Overdag neemt de zorg voor haar patiënten met malaria en infecties haar in beslag, maar ’s nachts, als Shwe Shwe (niet haar echte naam) op haar eenvoudige matras ligt, gaat het spoken in haar hoofd. ‘Dan vraag ik me af of er luchtaanvallen komen en maak ik me zorgen over ons allemaal.’

In de kleine slaapkamer naast het ziekenhuisje in de jungle van de oostelijke Karen-staat ligt een plastic tas klaar met het hoognodige om mee te nemen op de vlucht. Een tandenborstel en wat extra kleding. Verder naar het zuiden en het noorden wordt al gebombardeerd en vaak juist in het donker. Veel bescherming tegen het geweld vanuit de lucht is er niet. Een paar loopgraven in het zand en een langgerekte sleuf tussen twee hellingen waaruit onlangs de struiken en boomtakken werden weggekapt. Op 1 februari is het een jaar geleden dat de junta een staatsgreep pleegde en het regime heeft gedreigd rond die datum met extra zware vergeldingen te komen tegen de burgers die massaal in opstand zijn gekomen.

Ondanks de koesterende ochtendzon huivert de dertigjarige Shwe Shwe af en toe terwijl ze haar gedachten de vrije loop laat. Het ruimvallende donkerblauwe sweatshirt doet haar tengere gestalte nog kleiner lijken.

Medisch personeel legde als eerste het werk neer uit protest tegen de coup. Zo ook Shwe Shwe en haar vrienden. Ze kwamen hoog op de wanted list van de junta. Om aan arrestatie te ontkomen en het verzet voort te zetten, vertrok ze net als honderden andere artsen en verplegers naar de gebieden van etnische minderheden die al decennia strijd voeren om meer autonomie en gelijke rechten binnen een federale staat. Ze kwam terecht in een onbekende wereld waar oorlog voor veel bewoners even normaal geworden was als de wisseling van de seizoenen. Prille onderhandelingen brachten de laatste jaren wat meer rust, maar sinds de staatsgreep zijn de gevechten weer opgelaaid.

In de omgeving rond het ziekenhuis zijn enkele dagen geleden versterkingen van het leger van de junta gearriveerd. Ook scheerde er opnieuw een drone over de bergkammen die het ziekenhuis omsluiten. In het recente crisisberaad opperde een collega een rood kruis op het dak te schilderen. Shwe Shwe glimlacht flauwtjes terwijl ze het vertelt. ‘Dat zou het ziekenhuis juist als een doelwit markeren.’ In andere gebieden zijn hospitalen al aangevallen. Ook de kliniek waar een bevriende arts werkt, werd onlangs vanuit de lucht getroffen. Op de vlucht behandelde hij gewonden met de medicijnen die hij bij zich had. Kostbare medische apparatuur moest hij in de haast achterlaten.

Het landschap weerspreekt de oorlog. Rond bergen van velours zweven nog ijle flarden mist. In de diepte kleurt de rivier van parelmoer naar smaragd. Een buffel graast tussen de hutten van hout en bamboe. Maar een paar kilometer voorbij het ziekenhuis begeeft een dertigtal soldaten van het leger van de Karen zich naar de boten die tegen de oever liggen aangemeerd. Sommigen ogen als veteranen met hun M16-geweren en patroongordels kruislings om het bovenlijf. Anderen zijn rekruten, de gezichten nog even opgewekt als jong. Nieuwe voorbereidingen in een oude oorlog die voor de wereld nog altijd nagenoeg onzichtbaar blijft. Honderdduizenden zijn door het geweld ontheemd geraakt en de humanitaire nood groeit.

Het stenen ziekenhuis waar Shwe Shwe werkt is een van de grotere in de wijde omtrek. Dankzij chirurgen die na de coup uit de steden kwamen, kan het zelfs kleine operaties verrichten. Elders worden patiënten behandeld in kleine veldklinieken, die soms uit niet veel meer dan een afdak van bladeren of een tentdoek bestaan.

Enkele van Shwe Shwe’s vrienden zijn door het regime vermoord, anderen zijn gearresteerd. ‘Terwijl ik hier mijn werk doe denk ik aan hen.’ Ook het beeld van het eerste dodelijke slachtoffer, een negentienjarig meisje dat acht dagen na de staatsgreep door een politiekogel in haar hoofd werd geraakt, springt nog vaak met pijnlijke helderheid uit haar geheugen tevoorschijn. ‘Dan zie ik voor me hoe ze viel.’

