend huis wijst en roept: “Help! Breng emmers.” Maar dat mensen kijken en zuchtend zeggen: “Ach kind, het is al te laat. Wat kunnen we nog doen? Zoek maar een ander huis.” Terwijl je naar de groeiende vlammen kijkt en denkt: “Samen zouden we iets kunnen doen.” Maar iedereen loopt onverschillig door.’

‘Een brand blust zichzelf niet’, trek ik de metafoor door. ‘Dus het lijkt ook alsof de buren zeggen: “Ach, het is mijn huis niet.” Zonder te beseffen dat het hele systeem uiteindelijk afbrandt.’

‘Nu je dat zegt: bij die rondgang door de buurt, en bij al die gesprekken die we probeerden aan te knopen, bemerkte ik zo’n onverschilligheid. Zelfs wanneer we emotioneel vertelden dat we met z’n allen zouden worden uitgezet haalden de meeste mensen hun schouders op. Toen begreep ik wat de joodse bevolking was overkomen. Voor het eerst kon ik me voorstellen wat de mentaliteit was waardoor mensen zo afgevoerd kunnen worden.’

‘Natuurlijk is ons verhaal niet met de holocaust te vergelijken’, zegt Vranckx. ‘Maar ik voelde wel dat diepe gevoel van verraad en bedrog. Het verlies van vertrouwen in de mens.‘

‘Heb je toen overwogen om uit Nederland te vertrekken?’ vraag ik.

Vranckx slaakt een lange zucht. ‘Ik had geen ruimte voor die gedachte op dat moment.’

‘Is het niet eens in je opgekomen?’ vraag ik lichtelijk verbaasd, mezelf afvragend of ik nog een minuut langer zou willen blijven.

‘Ik dacht meer: fuck Almere. Wat is dit voor kloteplek?’ zegt die op een toon die verraadt dat Vranckx nog steeds oprecht verbaasd is. ‘Ik was absoluut teleurgesteld in Nederland, maar nee, ik dacht niet: “Ik ga weg uit dit land.” Mijn gedachte was eerder: “Oké, dus zo zit het hier in elkaar, weg roze wolken, dag naïviteit.”’

Weggaan. Reizen. Door het coronavirus lag het vliegverkeer in één keer plat. Vranckx deelt een bijzonder confronterend inzicht. Door het coronavirus kan die niet naar Namibië. De artiest mist diens moederland vreselijk, net zoals ik opeens meer heimwee naar mijn vaderland Egypte heb dan ooit. De plotselinge onbereikbaarheid vergroot het gemis. ‘Moet je bedenken hoe het is om vluchteling te zijn en wellicht nooit meer terug te kunnen keren?’ vraagt Vranckx mij nadrukkelijk. We zijn allebei even stil.

Vertrekken of thuiskomen? Het is een vraag die Vranckx zichzelf al een leven lang stelt.

‘Ik heb me heel mijn leven afgezet tegen het Nederlanderschap, omdat ik me erger aan zoveel dingen. Ik kon me altijd verschuilen achter dat halve Belgische, al voel ik me veel minder Belg dan Nederlander, maar op papier ben ik geen Nederlander. Maar juist ook door ervaringen in België, waar ik dezelfde racistische shit meemaak als hier in Nederland – met dit verschil dat Vlamingen veel subtieler en geniepiger zijn in het bedekken daarvan – denk ik: geef me dan het harde racisme van Nederland maar.’

‘Terwijl Nederlanders er toch ook om bekend staan zichzelf van ieder racisme vrij te pleiten en het ook heel bedekt doen’, zeg ik.

‘Ja maar toch is het Trump-style. Bot. Brutaal. Men kan hier wel beweren dat hier geen racisme is, maar tegelijk kan niemand er omheen. Een Vlaming is veel bedekter en vindt zichzelf veel beschaafder dan de Nederlanders. Terwijl ik mijn leven lang de dikke ondertoon heb ervaren. Ik ben daar allergisch voor.’

Opnieuw speelde de quarantaine een grote rol. Het afdalen naar de kern resulteerde in een keuze voor het zichtbare kwaad én de wil tot de radicale doorbraak daarvan. ‘Ik woon het grootste deel van mijn leven al in Nederland en ik heb genoeg te doen hier. Ik voel nu veel meer verantwoordelijkheid en een toe-eigening van die identiteit. Dus ja, ik ben wél Nederlander, al staat dat wellicht niet zo op papier. Ik woon hier sinds mijn vijfde, dus in die zin ben ik net zoveel Nederlander als ieder ander.’

Vranckx kijkt even voor zich uit en komt dan met een andere metafoor, opnieuw over een huis. Waar en hoe te wonen is duidelijk een groot thema in diens leven. ‘Als een je in een kraakpand woont en weet dat de woning ieder moment kan worden gesloopt, dan ga je er niet klussen of veel opruimen. Maar als je een eigen huisje hebt en weet dat die plek van jou is en je er mag blijven, dan ga je het verven en lekker inrichten. Zo voelt mijn positie nu ook in Nederland. Ik ben hier om te blijven.’

Vranckx is klaar om de kwast te pakken. Met een stralende blik zegt die: ‘Ik wil gewoon gaan verven, leuke plantjes planten en vooral… zuurstof creëren.’