
Met de soepele tred van een atleet ijsbeert Nasrdin Dchar (40) op een vrijdagavond door de grootste kleedkamer van het Chassé Theater in Breda. Op fluistertoon oefent hij ondertussen de teksten van zijn soloshow JA! die hij twintig minuten later voor de 73ste keer zal gaan spelen. Het lijkt ook meer op een ritueel dan dat hij het echt nog nodig heeft. Alsof het steekwoorden zijn die hij als onderdeel van zijn voorbereiding moet oplepelen. Het is even vaak wel als niet hoorbaar. Flarden. ‘Altijd uitleggen dat ik met Amy ben. Haar ouders, mijn ouders, prachtige cultuur, gemeenschap, Nederland. Ik kan de reacties al uittekenen.’
Dat hij deze avond gespannen is, had zijn vrouw Amy even eerder al gezegd. Tot vlak voor de show was hij nog bezig met het regelen van de iftar. Een bordje in de foyer, waar Dchar na de show met het publiek zou eten, deed bij hem een wenkbrauw fronsen. Er stond: alcohol verboden vanwege de iftar. ‘Dit is te hard, toch?’ vroeg hij aan de fotograaf, die ook aan het vasten was. ‘Ik wil niks verbieden. Iedereen mag zelf weten of-ie drinkt, maar het zou fijn zijn als er vanzelf rekening mee wordt gehouden.’ Vervolgens, half grappend, half ernstig: ‘Ik zie de berichten al voor me: islamisering Nederland begint in Breda bij acteur Nasrdin Dchar.’ De opgetrommelde medewerkers van het theater veranderden de tekst: ‘Er wordt bij de bar van de iftar geen alcohol verkocht.’
In dit deel van het theater, een labyrint van gangen, kleedkamers en oefenruimtes, is in een oogopslag duidelijk dat Dchar hier meer op zijn plek is dan de andere mensen in het gezelschap. Een houding waarvan afstraalt dat hij alles onder controle heeft, gemengd met een blik die de rest van het gezelschap op zijn gemak moet stellen. Drink vooral wat, zegt hij tegen de niet-vasters. Hij maakt grappen over de enorme massagestoel in de kleedkamer – dat hij die in elk theater eist – en beantwoordt vragen die hem zo kort voor hij op moet uit zijn concentratie zouden kunnen halen geduldig en uitgebreid.
Even eerder, bij de soundcheck, is hij nog volkomen ontspannen. Terwijl we spreken over onderwerpen die hij in zijn show behandelt, de moeilijkheden die ontstaan in een gemengde relatie als je niet praat over de verschillen, wat ook een metafoor kan zijn voor de problemen in het land tussen autochtone en nieuwe Nederlanders, schakelt hij moeiteloos over naar de technicus. ‘De kapitein van de pakketboot, de kapitein van de pakketboot. Een, twee. Ben ik goed te horen? Haar ouders, mijn ouders. Dit klinkt lekker man hier, tering. Waar was ik gebleven? Het is er echt niet leuker op geworden in Nederland en ik maak me echt zorgen, man. Vooral om de jongere generaties. Gaan we al naar de muziek?’ Ondertussen wordt het geweldige Territory van The Blaze opgezet en laat Dchar alvast zien dat hij geen onverdienstelijke danser is.
Hij vertelt daar op het podium met een nog lege zaal over een klas van een gemengde school uit Rotterdam die naar zijn voorstelling is komen kijken en die hij vlak daarna heeft bezocht om te spreken over de onderwerpen die hij behandelt. Dchar was erg geschrokken van het antwoord dat hij kreeg toen hij vroeg wie van deze tieners zich een Nederlander voelde? ‘Helemaal niemand.’
