Sekswerkers in de Filippijnen vertelden me dat je als gearresteerde prostituee geluk hebt als een politieagent je leuk vindt. Dan word je namelijk alleen door hem verkracht en ga je niet het hele korps door. Zo’n verhaal… daar moet je toch van huilen?’ Marjan Wijers doet als jurist en consultant al decennia onderzoek naar mensenrechten, mensenhandel en rechten van sekswerkers. ‘De ervaring van sekswerkers leert dat vrijwel overal de politie de grootste bron van geweld is tegen sekswerkers’, weet ze. Decriminalisering van prostitutie draagt bij aan sterkere rechten van vrouwen en moet daarom inderdaad worden aangemoedigd. ‘Het stigma op prostitutie is iets wat alle vrouwen raakt. Het houdt het idee in stand dat het recht van vrouwen op bescherming tegen geweld afhangt van hun “eer”, hun seksuele zuiverheid.’

Juist feministen moeten opkomen voor de rechten van sekswerkers, vindt Wijers: ‘Want elke maatregel die bijdraagt aan stigmatisering of marginalisering maakt sekswerkers kwetsbaarder voor geweld.’

‘Ik krimp ineen als ik het woord “sekswerk” hoor. De rituele degradatie van mijn lichaam door vreemden voor de vervulling van hun behoeften lijkt in de verste verte niet op werk.’ Rachel Moran, oprichter van Space International, een organisatie die de afschaffing van prostitutie bepleit, publiceerde eind augustus een aangrijpend artikel in The New York Times. Op haar veertiende belandde ze op straat en in de prostitutie. Volgens haar bestaat er slechts een handjevol geprivilegieerde, westerse vrouwen dat vrijwillig als escort werkt. ‘Hun recht om seks te verkopen zou niet boven mijn recht moeten staan om niet verkocht te worden in een handel die aast op vrouwen die sowieso al gemarginaliseerd zijn door ras en klasse.’ Volgens haar is legalisering niet progressief en sterkt het mannen in het idee dat ze seks mogen kopen.

Prostitutie legaliseren of juist verbieden? Het is een vraag die politici, beleidsmakers, (ex-)prostituees, feministen en ngo’s scherp verdeelt. Voor wie moet je kiezen? Voor een organisatie als Amnesty International die kiest voor wettelijke regulering? Of voor de actrice Meryl Streep, die Rachel Moran ondersteunt in haar pleidooi voor een algemeen verbod.

‘Beide partijen hebben hetzelfde doel: prostituees in wankele posities te behoeden voor gevaren’, schreef Maxim Februari in zijn column in NRC Handelsblad. ‘Je hoopt dat vervolgens de twee strategieën worden doorgerekend en in een saaie vergadering met elkaar vergeleken. Dan kun je een beredeneerde afweging maken.’

Mijn onderzoek, waarbij ik voor- en tegenstanders van een wettelijk verbod sprak, cijfers vergeleek en rapporten onderzocht maakt één ding duidelijk: twee strategieën saai doorrekenen is ingewikkelder dan gedacht. Standpunten zijn in beton gegoten, partijen gaan uit van cijfers die het eigen gelijk bevestigen en emoties maken een zakelijk debat vrijwel onmogelijk.

Het begint al bij de terminologie. Gebruik je de term ‘sekswerk’, dan beland je direct in het Amnesty-kamp; hanteer je het meer afstandelijke ‘prostitutie’, dan hoor je bij Meryl Streep. Ik gebruik de termen door elkaar, afhankelijk van met wie ik praat of wie ik citeer. En dus zonder vooringenomenheid.

Het kernconcept in het debat is ‘vrijwilligheid’. Voor Amnesty gaat het erom dat vrijwillig sekswerk kan blijven bestaan, maar dat mensenhandel en andere vormen van exploitatie met kracht worden bestreden. Een nobel streven, maar bestaat vrijwillige prostitutie eigenlijk wel? Daarover verschillen de meningen.

Ingeborg Kraus, een Duitse psychologe, startte in december 2014 een petitie waarin de Duitse regering werd gevraagd om de wet uit 2002, waarmee prostitutie werd gelegaliseerd, in te trekken. Haar petitie werd door talloze prominente trauma-experts ondertekend. Daarnaast wordt in de petitie bondskanselier Angela Merkel gevraagd een juridisch raamwerk te creëren waarin prostitutie kan worden uitgebannen en ‘overlevenden’ kunnen worden gesteund. Kraus is stellig: ‘Vrijwillige prostitutie bestaat niet. Vrouwen die zeggen dat ze het zelf willen, die kunnen niet anders. Als ze iets anders zouden zeggen, zouden ze volledig instorten.’