In het kamertje waar Shwe Shwe met een handvol lotgenoten is ondergebracht weekt de was in zwarte emmertjes. Langs de muur een stapel beddengoed, een bakje met zeep en shampoo. Vier matrassen bedekken het grootste deel van de overvolle ruimte. Naast haar slapen twee meisjes van 19 en 21. Samen sloten de zussen zich in mei 2021 aan bij de strijd vanuit de jungle. Nadat hun leeftijdgenoten in de straten door leger en politie werden neergeschoten, wilden ze vechten. Maar tijdens de militaire training met haar intensieve push-ups en oefeningen met bepakking, bleek al snel dat ze elders meer van nut zouden zijn. Nu assisteren ze in de administratie van het ziekenhuis.

Op de paar vierkante meter van hun slaapplaats deelt het drietal hun verdriet, angst en hoop. Over verloren vrienden, de dreiging van de oorlog, de heimwee naar thuis, de droom van een vrijer land en de kans ooit een studie voort te zetten. Zo smeden ze banden voor het leven, in een bestaan waar elke dag onzeker is. Shwe Shwe noemt de twee meisjes ‘haar oase in de woestijn’. Op hun beurt hebben ze haar ‘onze schuilplaats’ gedoopt.

Shwe Shwe klemt de ukelele tegen zich aan en wiegt heen en weer, alsof ze een baby in haar armen houdt. Het is het enige speciale bezit dat ze van huis heeft meegenomen. Ze vertelt over het nieuwe protestlied Sterren dat ze zojuist heeft gezongen en dat overal in het opstandige land klinkt. Het is een eerbetoon aan de jeugdige demonstranten die het leven verloren. ‘Ze schijnen voor altijd in ons hart.’

Sithu Maung (onder klamboe) werd verkozen tot parlementslid tijdens de verkiezingen in 2020. Nu in Karen trainingskamp, september 2021 © Reuters

De jongeren die na de coup het voortouw namen in de straatprotesten staan op de schouders van activisten uit vorige generaties. Een van hen is de 56-jarige Sonny Mahinder. Zijn levensloop vormt de getuigenis van een getormenteerd land. Hij is een van de leiders van een gewapende rebellengroep die na de grote opstand van 1988 door studenten werd opgericht. Negen jaar geleden begon hij met zijn collega’s onderhandelingen over vrede. Nu wordt dat proces door de dramatische gebeurtenissen ingehaald.

Hij wrijft over zijn geplooide gezicht, staart in de verte en verzucht dan: ‘Mensen willen de wapens opnemen tegen het regime. Dus hebben ook wij geen keuze.’ Zijn gezicht versombert en de deceptie is hoorbaar als hij concludeert: ‘Whether we like it or not.’

Ook in zijn eigen bestaan heeft het oorlogsgeweld al zijn tol geëist. Enkele familieleden van zijn vrouw werden vermoord en daarna verbrand bij een aanval van het leger van de junta op kerstavond. Een ander die zijn dorp ontvlucht was, kwam om bij een bombardement.

Het conflictgebied ligt hemelsbreed slechts een paar kilometer verderop en tegelijkertijd is het nu onbereikbaar ver weg. In zijn tuin aan de Thaise grens met Myanmar, een dag rijden ten noorden van het ziekenhuis, neemt hij met een kop koffie en een cheroot (traditionele sigaar) verleden, heden en de toekomst onder de loep.

Als hij de nieuwkomers uit de steden gadeslaat die in de etnische gebieden trainen om te vechten, ook al zijn er nauwelijks wapens, ziet hij zichzelf terug. 34 jaar geleden draaide ook zijn leven volledig om zijn as nadat hij als scheikundestudent deelnam aan de grote demonstraties tegen het bewind. In 1988 schreeuwde hij als twintiger de longen uit zijn lijf in de straten van Yangon. ‘Democracy Do ajé’ (Democratie is onze strijd). Toen de militairen na enkele weken de universiteiten sloten, nam hij net als tienduizenden andere studenten zijn woede mee naar huis. Zo sloegen de demonstraties vanuit Centraal-Myanmar over naar de meer afgelegen delen van het land. In zijn woonplaats Loikaw, de hoofdstad van de oostelijke Karenni-staat, brachten de speeches van Mahinder en zijn vrienden zo’n dertigduizend mensen op de been. Zijn donkere stem klinkt melancholiek als hij vertelt over die turbulente periode, die heel even hoopvol leek.

