De man, toneelspeler Reinout Bussemaker, spreekt als eerste. Een kleine drie kwartier. Zij, Johanna ter Steege, luistert, incasseert.

Hij opent aldus. ‘Ik wou je zien om je te zeggen dat het stopt. Het gaat niet meer door. We gaan er niet mee door. Hier stopt het.’ Dat lijkt ook het onderwerp. Hoe een intensieve verhouding plotseling ophoudt. Hij wekt de indruk dat hij er lang over heeft nagedacht. Hij lijkt angstig. Hij is mogelijk bang voor haar, voor haar reactie. In zijn angst heeft hij gezocht naar rationalisaties van emoties. ‘Kijk nou hoe je eruitziet. Kijk nou hoe je gezicht eruitziet. Ik moet dat gezicht niet. Ik moet die tranen niet. Die zogenaamde tranen. Die tranen zijn de uitdrukking van een filosofische verwarring. Ik neem me even niet kwalijk. Je huilt niet om een verloren liefde, opgehangen als een zak aan een spijker. Jij huilt of liever: in jou huilt het. En wat we zien stromen zijn tranen om een debiel concept van liefde.’ Er passeren herinneringen aan een favoriet schilderij. Over kijken, zien, ervaren gaat het. Hij eindigt als een onderhandelaar. De slotpassage gaat over de ruimte en de tijd ná het verbreken van de verhouding. En over de kinderen.

Dan spreekt zij. Ze spreken elkaar aan bij de eigen naam. Hij richtte zich daarnet tot Johanna. Zij, Johanna ter Steege, richt zich nu tot Reinout. Zij betrekt haar werk in de reactie. Dat lijkt: toneelspelen, optreden, dus: wat ze nu doet. Je voelt vrij snel waarom hij mogelijk bang voor haar is. Ze is direct, geraakt, fel, overrompelend want overrompeld. En ze is kwaad. Grimmig kwaad. ‘Jij hebt zonet gepraat. Welnu, ik ga daar vervolgens antwoord op geven. En sorry voor het voorbeeld, maar het enige wat me voor de geest komt is de onwrikbare definitie van toneel. Iemand praat. Iemand anders komt naar voren en zegt: ik ben het er niet mee eens. Dus we gaan de onwrikbare definitie van het toneel volgen. Nu jij voor de ogen van de wereld begonnen bent van ons leven een abjecte farce te maken.’ Ze blijft zo direct gedurende de volle ruim drie kwartier van haar antwoord. ‘Ik hield van je. Ik heb van je gehouden, etterbak. Maar je woorden, die energie die jij erin stopt, verschrikkelijk. Wat een meelijwekkend soort verbranding. Zo te verbranden. Zo te zweten!’

Zo ketsend en afgefakkeld, pratend vanuit het middenrif, als de man de relatie op de brandstapel gooit, zo scherp en klievend, op de golvende ademstoten van de borststem, maakt zij een eind aan zijn rationalisaties. Misschien ligt dáárin wel de oorzaak van de ademloze publiekservaring die ik had bij dit duel, dat overigens De liefde voorbij heet, door Erik Bindervoet uit het Frans van Pascal Rambert naar onze taal getoverd, en door Marcelle Meuleman op de vierkante millimeter geregisseerd.

De mentale verhouding op de speelvloer zit ongeveer zo: hij is aangever, zij zorgt voor de ontploffingen. Toen ik buiten stond dacht ik even: zo dicht bij het hopeloze falen ben ik nog zelden in de buurt geweest. Maar dat klopt niet. Dat falen ben je altijd zelf. Mogelijk is dat wel de magie van deze stille toneelgebeurtenis. Je ontploft al kijkend zelf in je eigen gezicht. Nog nooit zoiets meegemaakt! U kunt nog heel even.


De liefde voorbij, t/m 21 maart, in Wageningen, Leiden, Arnhem, Baarn, Amstelveen, ntk.nl


Beeld: De liefde voorbij, Johanna ter Steege en Reinout Bussemaker