Waarom, meneer Brandt Corstius, bent u zo gefascineerd door leugen en bedrog?
‘Omdat je er zo goed de waarheid in kan verstoppen.’

Liegt u zelf wel eens?
‘Ik heb mijn leven lang gelogen.’

Is dat moeilijk, geloofwaardig liegen?
‘Je krijgt er ervaring in. Een leugen moet in elk geval aan een voorwaarde voldoen: de leugenaar moet de pretentie hebben dat de toegelogene de leugen als waarheid zal slikken. Kun je me nog volgen? Kijk, laat ik het zo zeggen: de waarheid kan iedereen verzinnen, een leugen niet. Zo was ik vorige week op een avondje dat Tom van Deel…’

… de literatuurcriticus van Trouw…
‘…dat Tom van Deel voor Gerrit Krol…’

… de meest onleesbare schrijver van Nederland…
‘… een avondje dat Tom van Deel voor Gerrit Krol had georganiseerd - als ik even uit mag spreken. Bij de eerste handdruk aan een bescheten uitgevallen vrouwspersoon hoorde ik haar zeggen: “Ik ben Corine Spoor.” Dat was Corine Spoor, van het voormalige weekblad De Stank! Hoe kon Tom, vroeg ik me af, dat serpent in zijn huis toelaten? Het bleek dat ze Gerrit geinterviewd had en brutaal met hem was meegegaan. Ik ging naast Gerrit op de divan zitten en vertelde hoe ze mijn schitterend geimproviseerde Multatuli-lezing voor het Multatuli-genootschap had bedorven door met behulp van een binnengesmokkelde taperecorder een gestolen versie ervan in De Stank te plaatsen…’

Kom nou, je mag toch wel een stukje over zo'n avond in de krant afdrukken? Zo'n lezing is toch geen staatsgeheim?
‘Of het legaal is iemands toespraak voor een besloten gezelschap verfomfaaid af te drukken zonder om toestemming te vragen - en het papenblad wist dat ik die toestemming nooit zou geven - is een ding, maar zeker is het onfatsoenlijk! Vervolgens schrijft Corines hoofdredacteur, de door- en-door leugenachtige Arie Kuiper, in zijn inmiddels gelukkig failliet gegane blaadje…’

Je krijgt als liegbeest een kruisje op je voorhoofd, heb ik wel eens gelezen.
‘Dat behoort tot de hardnekkige verhalen die wetenschappelijk onjuist zijn bevonden. Maar misschien is het toch waar, misschien is niets geheel waar en zelfs dat niet.’

Hoor ik hier niet opeens de stem van de bewonderde Multatuli?
‘Er leeft geen hartstochtelijker Multatuliaan dan ik. Ik kan bijna zijn gehele Verzameld Werk uit mijn hoofd opzeggen. Ik schrijf geen artikel zonder hem of in elk geval een gedachte van hem erin te verwerken.’

Is het niet heerlijk!
‘Die man is voor mij altijd een open boek geweest. Laat ik het zo zeggen, elke zin van Multatuli is voor mij een boterham met marmite te midden van de stroop en jam van zijn tijdgenoten. Soms vind ik een uitdrukking heel mooi, bijvoorbeeld: “Het enige contact dat ik met u wil hebben, is via de punt van mijn laars.” ’

Een soort columnist, eigenlijk.
‘Dat klopt. Kijk, een columnist geeft commentaar op wat gebeurd is. Maar dat doen tientallen andere scribenten ook. Nog nooit heb ik op enige dag van de week iemand horen zeggen: “Heb je gisteren het hoofdartikel in de NRC gelezen?” Jij wel?’

Ik lees liever Het Parool.
‘Daar kijk ik niet van op. Het Parool is niet alleen een slechte krant, maar vooral een laffe krant. Als columnist ben ik natuurlijk geinteresseerd in de columnisten. Die zijn het peper en zout van een krant. Het Parool heeft er tientallen. Maar allemaal missen ze wat voor een columnist toch een essentiele eigenschap is: onafhankelijkheid. Een columnist levert zijn commentaar op prikkelende, anarchistische, tegendraadse, volmaakt gevormde wijze. Maar een echte columnist doet nog iets. Hij legt zaken op de nationale snijtafel die daar tevoren niet lagen. Zijn stokpaardjes worden ieders huisdier, zal ik maar zeggen.’

Uw eigen stokpaardjes hebben nooit iets huiselijks. Het is nooit de poes, bijvoorbeeld, die Carmiggelt van stal haalde als hij weer eens een kater had.
‘Ik hoor bij de ouderwetse columnisten die nooit over hun eigen huiselijke omstandigheden schrijven. Ik weet dat dit standpunt uit de mode is. Je moet juist voortdurend over je prive-ellende schrijven, je scheidingen, je weggelopen partners. Want hoe zieliger je bent, hoe heerlijker de lezers het vinden. Maar ik ben niet zielig, en als ik het wel was, zou ik liever het puntje van mijn muis afbijten dan er de lezers mee lastig te vallen.’