Nadat het leger met bloedig geweld ingreep en op 18 september uit eigen gelederen een junta installeerde, ontkwam hij op het nippertje aan arrestatie. Met een deken en de tinnen veldfles van zijn vader vluchtte hij naar de jungle. Hij werd een van de leiders van het nieuw opgerichte studentenleger dat onder andere in het gebied van de etnische minderheid de Karenni zijn bases opzette. Het All Burma Students’ Democratic Front telde aanvankelijk enkele duizenden manschappen. Maar de meeste voormalige stadsbewoners bleken niet opgewassen tegen het spartaanse leven in de jungle waar malaria meer dodelijke slachtoffers maakte dan de oorlog. Ze keerden stiekem terug naar huis of kregen asiel in westerse landen.

De coup van 1 februari 2021

De monsterzege van de partij van Aung San Suu Kyi in de verkiezingen van november 2020 was voor de ambitieuze militaire leider Min Aung Hlaing een onverwacht grote nederlaag en groot gezichtsverlies. Het was een publiek geheim dat de 65-jarige generaal die in juli van het volgende jaar met pensioen zou gaan, de ogen op het presidentschap had gericht. Ook de grote economische belangen van zijn familie en medestanders die met zijn macht verweven zijn, raakten op de tocht. De dreiging van een onderzoek door het Internationaal Strafhof zette de legertop verder in de alertstand.

Onder het voorwendsel dat de uitslag gefraudeerd was en dat de veiligheid van het land in het geding was, greep de legertop op 1 februari 2021 de macht. Het land kwam massaal in opstand. Er is een nieuwe, zij het fragiele saamhorigheid ontstaan tussen sommige van de minderheden met hun legers en de burgers uit Centraal-Myanmar, bevolkingsgroepen die elkaar voorheen nauwelijks kenden of zelfs als vijanden beschouwden, maar die nu gezamenlijk de terreur van de junta ondervinden. Daardoor moet het leger op een ongekend groot aantal fronten vechten. Bij gebrek aan manschappen zet het massaal artillerie en bommenwerpers in.

Medisch personeel legde als eerste het werk neer uit protest tegen de coup. Zo ook Shwe Shwe en haar vrienden. Ze kwamen hoog op de 'wanted list' van de junta

Mahinder leerde de complexiteit van het conflict van dichtbij kennen. Met de namen van alle opstandige groepen en subgroepen die het hoefijzervormige gebied rond Centraal-Myanmar bewoonden en een derde van de bevolking uitmaakten, waren pagina’s te vullen. Hij zag hoe de militairen die verdeeldheid flink wisten op te poken door nu eens de een en dan weer de ander staakt-het-vuren-akkoorden en economische voordeeltjes te geven en sommigen ook de vrije hand te laten in de narcoticabusiness.

Tussen de adembenemende vergezichten waarop zijn commandopost uitkeek, lag een overhoop gehaald land waar de grieven tegen het centrale gezag van generatie op generatie overerfden sinds de onafhankelijkheid van 1948. Mahinder ontmoette guerrillasoldaten die net als hun vaders en grootvaders de fameuze uitspraak van een vermoorde leider als tatoeage op hun pezige torso droegen: ‘For us surrender is out of the question’. Veel dorpsbewoners waren zo vaak gevlucht dat ze de tel waren kwijtgeraakt.

Jongeren trainen in een kamp voor ontheemden in Demoso. Karenni State, oktober 2021 © AFP / ANP

Afkomstig uit een familie van welgestelde handelaren en met een vader die als ingenieur aanzien genoot, was Mahinder betrekkelijk comfortabel opgegroeid. Maar hij ontpopte zich tot een geduchte vechter die zich thuis voelde in de jungle. Het duurde niet lang of zijn naam zoemde rond in de gelederen van zijn vijanden. Zijn simpele guerrillabasis was alleen te bereiken via een urenlange klimpartij over een junglepad. Op een avond in het midden van de jaren negentig dreunden de raketten zo dichtbij dat de Nescafé uit de bekertjes klotste. Het was een kwestie van tijd of hij zou zijn kamp moeten ontruimen.

Hij begon over zijn moeder die het jaar tevoren was gestorven. Haar verleden als studentenactivist in de jaren zestig had hem de weg gewezen naar zijn eigen verzet tegen het regime. ‘Geen zorgen, ik ben over zes maanden weer thuis’, had hij gezegd toen hij in 1988 afscheid nam om zich aan te sluiten bij het gewapende verzet in de jungle. ‘Kom terug als overwinnaar’, had ze geantwoord. Een terugkeer als overwinnaar leek op die belaagde heuvel verder weg dan ooit. Niet lang daarna trok hij zich met zijn driehonderd manschappen terug van zijn posities. Het leger van de ex-studenten bleef vooral bestaan als een symbolische functie van verzet. Hij bouwde een leven op in het aangrenzende Thailand. Hij trouwde een Karenni en werd vader van twee zoons.