Niet veel later, als hij zich hard zuchtend als een profbokser heeft opgeladen, gaat hij het podium op. JA! gaat over de relatie van Dchar met Amy, een Nederlandse met deels Indonesische wortels, die hij heeft leren kennen in de Marina Bar in Steenbergen en die hij pas tien jaar later ten huwelijk vraagt. En dan beginnen de problemen. Uit de show: ‘Misschien is trouwen voor sommige mensen gewoon iets praktisch: nou, dan hebben we dat maar geregeld. Maar voor mij niet. Als wij trouwen zeggen we officieel tegen de wereld: dit zijn wij. En als zij dan zegt dat mensen ook gewoon een biertje kunnen drinken op onze bruiloft, snap ik waarom dit aanzoek tien jaar heeft geduurd. Dit gesprek over hoe het eruit moet zien, ons, wij samen, twee mensen uit totaal verschillende werelden, hebben we vermeden. We hebben het alleen maar gehad over waarin we elkaar kunnen vinden, alsof we altijd oogkleppen hebben opgehad. Want ja, dat maakt het licht en vrolijk. Maar nu, nu moeten we het hebben over waarin we anders zijn van elkaar en bij het eerste gesprek over de bruiloft gaat het al mis.’
Nasrdin Dchar trok voor het eerst de aandacht van het grote publiek toen hij in 2011 een Gouden Kalf won voor zijn rol in de film Rabat en een speech gaf die de boeken in ging: hij had kritiek op politici die het land probeerden te verdelen door angst aan te jagen en noemde daarbij Geert Wilders en Maxime Verhagen, zei dat hij een Nederlander is, heel trots op zijn Marokkaanse bloed en hij stond met een ‘fucking Gouden Kalf’ in zijn hand. Het kwam als een verrassing: een acteur die dit moment aangreep om een politiek geladen boodschap te verkondigen. Dchar werd overnight een bekende Nederlander, schoof in de weken daarna aan bij elke talkshowtafel en was te gast in 24 uur met… Voor de mensen die hem beter kenden was het geen verrassing dat deze thema’s Dchar bezighouden, maar na dit optreden liet hij zich vaker publiekelijk uit over de tweedeling in de samenleving en de manier waarop Marokkanen worden weggezet. Dat doet hij niet alleen door naar rechts te kijken, maar net zo goed wees hij naar de andere zijde.
Dat heeft hem in meerdere kampen niet populair gemaakt. Dat werd ook weer duidelijk toen Dchar tijdens Kerstmis een foto van zichzelf online had gezet waarop hij in een djellaba voor een kerstboom staat. Daaronder schreef hij onder meer: ‘Ik heb van kleins af aan een liefde voor de kerstperiode. Alleen vierden we het thuis nooit omdat mijn ouders vonden dat dat niet hoorde bij ons geloof. Daarom moest het kerststukje dat ik elk jaar op school maakte ook altijd gelijk naar de buren. Nu heb ik mijn eigen gezin. En vier ik het wel. Niet vanuit religieus oogpunt, maar meer vanuit gezelligheid. Zoals we ook Sinterklaas vieren. En omdat ik vind dat het een het ander niet hoeft uit te sluiten.’ Hij kreeg tientallen haatreacties van jongeren die vonden dat hij geen goede moslim was en dat was weer koren op de molen van islamhaters, die hem ook van alles hebben toegewenst. Hetzelfde geldt voor de parade die hij in 2016 mede organiseerde onder de naam Ieder1 om te laten zien dat een verdeeld land stukken mooier is als er meer samenhorigheid is. Dchar kreeg toen ook weer veel kritiek van verschillende kanten, met als dieptepunt iemand uit extreemrechtse hoek die hem op de ochtend van de mars een kogel door zijn hoofd wenste.
Ook is hij in JA! kritisch op zijn eigen gemeenschap. Hoe hij en andere moslims die opgroeiden in Nederland tal van restricties kregen opgelegd als het gaat om bijvoorbeeld liefdesrelaties met als enige reden: dat mag niet van het geloof. Hoe over liefde praten hshoema is, een moeilijk te vertalen woord dat zoiets als ‘ongepast’ betekent, zoals het ook hshoema is als het hele gezin televisie kijkt en er wordt ineens gezoend. Je kersverse vrouw op de mond kussen tijdens de bruiloft terwijl je ouders meekijken? ‘Weet je hoe dat voelt’, zegt Dchar in de show. ‘Neem iemand in de zaal die naast je zit en die je niet kent. Zoen die vol op de mond.’ Is het niet beter, oppert hij aan zijn Amy, als ik je op het moment suprême op jouw voorhoofd kus?