Wat is dat eigenlijk, een columnist? Een nar? Een clown? Een messcherpe satiricus?
‘Laat ik het zo formuleren: Een columnist is iemand die eraan gewend is dat mensen die hij aanvalt hem proberen dood te zwijgen. Ik klaag er in het geheel niet over, bijvoorbeeld, dat Carel Peeters in zijn onvolprezen VN-rubriek niet bereid is om het boekje waarin hij wordt aangevallen, te bespreken of te laten bespreken. Wat mij wel onaangenaam trof, was dat hij zelfs het verschijnen van dat boekje Grijscolumns, en van drie andere boekjes, niet aankondigde in de rubriek die daarvoor bestaat. Dat beschouw ik als stalinisme.’

U hebt die arme Carel Peeters de ‘Koning Eenoog in het Land der Letteren’ genoemd.
‘Ik ontken niet dat Peeters een reputatie heeft. Dat was juist voor mij een reden zijn werk eens nader te bekijken. Na mijn behandeling had Peeters weer een reputatie: die van de grootste ouwehoer onder de recensenten.’

Want u scheldt graag, is het niet?
‘Noem je dat schelden? In de praktijk valt dat wel mee. Trouwens, als ze in Nederland een scheldwoord lezen denken ze: “O, polemiek! Wat erg voor de uitgescholdene!” Het enige wat de Nederlandse lezer nog kan wakkerschudden, is het woord antisemitisme.’

Vertel mij wat! Het heeft me bijna twintig ruggen gekost.
‘Dus als Aad Nuis een boek van Frans Kellendonk niet mooi vindt, noemt hij het antisemitisch. En als Charles Timmer niet kan antwoorden op een kort, feitelijk ingezonden briefje, verwijt hij zijn aanvaller antisemitisme. En als Emma Brunt haar stukjes bundelt, laat ze ter attractie achterop vermelden dat ze door Piet Grijs voor antisemiet is uitgescholden.’

O, jee!
‘Maar over het algemeen vind ik dat er nooit genoeg gescholden kan worden.’

En daarom vergelijkt u Carel Peeters met Stalin en Ruding met Eichmann, dus noemde u Karel van het Reve een huurmoordenaar, Tamar een neo-antisemiete, Bart Tromp een perfide leugenaar en Martin van Amerongen de handlanger van antisemieten.
‘Tromp is een perfide leugenaar. Ach, denkt hij, de lezers van de maandagkrant zijn op woensdag alweer vergeten wat ik geschreven heb en ik ben hoogleraar internationale betrekkingen, dus ik mag wel liegen. En Martin van Amerongen is voor mij het voorbeeld van hoe een hoofdredacteur niet moet zijn. Die man schreef bij een gelegenheid die er nu niet toe doet dat ik gewetenloos was. Toen ik gedocumenteerd aantoonde… Om kort te gaan: laat hem rustig de hoofdredactie van de Uitkrant voeren, maar laat De Groene een ander nemen, want dat blad verdient het om te blijven bestaan. Heb je dat boekje gelezen dat hij bij het afscheid van een kapitalistische mestkever als Pierre Vinken heeft geschreven?’

Nee, wel dat brave boekje dat u schreef bij het afscheid van Harry Lockefeer, uw hoofdredacteur bij de Volkskrant. Daar heb ik weinig anarchisme en tegendraadsheid in aangetroffen, eerlijk gezegd.
‘Ik heb zwart op wit dat ik er alles in mocht schrijven wat ik wilde. Maar ik kon niets slechts over hem bedenken. Voor columnisten was Harry de ideale hoofdredacteur: hij laat je met rust. Weet je trouwens dat ik tien jaar geleden nog bijna zelf hoofdredacteur ben geworden? Van De Groene. Ik begon met nee, en alles wat zij verder inbrachten maakte dat nee nog strenger. De Groene had een erfenis gekregen en in plaats van dat geld langzaam weg te laten kwijnen, wilden ze er een prestigieuze hoofdredacteur mee kopen. “Schrijf je eigen cheque maar.” Ik ried ze aan Martin van Amerongen te vragen. Dat had ik dus niet moeten doen.’

Heeft die bewonderde Harry Lockefeer niet eens een stukje van u uit de krant gehouden? Dat stukje waarin u Neelie Smit- Kroes voor hoer had uitgemaakt?
‘Mag ik even eerlijk zijn? Net zoals ik wel eens de lust tot moorden of stelen in mij voel opwellen, zo heb ik wel eens gelegenheden waarin het discriminerende schelden me tot de lippen rijst.’

En dan trek je jezelf, al tikkende, af achter de tekstverwerker?
‘Soms. Het hangt ervan af. Mag ik nog even eerlijk zijn? Vertel je het niet verder? Wanneer een vrouw een zwarte kleur heeft, zal zij bij mij, gemiddeld gesproken, een stijvere pik tot stand brengen dan een vrouw met een witte kleur.’