Volgens Kraus gaat het vrijwel altijd om vrouwen die misbruikt zijn in hun jeugd. ‘Al mijn collega-psychotherapeuten hebben deze ervaring. De vrouwen zijn al getraumatiseerd als ze erin stappen. Psychologisch gezien is de enige manier om prostitutie te overleven tegen jezelf liegen.’ Ze verwijst naar verschillende onderzoeken waaruit blijkt dat tussen de 65 en 95 procent van de prostituees te maken heeft gehad met seksueel misbruik in de jeugd.

Ook Melissa Farley, klinisch psychologe en oprichter van het Prostitution Research and Education Center in San Francisco, weet: ‘Om gevangenschap te overleven, is het heel normaal dat mensen bonden met hun mishandelaars.’ Ze verwijst naar de feministe Andrea Dworkin die lang geleden al constateerde: ‘Incest is een boot camp voor prostitutie.’

Farley stelt dat 71 procent van de (ex-)prostituees klinisch significante symptomen van dissociatie heeft, een vorm van buiten je eigen lichaam treden. Met dit overlevingsmechanisme kunnen ze het volhouden. Twee derde van de vrouwen lijdt bovendien aan de symptomen van ptss (posttraumatische stressstoornis).

Marjan Wijers kent de cijfers, maar heeft grote bedenkingen bij de kwaliteit van de onderzoeken. ‘De onderzoekspopulatie blijkt dan een groep straatprostituees in New York te zijn. Niet bepaald representatief voor alle sekswerkers natuurlijk. Bij heel veel van die onderzoeken is niet duidelijk waar die cijfers precies vandaan komen. Wat is de methodologie geweest? Welke populatie is precies onderzocht? Elke studie blijkt flink gekleurd door de eigen morele keuze die al is gemaakt.’

Mariska Majoor begon op haar zestiende te werken als prostituee en zet zich inmiddels in voor sekswerkers met de door haar opgerichte belangenorganisatie Proud. In een video over het Red Light District in Amsterdam vertelt ze: ‘Er zijn vrouwen die hier gedwongen zitten, maar de meeste vrouwen zitten hier uit vrije wil. En zij vinden het heel vervelend dat telkens gedacht wordt dat zij ook misschien wel een slachtoffer zijn. Dat zijn ze namelijk niet.’

Ik vraag me af: zijn ze dat écht niet? In de stukken van Melissa Farley lees ik over vrouwen op wie sigaretten worden uitgedrukt, over jonge meisjes met interne bloedingen, het ene verhaal nog afschuwelijker dan het andere. ‘Prostitutie is gendered’, schrijft Farley. En daar valt weinig tegenin te brengen. Prostitutie is een uitdrukking van gendered machtsverhoudingen. Zoals Oscar Wilde opmerkte: ‘Alles in de wereld draait om seks behalve seks. Dat draait om macht.’

Maar dan hoor ik weer het verhaal van Proud-oprichtster Mariska Majoor. Jongeren van de ChristenUnie kwamen naar de Wallen om tegen prostitutie te demonstreren en toen was voor Majoor de maat vol. ‘Het beeld is zo verwrongen, er wordt enkel gefocust op alles wat er niet goed gaat. De ChristenUnie en diverse beleidsmakers zeggen “och, het is zo verschrikkelijk”, maar wat ze zo verschrikkelijk vinden, gaat eigenlijk over de omstandigheden van deze mensen, niet zozeer over het beroep dat ze uitoefenen.’ Majoor vindt het moraliserend: ‘De prostituee wordt alleen maar als slachtoffer gezien en de klant als slecht.’

Marjan Wijers zegt hierover: ’Natuurlijk is prostitutie gendered. En natuurlijk zijn mannen en vrouwen nog niet gelijk. Huiselijk geweld is bijvoorbeeld nog steeds een groot probleem. Maar dat betekent niet dat ik de straat op ga om getrouwde mannen te criminaliseren. De vraag is hoe je die omstandigheden kunt verbeteren. Je kunt beter zorgen dat vrouwen rechten hebben dan ze allemaal te bestempelen als slachtoffers die tegen zichzelf beschermd moeten worden, of ze willen of niet. Nota bene zelfs als ze zéggen dat ze het vrijwillig doen, dan wordt nóg ontkend dat dit waar is.’