Enkele weken na Breda, als we elkaar treffen in een horecagelegenheid Amsterdam, komt Dchar terug op de Rotterdamse jongeren. ‘Voor mijn generatie is het zo vanzelfsprekend dat we Nederlanders zijn, ook al liggen onze roots elders en zijn we daar ook trots op. Ik ben onderdeel van deze samenleving, sterker nog: ik wil meepraten over hoe we die inrichten en hoe iedereen daarin gelijk wordt behandeld. De generatie die na 9/11 is opgegroeid weet niet beter dan dat ze geen onderdeel mogen zijn en aan de zijlijn staan vanwege hun geloof of afkomst. Ik snap wel dat ze zich als tegenreactie geen Nederlander voelen. Pijnlijk, man.’

Dchar werd geboren en groeide op in het Brabantse Steenbergen, in een ‘warm, zorgzaam en zeker ook religieus gezin’. En: een van de weinige families in het stadje van Marokkaanse afkomst. Op een dag, Nasrdin is dan nog een jonge knul, ziet hij zijn vader de schuurdeur poetsen. Hij probeert een tekst weg te krijgen die daarop is gekalkt: ‘Vieze stinkturken, ga terug naar je eigen land.’ Zo waren er meer incidenten, maar er werd in het gezin niet echt over gesproken.
‘In mijn voetbalteam, in de klas; ik was altijd de enige van Marokkaanse afkomst en dus anders. Dat had negatieve kanten, bij ruzies was ik een Turk die moest oprotten naar zijn eigen land, maar ik was ook exotisch en deed het daardoor goed bij de meisjes. Dat zorgde er ook weer voor dat de jongens met mij wilden omgaan.’
Dat zou veranderen toen hij naar het Mollerlyceum in Bergen op Zoom ging. Daar zaten meer kinderen met ouders uit Marokko. ‘Alleen, die vonden mij maar vreemd: “Waarom praat je zo netjes?” Ik was ineens te Nederlands terwijl ik net gewend was dat ik altijd werd aangesproken op mijn Marokkaans-zijn. Ik viel steeds net buiten de groep. Maar dat was niet iets waar ik thuis over sprak, omdat het gek was: hoe ga je dat thuis uitleggen? Mijn ouders hadden hun eigen problemen in een voor hen vreemd land. Door mijn vak, het theater, begon ik pas te zoeken naar antwoorden op de vragen die ik onbewust had over identiteit.’
Het maakt Dchar tot een van de interessantste acteurs van het moment. Niet alleen door de dragende rollen die hij speelt in veelgeprezen films en series als Mocro Maffia en De 12 van Oldenheim, maar vooral ook door de combinatie met de solovoorstellingen waarin hij put uit zijn eigen leven en zo de grote thema’s van deze tijd op het toneel brengt. Hij zorgt voor herkenning bij iedereen in de zaal door te laten zien dat veel persoonlijke problemen en worstelingen universeel zijn en niet alleen opgaan voor Nederlanders met een migratieachtergrond, maar ook voor acceptatie aan beide zijden.
In zijn eerste voorstelling Oumi vertelde hij het verhaal van zijn moeder, die vanuit een Marokkaans bergdorpje in Steenbergen terechtkomt en over haar zoon, die acteert en in conflict komt tussen loyaal zijn aan zijn afkomst en aan zijn vak. DAD, zijn vorige solovoorstelling, gaat over zijn vader, in een tijd dat de acteur zelf voor het eerst bijna vader wordt. Het is een periode die Dchar aan het denken zet over zichzelf en hoe hij zich als Nederlander met Marokkaanse roots verhoudt tot het vaderschap en zijn eigen vader, die opgroeide in een klein dorp in het noorden van Afrika. Maar ook over het veranderende Nederland, waar uitgerekend het voor hem zo vertrouwde Steenbergen landelijk nieuws wordt omdat er nogal heftig gedemonstreerd wordt tegen de komst van een asielzoekerscentrum.