In de frontline had hij in zijn bamboehut de klassieker The Transformation of War van de militaire strateeg Martin van Creveld bestudeerd, een analyse van low intensity conflicts waarin machtige natiestaten het onderspit delven tegenover niet-conventionele legers. Mahinder zag de militaire strijd niet als een doel maar als een middel om aan de onderhandelingstafel te geraken. Terwijl hij zijn tuin opkweekte tot een tropische oase, peinsde hij over het juiste moment om het gesprek met het regime aan te gaan.

Mensenrechtenschendingen

Ervaren mensenrechtenactivisten uit Myanmar maken zich zorgen over de manier waarop de honderden nieuw opgezette burgermilities in Centraal-Myanmar te werk gaan. Er worden militaire doelen en overheidsgebouwen aangevallen, maar de zucht naar wraak neemt toe. Met burgers die als informant of collaborateur worden beschouwd, wordt regelmatig zonder genade afgerekend. De junta heeft verreweg het merendeel van de doden en gewonden op zijn geweten.

Volgens AAPP, een organisatie die al jarenlang schendingen van mensenrechten vastlegt, hebben veiligheidstroepen van het regime sinds de staatsgreep van februari bijna vijftienhonderd burgers vermoord. Maar informatie is moeilijk te verkrijgen en het is aannemelijk dat het werkelijke aantal doden hoger ligt. Veel slachtoffers komen door het oorlogsgeweld om zonder dat ze in de statistieken worden opgenomen.

De zes maanden die hij zijn moeder had toegezegd, werden uiteindelijk ruim 24 jaar. De semi-civiele regering die het leger in 2011 naar voren had geschoven lanceerde een vredesplan. Zo gebeurde het dat rebellenleiders de hand schudden met ministers onder de kroonluchters van een vijfsterrenhotel in Yangon. Sommigen hadden de modder nog op hun forse schoenen toen ze het verende tapijt betraden. ‘Het is pas een allereerste stap’, zeiden ze behoedzaam over de onwerkelijke situatie, terwijl rondom een cordon van camera’s klikte. In hun kielzog arriveerden ook Mahinder en zijn collega’s.

Er was vreugde over het weerzien met oude bekenden, maar ook ongemak. Ze bleken vreemden in de stad die ze als studenten kenden als hun broekzak. De theehuizen met hun houten krukjes en de geur van mohinga (traditionele vissoep) en verse naan waren steeds meer ingewisseld voor moderne uitspanningen die caffè latte verkopen. De lommerrijke straten rond het Inya-meer waren verstopte verkeersaders waarlangs hoogbouw uit de grond schoot.

Scepsis over de onderhandelingen overheerste. Waren de hervormingen duurzaam en hoever zouden ze uiteindelijk gaan? vroeg Mahinder zich af. ‘Het proces wordt van bovenaf opgelegd en de bevolking wordt vergeten. Volgens de grondwet heeft het leger nog veel macht. Het is veel te vroeg voor conclusies’, vatte hij zijn bedenkingen samen bij een kop koffie in Yangon. Toch nam zijn organisatie negen jaar lang deel aan het schaakspel dat de militairen met hun tegenstanders speelden. Hij bracht zelfs weer tijd door in het ouderlijk huis in zijn vroegere woonplaats Loikaw. Argwaan veranderde gaandeweg in iets als hoop, al bleef hij op zijn hoede.

De regering van Aung San Suu Kyi die in 2016 aantrad, zette vredesbesprekingen hoog op de agenda. Maar van die toezeggingen kwam weinig terecht. Het gaf nieuwe voeding aan het aloude wantrouwen van de minderheden tegenover de Birmaanse meerderheid. Na de monsterzege van haar partij de Nationale Liga voor Democratie in de verkiezingen van 2020 groeide zijn zorg. Mahinders ogen kleuren een slag donkerder van irritatie als hij zegt: ‘Suu Kyi en haar partij waren vooral met hun eigen positie bezig. Ze verzuimden allianties aan te gaan. Zo maakte de verkiezingsoverwinning haar ook kwetsbaar tegenover het leger.’

Toen hij hoorde dat een ontmoeting tussen Suu Kyi en de militairen de spanningen had aangejaagd, begon hij rekening te houden met een staatsgreep. Op 1 februari kreeg hij gelijk. Terwijl hij zich wilde beraden op een reactie, strategisch zijn positie wilde bepalen, vielen elders enkele troepen van het vroegere studentenleger al posten van de junta aan.