Het doet Wijers denken aan de discussie over het kiesrecht voor vrouwen begin vorige eeuw, toen eveneens werd gezegd dat dit geen zin had. Vrouwen zouden toch alleen maar hun man volgen met hun stem, misten het juiste inzicht of waren te emotioneel. ‘Nu wordt gesteld dat prostituees toch alleen maar zeggen wat ze van hun pooiers moeten zeggen. Ze zijn zich niet bewust van hun onderdrukking of zijn zó ziek dat ze niet weten wat goed voor hen is. Dat zijn klassieke diskwalificatiemethoden. Ziek, dom of corrupt. Het zijn de drie standaardmethoden om groepen uit te sluiten. Ik begrijp eigenlijk niet hoe je jezelf een feminist kunt noemen als je je verzet tegen rechten voor de meest gemarginaliseerde groepen vrouwen. Waarom kun jij beter bepalen wat goed voor hen is dan zijzelf? Tegen dat soort activisten zou ik willen zeggen: ga je in een hoekje staan schamen, dames!’

Sital Kalantry, hoogleraar mensenrechten aan Cornell University in New York, is het met Wijers eens: ‘Zelfs als prostitutie vrouwen degradeert en zelfs als het symbolische schade toebrengt aan vrouwen die geen sekswerkers zijn, dan denk ik dat veel van deze vrouwen in ieder geval recht hebben op een leven. In sommige landen, zoals India, zouden veel vrouwen letterlijk omkomen van de honger als ze niet in de seksindustrie zouden kunnen werken.’

Een organisatie als Durbar (dat in het Bengaals betekent: niet te verslaan, niet te stoppen) vertegenwoordigt 65.000 sekswerkers in West-India en eist juist officiële erkenning van sekswerk en versterking van de rechten van sekswerkers. Kalantry juicht het toe dat bijvoorbeeld Amnesty International opkomt voor de rechten van prostituees. ‘In het dominance feminisme wordt sekswerk automatisch gezien als degraderend voor vrouwen en om die reden moeten vrouwen dus worden beschermd. Het nieuwe type feminisme neemt echter als uitgangspunt dat vrouwen een geïnformeerde beslissing kunnen nemen over hun eigen leven.’

‘Psychologisch gezien is de enige manier om prostitutie te overleven tegen jezelf liegen’

Op de studies naar de link met psychiatrische ziektebeelden en incest is inderdaad heel wat af te dingen, al lijkt een verband niet ondenkbaar. Maar zelfs als het er inderdaad zou zijn: betekent dit dan dat een vrouw niet zou kunnen en mogen kiezen? Wanneer heeft iemand een vrije wil? Het is in ieder geval lastig om de mening van vrouwen zelf af te doen als per definitie bepaald door een trauma en daarmee niet valide.

Maar wat is nu precies het beste voor de positie van sekswerkers: decriminaliseren of niet? Het belangrijkste argument van het antiprostitutiekamp is dat legalisering leidt tot normalisering en daarmee tot meer prostitutie én tot meer geweld. Er wordt daarbij verwezen naar Nederland en Duitsland als schrikbeelden. In weekblad Der Spiegel stonden dit jaar uitgebreide reportages over megabordelen in Duitsland waar mannen voor een basistarief alles mogen, met alle vrouwen, zo lang als ze willen. De megabordelen hebben geleid tot massaal sekstoerisme en erbarmelijke omstandigheden voor de prostituees. En het is allemaal legaal. In Nederland gooide de gemeente Amsterdam een deel van de Wallen zelfs dicht omdat er te veel criminele activiteit werd waargenomen.

In Zweden daarentegen is sinds de invoering van het nieuwe model prostitutie ‘sterk aan het dalen’. Dat schrijft althans Rachel Moran in haar artikel in The New York Times.