Dchar heeft daar altijd Nederlandse vrienden gehad. Zoals Tom, die net als veel jeugd uit de buurt in de zomer bij een appelboer werkte. Op een van de ochtenden dat hij daarheen fietste werd hij geschept en overleed. ‘In september is het 22 jaar geleden. Ik was door zijn dood zo van het padje, psychisch, bang voor de dood, want hoe kan zo’n jongen van zeventien jaar die vol in het leven staat, iemand van wie ik dacht dat hij al precies wist wat hij wilde met het leven, hoe kan zo iemand ineens overlijden? Dat heeft mij enorm aan het denken gezet, maar ook mijn ouders, die hebben toen ook gevraagd aan mij: wat wil je nou echt met je leven? Acteren? Doe het dan, ga dan.’
Met de aanmoediging van zijn ouders deed Dchar auditie voor de toneelschool in Utrecht. Hij bleef van de honderden auditanten over tot de laatste vijftig waarvan ongeveer de helft een klas zou vormen. ‘Ik kreeg twee weken later een eindrapport met alleen maar onvoldoendes en ik werd afgewezen voor de toneelschool: ik kan het dus niet, dacht ik. Ik had geen idee dat ik bij meerdere scholen auditie kon doen, een jaar later nog een poging kon wagen, dat er allerlei vooropleidingen waren. Wat wist ik nou met alleen wat ervaring in de schoolmusical? Ik kwam uit Steenbergen, man.’
Van de weeromstuit ging hij bedrijfseconomie studeren in Rotterdam. Daar kreeg hij in het eerste jaar al een flyer in handen om auditie te doen bij toneelgezelschap Rotjong. Hij werd aangenomen. Daarna rolde hij het (semi)professionele circuit in en speelde in tal van voorstellingen. ‘Dat was echt mijn opleiding, die jaren. Ik heb veel geïnvesteerd, alles wat ik verdiende stopte ik in films en voorstellingen kijken. Ik wilde alles zien, ging naar allerlei theaters in het land, maar mijn ogen waren gericht op Het Grote Podium. Dat was mijn doel, mijn droom. Ook al was ik in de veronderstelling: in de grote theaters en in de grote zalen staat geen acteur die zoals ik ongeschoold is. En de acteurs die er wel staan, zijn ook nog bijna allemaal wit.’
Dan, ineens emotioneel: ‘In de NRC stonden onlangs de nominaties voor de Theo d’Or en de Louis d’Or, de belangrijkste theaterprijzen. De recensent schreef ook dat ik voor JA! eigenlijk ook een nominatie had verdiend. Ik krijg nog kippenvel. Ik ben totaal niet bezig met die prijs. Maar als ik dat lees denk ik ook: fuck, yeah. Het is raar dat dit me zo raakt, maar ik moet ineens denken aan jaren geleden, dat ik voor het eerst in de Stadsschouwburg liep en al die schilderijen zag hangen van grote acteurs en ik tegen mezelf zei: hier ga ik ook hangen. En als ik dan zoiets lees in de NRC, denk ik: fuck, ik ben er bijna.’
Terwijl de zaal volstroomt loopt Amy van achter de coulissen naar een plek op de tribune. Ze is wat gespannen, want er zitten vanavond veel collega’s in het publiek. De vrouw over wie een belangrijk deel van de voorstelling gaat, werkt als maatschappelijk werker in Breda. ‘Het gaat in de voorstelling ook over de break die Nas en ik hebben gehad. Dat hebben enkele collega’s van dichtbij meegemaakt, maar niet alles in de show is helemaal waargebeurd. Het blijft theater en ik hoop dat ze dat snappen.’ In de dertig meter vanaf het podium tot haar zitplaats wordt ze drie keer aangehouden en krijgt ze van drie anderen app-berichten omdat ze haar zien. Een kennis zegt dat ze niet blijft voor de iftar, want ze had zo’n honger en kon echt niet meer wachten. Amy geeft haar nog een knuffel en gaat zitten vlak naast de technicus. ‘Ik ben ook gespannen omdat ik hoop dat alles goed gaat met Nas. Een tijd geleden ging op een van de sleutelmomenten van de voorstelling ineens een telefoon. Verschrikkelijk was dat.’