Hier krijg ik vochtige handen van… Net als die keer dat u Lubbers met Hitler hebt vergeleken.
‘Veel lezers houden niet van dit soort vergelijkingen. Hij gaat eigenlijk ook niet op. Hitler heeft bij mijn weten nooit een zelfgemaakte maas in de wet gebruikt om zichzelf geldelijk voordeel te verschaffen. Toen hij zijn land tot een puinhoop had gemaakt, pleegde hij zelfmoord. Lubbers zit dan met zijn miljoenen in Florida. Dus zal ik doorgaan te trachten de geest van Goebbels uit Den Haag te drijven. Dit land is tijdelijk bezet door barbaren en moronen, maar die schoppen we er wel uit.’

Is een man als Wim Kok, met Lubbers vergeleken, geen vooruitgang?
‘Kok heeft de grote verdienste dat hij de verkiezingen heeft verloren en zich daarna door een ondemocratisch aangewezen staatshoofd liet aanwijzen als redder van de natie. Kok is de dood in de pot voor de Nederlandse democratie - maar dat zijn natuurlijk kleinigheden.’

Beschouwt u zich eigenlijk zelf als een democraat?
‘Lang heb ik geloofd dat ik een democraat was. Ik vergiste me. Ik ben geen democraat. Mijn hele leven heb ik onder regeringen geleefd waarmee ik het fundamenteel oneens was. Geeft niets, dat is goed voor mijn karakter. Maar waarom laten we ons toch steeds weer voor de gek houden met die fopspeen die verkiezingen heet? In een land waarin zowel de regeerders als de politie fout op fout stapelen, is het enige dat ons nog van de maffiastaat scheidt, een behoorlijk justitieel stelsel. Als dat ook nog verrot blijkt, omdat men elkaar de hand boven het hoofd houdt, dan heb ik nog liever de buitenlandse maffia aan de macht dan de binnenlandse. Weet je nog hoe Amsterdam die regent Van Hall wegpestte? Of hoepelde je toen nog in de achterbuurten van Wassenaar? Neem het van mij aan, het is de enige manier: schelden, onredelijk zijn, vergaderingen verstoren, vloeken. Dit lijkt allemaal geouwehoer, maar om met God te spreken: er is niets tegen geouwehoer, als Van het Reves zegen er maar op rust.’

Godsklere, ik vind het meer pure Janmaatpraat
‘Ja. Inderdaad. Nou en? Je zou op de CD gaan stemmen, omdat die partij tenminste eerlijk zegt wat ze wil. Wat mij vooral de keel uithangt is de onbeschrijfelijke voorzichtigheid, de bangelijke ingetogenheid, de schijterige keurigheid die in de jaren zeventig is begonnen, in de jaren tachtig is gegroeid, en als het in de jaren negentig zo doorgaat, zal niemand in het jaar 2000 nog een zin durven zeggen zonder die te laten goedkeuren door een comite waarin alle sektes en gektes van Nederland een veto hebben.’

Arie Kuipers schreef dat hij u als een pure gek beschouwd, een gek waarbij alle remmen zijn doorgeslagen.
‘Arie Kuipers? Breek me de bek niet open! Daar zou ik je sterke staaltjes van kunnen vertellen. Die lul heeft me in zijn snertblaadje al een alcoholist genoemd en een antisemiet en een moordenaar en een syfilluslijder en een boekverbrander en een voorstander van de doodstraf. Dus wat moet ik tegen hem terugzeggen? Daar valt toch niet tegenop te schelden?’

De mening van Theo Sontrop mag er anders ook wel wezen. Die beschouwt u als een psychoot, zij het een begaafde psychoot. Klaar ben je!
‘Ja, ik ben gek en ik ben gevaarlijk. Ik ben slecht en ik ben sluw. Allemaal waar. Hoe zou ik het trouwens als erkende gevaarlijke gek en sluwe slechterik kunnen ontkennen?’

Is dat uw nachtmerrie: een ouwe, kale schreeuwlelijk worden?
‘Nee, waarom zou ik? Anderen hebben elke nacht een angstdroom of gaan jaren naar een psychiater - ik schrijf het op. Geef mensen die bang zijn gek te worden een column in een weekblad. Echt, het helpt. Laten we elk jaar of elke minuut een Miss Gek kiezen en een Mister Gekker. Laten we de wereldkampioenschappen gekte arrangeren, in Amsterdam, in mijn huis, in mijn hoofd, in dat gekke plekje in mijn hoofd…’

Hebt u, om dit gesprek af te ronden, ten slotte nog een boodschap aan de mensheid?
‘Mij is veel te verwijten, vooral dat ik te goeiig ben geweest. Maar vanaf 26 juli 1995 zal ik eindelijk een goed en verstandig mens worden. Als iemand een seksistische grap maakt, zal ik mijn mond houden - ik ben toch geen vrouw? Als iemand een antisemitische opmerking maakt…’ (Aarzelt.)

…Gaat u gerust verder…
‘… dan zal ik m'n mond houden - ik ben toch geen jood? Als iemand mij uitscheldt voor schijnheilige, zal ik zwijgen, want ik ben schijnheilig. Als iemand mij verwijt dat ik de waarheid verzwijg, zal ik zwijgen, want ik verzwijg de waarheid. Goed, ik was een rotaap - wat dan nog? Kun je het nog steeds een beetje volgen, beste jongen?’

Meneer Brandt Corstius, bedankt voor dit gesprek.