Eerder schreef de journalist Noy Thrupkaew in The New York Times juist dat de Zweedse wet prostituees meer schade berokkent dan hen helpt, omdat hij heeft geleid tot een toename van ondergrondse prostitutie en gevaarlijker werkomstandigheden. Zo citeerde zij Paul Holmes, een antimensenhandel-expert en voormalig Scotland Yard-agent: ‘Pooiers accepteren niet dat er een nieuwe wet is, dat er minder klanten zijn. Dus als een meisje eerst zestien uur werkte, zal ze nu twintig uur moeten werken, en onder slechtere omstandigheden. Je drijft de handel ondergronds en dat maakt het gevaarlijker voor vrouwen en moeilijker voor de politie om te handhaven.’

De Zweed Max Waltman, die aan de universiteit van Stockholm promoveert op de Zweedse prostitutiewet, ontkent de stellingen van Thrupkaew echter ten stelligste. Volgens de onderzoeker gaat het hier om ‘ongefundeerde geruchten’. Wie heeft er nu gelijk?

Hendrik Wagenaar, hoogleraar town and regional planning aan de Universiteit van Sheffield, deed uitgebreid onderzoek naar de effecten van prostitutiebeleid in verschillende landen. Volgens hem is het moeilijk om de gevolgen van een bepaald model te beoordelen. Er zijn namelijk altijd onvoorziene factoren. In Duitsland en Nederland was dat bijvoorbeeld de openstelling van de Europese grenzen vlak na de legalisering van prostitutie, waardoor vanaf 2004 een flink aantal sekswerkers uit het voormalige Oostblok naar juist deze landen trok.

Een andere vraag is of het nou beter is geworden in Zweden of niet. Wagenaar is helder: ‘We weten dat het Zweedse model niet werkt. We zien dat sekswerkers uit hun eigen huis worden gezet, omdat verhuurders bang zijn dat ze als pooier kunnen worden aangemerkt en daarmee dus strafbaar zijn. We zien dat het aantal prostituees niet is teruggedrongen. En we zien dat de opvattingen van klanten niet zijn veranderd.’

Volgens de officiële evaluatie van de Zweedse overheid is het nieuwe systeem echter wel een succes: de straatprostitutie is gehalveerd en er is nauwelijks meer sprake van andere vormen van prostitutie. Hoe zit dat dan? Wagenaar wijst erop dat dit ‘een opmerkelijke en veel bekritiseerde claim is, omdat er – verbazingwekkend genoeg – eigenlijk geen cijfers beschikbaar zijn over de omvang van de Zweedse prostitutiemarkt, noch voor, noch na de invoering van de wet. Hoewel er tussen deskundigen, maatschappelijk werk en politie wel enige overeenstemming bestond over het feit dat straatprostitutie onmiddellijk na de invoering van de wet was gehalveerd, liep het cijfer al terug voor de invoering van de wet en zijn er inmiddels aanwijzingen dat het aantal al weer is toegenomen. Over inpandige prostitutie bestaan helemaal geen cijfers.’

Verder beseffen maar weinig mensen volgens Wagenaar dat het model is ‘ingebed in een diep paternalistisch overheidsbegrip’. Wagenaar legt uit dat in Zweden ‘goede, maatschappelijk gesanctioneerde seks vrijwillig plaatsvindt tussen twee volwassenen in de context van een huwelijk of vaste relatie. “Friske seksualitet” heet dit, een officieel begrip dat gehanteerd wordt in overheidsdocumenten.’ Daarnaast bestaat er in Zweden een bereidheid om zonodig hardhandig in te grijpen in de privé-sfeer van individuele burgers als deze gedrag vertonen dat gezien wordt als afwijkend of schadelijk. Zo ging de nieuwe prostitutiewet van 1999 gepaard met een officiële campagne om prostitutiebezoek te afficheren als een persoonlijkheidsstoornis die psychiatrische behandeling vereist.’

Volgens Wagenaar is de ophemeling van het Zweedse model een van de vele voorbeelden van een weigering om naar de feiten te kijken, naar hoe beleid daadwerkelijk uitpakt. Een ander voorbeeld daarvan is de claim die veelvuldig wordt gemaakt dat legalisering van prostitutie leidt tot meer mensenhandel.

Een groot onderzoek dat bijvoorbeeld in vrijwel elke publicatie uit het antiprostitutiekamp wordt genoemd is Does Legalized Prostitution Increase Human Trafficking? van de London School of Economics. De economen beoordeelden de cijfers van 161 landen en kwamen tot de conclusie dat mensenhandel inderdaad toeneemt als prostitutie is gelegaliseerd.