Het theater is Dchars grote liefde. Van filmacteren is hij gaan houden, maar daar heeft hij nog steeds een haat-liefderelatie mee. ‘Het theater brengt niet alleen een andere spanning met zich mee vanwege het aanwezige publiek, je moet ook de hele zaal meekrijgen, ook de mensen achterin. Dat je eerst iedereen muisstil krijgt en er vervolgens keihard wordt gelachen. Dat is zo’n kick. Met filmen is er een heel andere energie. Moet je veel wachten, kort opladen, weer wachten. Het heeft lang geduurd voordat ik het leuk vond. Ik was ook altijd veel te gespannen en nooit tevreden. Er zijn altijd een paar scènes waar je de hele draaiperiode naartoe werkt. Daar gaan de gesprekken over met andere acteurs, met de regisseur. Zelf denk ik daar ook veel over na: wat is de boog van de scène, waar moet ik het laten gaan, waar juist tegenhouden, heel technisch ook op die manier denken. Op het moment van actie gewoon loslaten, laten gaan.’
Hij kiest, samen met zijn management, zijn rollen goed uit. Dchar heeft inmiddels de luxe dat hij vaak geen casting hoeft te doen. ‘In de basis gaat het mij echt om het verhaal. Als dat fantastisch is, maakt de rol me weinig uit, dan wil ik gewoon onderdeel zijn van het verhaal. Dan is het maar een rol van vijf scènes. Ik ben niet alleen maar gefocust op grote rollen spelen.’
Wat hij al vroeg in zijn carrière duidelijk heeft gemaakt aan castingbureaus: voor clichérollen van de terrorist of de stelende Marokkaan hoeven ze hem niet te bellen. ‘Nu denk ik: wie was ik helemaal om dat te zeggen, maar ik ben er ook wel trots op.’
Nog steeds heeft hij zo zijn bedenkingen bij rollen. Toen hij werd gevraagd voor een rol in Mocro Maffia had hij pittige gesprekken met vriend en collega Achmed Akkabi, een van de makers van de serie. ‘Ik vroeg me af: in hoeverre versterk je het stigma dat er al is rond “Mocro’s” door zo’n serie. Alleen de naam al. Maar ook op scèneniveau: het feit dat mijn zwangere vrouw in de serie door haar buik wordt geschoten. Misschien is het omdat ik vader ben, maar dat ging mij echt veel te ver. Hij zei: bro, het moet. Daar moest ik me echt overheen zetten, dat het moet. Als je het namelijk niet doet ga je die wereld nuanceren en dat moet je niet doen. Je moet die hardheid laten zien, die nachtmerrie. Ik ben uiteindelijk heel blij en heel trots op Achmed dat er meerdere lagen in de serie zitten. Het gaat over zoveel meer dan alleen geweld en misdaad.
Wat Mocro Maffia ook duidelijk maakte: dat er veel bicultureel filmtalent is, want in de serie zetten jongens met weinig acteerervaring overtuigende rollen neer. Het is fantastisch dat er zoveel talent is. Het is fantastisch dat regisseurs, producenten en gezelschappen niet meer wegkomen met: “ze” zijn er niet. Daar hebben we hard aan gewerkt, want enkele jaren geleden werd nog gezegd dat er geen bicultureel talent was onder acteurs. Maar belangrijker nog vind ik een diversiteit aan verhalen, dat daar steeds meer oog en oor voor is. We kunnen er niet meer omheen. Anno 2019 sta je echt voor paal als je een Alles is liefde maakt zoals die toen is gemaakt. Het was een mooie film, het heeft me geraakt, maar kom op: de film speelt zich af in hartje Amsterdam en het is één witte bedoening? Die bewustwording is mooi. Daar hebben we met z’n allen een steentje aan bijgedragen.’
Dchar is veranderd sinds hij kinderen heeft. De hypochondrie is verdwenen, geen onverklaarbare doodsangsten meer. Heel soms zijn er periodes dat hij naar over zijn zoon en dochter droomt, maar daar merken zij niks van. ‘Gek genoeg ben ik minder bang voor de dood sinds ik vader ben. Omdat ik toch doorga in hen, of zo. Dat geeft een bepaalde rust.’