Nu speelt er tweestrijd in zijn hoofd. Hij kent de bittere prijs van oorlog, maar hij herinnert zich ook de belofte die hij in 1988 tegenover de inwoners van Loikaw aflegde. ‘Als onze geweldloze strijd niets oplevert zullen we de wapens opnemen tot ons doel bereikt is.’ Hij neemt een lange teug van zijn cheroot en herhaalt zijn eerdere woorden: ‘Whether we like it or not, we have no choice.’ En met een zorgelijke frons: ‘Ik moet aan kogels zien te komen.’

De telefoon rinkelt. Een politicus op wie het regime jacht maakt, vraagt of Mahinder met spoed onderdak kan regelen. Noodkreten als deze bereiken hem om de haverklap.

Jonge leden van de People’s Defence Force (PDF) in een kamp aan de grens met Thailand in de Karen Provincie. October 2021 © Tha Yet / Sacca / Redux

De tuin van Mahinder met kokospalmen, mangobomen, koffiestruiken, potten met cactusplanten en orchideeën ademt een bijna pastorale rust. Twee honden strekken loom hun poten. Een haan kraait in zijn kooi. Een lapjeskat schiet weg onder de schuur.

Hier hoopte hij de geschiedenis van de organisatie vast te leggen. In een hutje op het terrein staan plastic containers vol documenten. Een houten kist vol foto’s van jonge mannen in camouflagekleding. Mahinder als commandant, de neus scherp uitgesneden in een gezicht vermagerd van de malaria. Stapels met brochures over de grondslagen voor een federale staat. Nu raakt dat verleden in razende vaart verdrongen door het heden.

Met een wrange glimlach laat Mahinder het boekje zien dat binnen op een kast ligt naast een zwart-wit fotoportret van zijn ouders. Getting to Yes: Negotiating an Agreement without Giving in van de auteurs Roger Fisher en William Ury, de Amerikaanse bestseller die in honderdduizenden de wereld over ging.

Mahinders levensloop toont ook de verschillen tussen toen en nu. In 1988 was Myanmar een in zichzelf gekeerd en van de moderne wereld afgesloten land. Geschreven berichten gingen per koerier heen en weer, niet zelden met voettochten van dagen of zelfs weken. De huidige generatie activisten is gepokt en gemazeld in allerlei vormen van communicatie. Ze groeiden in de fragiele vrijheid van de afgelopen tien à vijftien jaar op met smartphones, internet en connecties met de rest van de wereld. Hun slogan in de protesten tegen de coup was veelzeggend: ‘You messed with the wrong generation.’

Mahinder ziet hun verdiensten, maar hij waarschuwt ook voor de valkuilen in de even lange als complexe strijd tegen de militaire overheersing. De nieuwe gewapende groepen die bij honderden vooral met deze jongeren worden opgezet, zijn onervaren en behoren vooral tot de Birmaanse meerderheid. En al krijgen ze opvang en training van een aantal etnische minderheden, van harte gaat dat niet. ‘De meeste nieuwkomers beseffen niet hoezeer het vertrouwen van deze etnische groepen is gehavend door decennia van achterstelling en talloze verbroken beloftes van vrede door het centrale gezag van de Birmanen. De junta zal proberen een wig tussen hen te drijven.’

Suu Kyi en veel partijgenoten zitten sinds de staatsgreep net als honderden anderen opgesloten. Gekozen parlementariërs die door de staatsgreep buitenspel werden gezet, maar die aan arrestatie wisten te ontkomen, richtten een regering op. Ook is er inmiddels een adviserende raad, die als een parlement fungeert. Zij presenteren zich als de legitieme vertegenwoordigers van het land en pleiten voor internationale erkenning. Het stemt Mahinder hoopvol dat vrouwen, jongeren en etnische minderheden posities hebben, al zijn het er nog niet genoeg. En hij waarschuwt ook dat het initiatief kwetsbaar is zolang de oudere garde uit de partij van Aung San Suu Kyi te veel een stempel probeert te drukken.

Ondanks zijn bedenkingen meent hij dat de opstand deze keer een kans heeft. ‘Het gaat nog heel veel levens kosten. Maar het verzet gebeurt nu op zo veel manieren. Gewapend en ongewapend. En de steun onder de bevolking is zo groot.’ Nergens bleek dat duidelijker dan op 10 december. Na de oproep tot een stiltestaking kwam door het hele land het leven tot een halt. Zelfs op de drukste punten van de steden was vrijwel niemand te bekennen. Alleen vanuit de beruchte Insein-gevangenis in Yangon klonken luide stemmen. Politieke gevangenen zongen hun boodschap naar de uitgestorven stad: ‘Het is het uur van de waarheid. Het is de tijd om één te zijn.’

Lees meer