Aan de telefoon nuanceert een van de auteurs, Axel Dreher, de uitkomst van zijn eigen onderzoek. ‘Het gaat hier om een gemiddelde’, stelt hij. ‘Je kunt niet zeggen dat legalisering altijd leidt tot mensenhandel.’

Dreher is ervan overtuigd dat prostitutie vrijwillig kan zijn en ook dat het legaal hoort te zijn. ‘We moeten de legale dingen toestaan en de exploiterende dingen uitbannen.’ Volgens hem is het best mogelijk om prostituees beter te beschermen, maar dit hangt af van de middelen die we hieraan willen besteden. ‘Met goede wetten en goede handhaving kunnen we mensenhandel in principe voorkomen.’

Het is onmogelijk om algemene cijfers te geven om te onderbouwen of legalisering leidt tot meer of minder mensenhandel, meent de Duitse econoom. ‘Het blijft uiteindelijk een normatieve waardering van de gegevens.’ Ook een eventuele bewezen afname van prostitutie in Zweden hoeft nog niet te betekenen dat prostitutie wereldwijd afneemt. ‘Misschien gaan al die Zweedse mannen nu wel naar Duitsland. Of naar Thailand. Je weet het gewoon niet.’

Marjan Wijers vindt dat Axel Dreher wel erg veel ‘boter op zijn hoofd’ heeft als hij nu zelf zegt dat zijn studie niets bewijst over de relatie tussen legalisering en prostitutie. ‘Dat wordt namelijk in het onderzoek zelf wel gesteld. Het is slecht onderzoek. En het wordt overal te pas en te onpas aangehaald.’

Ze legt uit wat er zo slecht aan is: ‘Neem bijvoorbeeld de definities van mensenhandel. In sommige landen wordt elke vorm van associatie met sekswerk gezien als mensenhandel, zelfs als er geen sprake is van dwang. In Nederland is het bijvoorbeeld al mensenhandel als ik een Tsjechische vriendin help hier in Nederland sekswerk te doen, ook als er geen sprake is van dwang of geweld. In andere landen wordt onderscheid gemaakt tussen “eervolle vrouwen” of “niet-eervolle vrouwen”. Die laatsten kunnen niet verhandeld worden. Die verschillende definities maken dat een vergelijking tussen al die landen simpelweg onmogelijk is, nog afgezien van het feit dat er geen betrouwbare cijfers zijn over het aantal slachtoffers.’

Wie erin wil geloven, blijft echter de conclusies van de London School of Economics aanhalen. Het is een illustratie van de emotionele lading die in dit debat overheerst. Soms leidt die zelfs tot heuse complottheorieën.

De trauma-psychotherapeute Ingeborg Kraus stelt dat ‘alle wetenschappers weten dat legalisering leidt tot meer prostitutie’. Ze wéét dat Amnesty geld heeft gekregen van de seksindustrie. Als bewijs stuurt ze me een artikel uit het Duitse, feministische tijdschrift Emma, waaruit zou moeten blijken dat een of andere rijke ondernemer in de seksindustrie Amnesty heeft beïnvloed. Dit zou moeten worden geconcludeerd uit een tweet waarin hij na het aannemen van de resolutie schrijft dat ‘Amnesty gelukkig heeft geluisterd’. Ook Marjan Wijers vertelt lachend dat zij al verschillende malen heeft gehoord dat zij wordt betaald door de seksindustrie. Ze is gewend aan dit soort verwijten.

Bij de discussie over legalisering van prostitutie blijken actievoerders, deskundigen en wetenschappers lijnrecht tegenover elkaar te staan. De discussie heeft een grote morele component en daar zit hem nou precies de kneep, vindt Hendrik Wagenaar. ‘Ik denk dat legalisering niet inhoudt dat de overheid – of de samenleving – daarmee aangeeft prostitutie moreel juist te vinden. Een van de overwegingen is dat het strafrecht een verkeerd gericht en te zwaar instrument is, met te veel negatieve gevolgen voor individu en samenleving. Vergelijk het met de manier waarop we in Nederland omgaan met cannabis en euthanasie. De overweging is dat criminalisering niet werkt. Door drugs, euthanasie of prostitutie helemaal, of via een gedoogconstructie, uit het strafrecht te halen, maak je middelen vrij voor een ander beleid. De resolutie van Amnesty moet je dan ook opvatten als een beleid dat gericht is op harm reduction, pragmatisme en bescherming van de rechten van sekswerkers.’