Het heeft hem ook een stuk zakelijker gemaakt. Van acteren word je in Nederland niet rijk. Dchar kent genoeg collega’s (‘echt goeie’) die amper rond kunnen komen. ‘Voor het vaderschap kon het me geen moer schelen, was ik blij met wat ik kreeg. Ik vind het nog steeds moeilijk om over geldzaken te praten, terwijl ik nota bene bedrijfseconoom ben, maar nu moet het. Voor JA! heb ik in het begin ingeleverd. Vanaf september ga ik in reprise en hoop ik wat winst te maken. Maar daarvoor ben ik afhankelijk van het publiek.’
Dchar ziet ook dat zijn eigen ouders veranderen, eenzamer zijn geworden. ‘Wat hebben ze nou in Nederland? De Marokkaanse gezinnen die er waren in Steenbergen zijn naar de grote steden getrokken. Terug naar Marokko is geen optie, dat zouden ze niet eens meer kunnen. Dus ze zitten in een soort gebied waar ze nergens echt thuis zijn. Dat vind ik wel pijnlijk, de generatie die zo belangrijk is voor mij, voor ons, zien struggelen met echt grote vragen waar ze geen antwoorden op hebben. Als ik kijk naar de gesprekken die ik met mijn ouders voer, het is altijd hetzelfde. Daarin loop ik ook tegen mijn eigen tekortkoming aan: taal. Mijn vader spreekt niet goed genoeg Nederlands om een goed gesprek te voeren en hetzelfde geldt voor mijn Marokkaans. Dan verval je al snel in hoe het gaat, ditjes en datjes, de kinderen. Tegelijkertijd is het voor mijn ouders al genoeg als we bij elkaar zijn; we hoeven helemaal geen moeilijke gesprekken meer te voeren. Als zij zien dat wij gelukkig zijn, zijn zij ook wel gelukkig. Dat is het lot van die generatie, net als dat mijn generatie overal net tussen valt.’
Dchars vrouw zegt dat haar schoonvader de laatste jaren een stuk amicaler is geworden. Af en toe pakt hij haar vast en geeft haar een knuffel. In de show zien we dat het niet altijd zo is geweest. Als Nasrdin als jongen van net twintig tegen zijn vader zegt dat hij verkering heeft met de Nederlandse Amy, reageert hij afstandelijk: ‘Als je maar niet je hele hart geeft, wij zijn toch anders.’ Inmiddels zegt zijn vader over dezelfde vrouw: we hebben er een dochter bij gekregen.
Na de show in Breda is Dchar uitgeput, maar euforisch. Zijn vrouw begint over de staande ovatie, waar geen eind aan leek te komen. ‘Het ging echt fucking lekker’, glundert Dchar. ‘Ik zat er gewoon lekker in, de timing was goed, het publiek deed lekker mee.’ Enkele dagen eerder speelde hij in Amsterdam en liep het juist voor zijn gevoel voor geen meter. ‘Zag ik Najib Amhali in de zaal zitten en dacht ik: typisch, net wanneer hij komt, gaat het niet zo goed. Het publiek heeft er niks van gemerkt en Najib vond het gelukkig ook heel mooi. Dus uiteindelijk zit het dan vooral in mijn hoofd.’
Dchar frist zich even op en voegt zich vervolgens bij het deel van publiek, toch meer dan honderd man, dat is gebleven voor de iftar. Hij neemt even het woord, bedankt de aanwezigen en zegt dat hij het bijzonder vindt dat zij het vasten met hem willen verbreken. Vervolgens praat hij enthousiast met veel aanwezigen, gaat met ze op de foto en eet nog wat. Dat doet hij tot de laatste vijf mensen over zijn. Die willen vooral één ding van hem weten: of hij zijn Amy tijdens de bruiloft op de mond heeft gezoend? Dchar, met dik aangezet Brabants accent: ‘Dat wil jij wel weten, hè.’