‘In Nederland is het al mensenhandel als ik een Tsjechische vriendin help hier in Nederland sekswerk te doen’

Tegenstanders zullen hier echter niet snel door overtuigd raken. Zo schrijft Melissa Farley op de site Prostitution Research and Education: ‘Harm reduction-programma’s die supportgroepen aanbieden en condooms uitdelen, maar geen exitprogramma’s, dragen bij aan ontkenning van de schadelijkheid van prostitutie.’ In die visie staat harm reduction gelijk aan het bagatelliseren van de problemen.

Wagenaar: ‘Pragmatisme is in hun ogen medeplichtigheid. Het gaat hun om de symboolwaarde van beleid. Toen de Zweedse minister van Vrouwenzaken werd geconfronteerd met de negatieve gevolgen voor sekswerkers van klantcriminalisering zei ze dit ook met zoveel woorden. Ze lag er niet wakker van, want de Zweedse wet diende een hoger pedagogisch doel.’

Dit heeft volgens de wetenschapper te maken met wat hij morality politics noemt. In 2012 schreef hij hier met onderzoeker Sietske Altink een artikel over in het wetenschappelijk tijdschrift Sexuality Research and Social Policy. Hoewel beleidsvorming in zekere zin altijd gaat om een afweging van verschillende waarden is prostitutie een onderwerp dat over zulke diep morele waarden gaat dat het moeilijker is om er beleid over te maken. Het artikel noemt een aantal kenmerken van dit soort morality politics.

Ten eerste vindt iedereen zichzelf een expert. Wagenaar licht toe: ‘Als je met elkaar een discussie voert over een ziektekostenstelsel, dan zijn we al snel geneigd om de doorrekening van verschillende stelsels en modellen aan experts over te laten. Bij een emotioneel onderwerp als dit willen we het echter niet overlaten aan experts. We weten het dan opeens zelf allemaal beter.’

Een ander kenmerk is dat het debat op emotionele, hoge toon wordt gevoerd. ‘Kijk naar de stukken van Renate van der Zee die mij consequent de “zogenaamde professor” noemt.’ Er is nog een aantal andere karakteristieken van morality politics, maar het meest deprimerende vindt Wagenaar de manier waarop met de feiten wordt omgesprongen. ‘Mensen die blijven roepen dat het gaat om achtduizend sekswerkers in Amsterdam, terwijl we al lang weten dat het er vijf- of zeshonderd zijn. Of zo’n studie van de London School of Economics die telkens weer wordt genoemd. Slechte wetenschap. Of die cijfers in Zweden die in feite niet bestaan.’

Doet het er niet toe wat voor onderzoek er wordt gedaan? Een emotioneel debat hoeft toch niet feitenvrij te zijn? Wagenaar: ‘Je kunt wel een paar piketpalen langs de weg slaan. Eén daarvan is dat ethische argumenten niet in een maatschappelijk vacuüm zweven. Ik ben van mening dat je de praktische consequenties van je ethische standpunten onder ogen moet zien.

Een tweede piketpaal is wederzijds respect. Dat is ver te zoeken in het “debat”. Prohibitionisten als Elma Drayer en Mary Honeyball beschuldigen voorstanders van decriminalisering er bijvoorbeeld nogal snel van dat ze betaald worden door pooiers en mensenhandelaren.

Een derde piketpaal is dat degenen die onderwerp van discussie zijn een duidelijke stem in het debat hebben. In het huidige verziekte debat is de resolutie van Amnesty een ruggensteun voor de verdrukte groep van sekswerkers.’

Ook Wijers benadrukt dat degenen om wie het gaat in de regel worden uitgesloten van de discussie. ‘Als je naar persoonlijke ervaringen luistert, dan valt vooral op hoe divers die zijn. Er bestaat een grote variëteit aan redenen om sekswerk te gaan doen, net zoals er grote verschillen in werkomstandigheden bestaan. En sommige mensen hebben meer keuzes, anderen minder. Het enige wat sekswerkers allemaal gemeen hebben is dat ze mensenrechten nodig hebben.’

In Nieuw-Zeeland, waar prostitutie in 2003 werd gelegaliseerd, lijkt het goed te werken. Gillian Abel is hoogleraar en hoofd van het departement van bevolkingsgezondheid aan de universiteit van Otago in Christchurch, Nieuw-Zeeland. Ze onderzoekt de effecten van decriminalisering van sekswerk op de gezondheid, veiligheid en mensenrechten van sekswerkers.

Ze schrijft in The New York Times: ‘Sekswerkers kunnen nu hulp van de politie vragen als ze worden blootgesteld aan geweld. Ze kunnen misdaden rapporteren zonder de angst om zelf verantwoordelijk te worden gesteld en ze kunnen hulpdiensten inroepen.’

Volgens Abel zijn de gevolgen nu al merkbaar. ‘Een politieagent is bijvoorbeeld veroordeeld omdat hij in 2010 in de gevangenis een sekswerker dreigde met verkeersboetes als zij hem geen gratis seks zou geven. In een andere rechtszaak kreeg een sekswerker 21.000 dollar schadevergoeding na een succesvolle claim wegens seksuele intimidatie door de manager van een bordeel waar ze werkte.’

Ook Wagenaar is verheugd over de Nieuw-Zeelandse resultaten. Het succes is volgens hem niet alleen te danken aan decriminalisering, de betrokkenheid van de belangenorganisatie New Zealand Prostitute Collective is ook essentieel. ‘In Nieuw-Zeeland wordt de stem van sekswerkers echt gehoord in beleidskringen. In Amsterdam bijvoorbeeld gaat dat heel moeizaam.’ Een ander belangrijk onderscheid is dat de uitvoering van de wetgeving in Nieuw-Zeeland, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Zweden, onderworpen is aan uitgebreide en zorgvuldige wetenschappelijke evaluatie.

In Nederland klinken de stemmen van sekswerkers nog niet door in het beleid. Een goed begin zou zijn om goed te luisteren naar hun verhalen. Zoals het verhaal van Mariska Majoor van Proud: ‘Je zit er niet omdat je per se geniet van alle seksuele contacten. Ik zat er echt in voor het geld, de meeste klanten interesseerden me geen reet, maar goed, ik was dan ook nog een baby, de meeste klanten konden m’n vader of opa zijn.’

Majoor begon op haar zestiende in de prostitutie omdat ze een hond wilde. Die kon ze al na één avond werken kopen. Haar boodschap: ‘Vraag je eens af waarom mensen tot dit besluit komen. Natuurlijk denk je niet op jonge leeftijd: ik word prostituee, maar zie het eens anders. Iedereen zoekt in dit leven naar manieren om in levensonderhoud te voorzien, en dat doe je door te doen wat op dat moment in je leven past. Het is zo gemakkelijk, maar ook kortzichtig om prostitutie zielig en slecht te vinden als het wordt gedaan door mensen in moeilijke economische omstandigheden. Ga dáár dan iets aan doen in plaats van prostitutie te bestrijden.’


Aanpak prostitutie

Regulering – (meestal met legalisering van bordelen, maar extensieve op prostitutie gerichte regelgeving door – doorgaans – lokale overheden): Nederland, Duitsland, Oostenrijk.

Abolitionisme – (sekswerkers zelf zijn niet strafbaar, maar alle ‘derde’ partijen en alle activiteiten verbonden aan prostitutie, zoals het werven van klanten, wel): Frankrijk en de meeste Europese landen.

Abolitionisme ‘plus’ – ( behalve derde partijen en aan prostitutie verbonden activiteiten zijn ook klanten gecriminaliseerd): Zweden, Noorwegen, Finland.

Prohibitionisme – (algeheel verbod op prostitutie en sekswerkers): Verenigde Staten, China, Filippijnen, Roemenië.

Decriminalisering – (afschaffen van alle wetten die specifiek op prostitutie gericht zijn en regulering van prostitutie met bestaand arsenaal van administratief, arbeids-, economisch en strafrecht): Nieuw Zeeland.


Beeld: (1)Mia, een erotische masseuse, tijdens haar lunchpauze in Duitsland. Foto Paolo Patriz ; (2)Makena, uit Nigeria, op haar werkplek in de bossen net buiten Rome, Italie. Foto Lorenzo Maccotaa / Contrasto / HH