Gabju Demberel Choijamts zit op een houten troon in zijn kantoor in het Gandanklooster in Ulaanbaatar. Op de vloer liggen tapijten van kasjmier. Aan de muur staat een glazen kast met gouden boeddha’s en kostbare oude geschriften. Hij geeft zelden interviews, vertellen zijn assistenten. Als leider van het Mongoolse boeddhisme onderhoudt Choijamts nauwe banden met de dalai lama en wereldleiders als de Indische premier Narendra Modi. Regeringsbronnen noemen hem ‘belangrijker dan de president’. Wat hij zegt is al snel diplomatiek gevoelig. ‘Als je mijn naam gebruikt in een artikel over China, kan dat de relaties tussen onze landen verstoren’, waarschuwt de monnik. ‘We moeten voorzichtig zijn.’
Het duurt even voor we de spirituele leider vinden. Het Gandanklooster is een labyrint. We worden van pagode naar pagode gestuurd. Andere monniken bieden ons zure melkkoekjes en thee aan. Maar wanneer we eindelijk in de vertrekken van Choijamts aankomen, is de hoofdmonnik er niet. ‘De hoofdmonnik is opgehouden in de Indische ambassade’, zegt zijn assistent, die promoveerde op de Chinese visie op Taiwan. Hij wijst naar een groep jonge monniken in rood-oranje gewaden. ‘Diplomaten uit Tibet’, zegt hij. ‘Jullie zijn aan het goede adres. In Mongolië kun je veel leren over China en Rusland. De wereld verandert snel, maar hier voelen we dat altijd meteen.’
En dan plots stapt hij met grote passen binnen, neemt plaats op het houten bouwwerk en lacht zoals boeddhisten altijd lachen: breed en met twinkelende ogen. ‘Ik heb enorm veel vergaderingen, laten we meteen beginnen.’ Om vervolgens een nauwelijks te onderbreken monoloog af te steken. ‘Altijd als Mongolië het moeilijk heeft, treedt het boeddhisme naar voren om het land te redden. De sovjets hebben tienduizenden monniken geëxecuteerd. Het was lang verboden om zelfs maar over boeddhisme te praten. Eeuwen eerder hebben de Chinezen ons bezet. Maar het lukte geen van hen om onze vrije geest binnen te dringen. Uiteindelijk kwam er altijd een “hemels moment” en stond het volk op om voor onze principes van onderlinge verbondenheid, solidariteit, vrijheid en vrede te strijden.’
Het is een westers misverstand dat het boeddhisme de mens zachter maakt of zelfs passief, waarschuwt hij, verwijzend naar de nationale sporten van het land. ‘Het paardrijden maakt ons snel, het worstelen maakt ons sterk en het boogschieten leert ons gepassioneerd, diplomatiek en geduldig te zijn. In deze bundeling van unieke karaktereigenschappen ligt het diepe geheim besloten waarom wij Mongolen tussen de Russen en de Chinezen in kunnen leven’, zegt Choijamts. ‘Het vormt het antwoord op de vraag waarom wij bestaan tussen zulke materialistische supermachten. Zonder de kwaliteiten die ik net heb beschreven zou dat simpelweg onmogelijk zijn.’
Hoe een vrije democratie kan bestaan te midden van steeds agressievere supermachten is een mysterie dat recentelijk meer mensen willen ontrafelen. Of in ieder geval willen beïnvloeden. Begin augustus hangen er lichtblauwe VN-vlaggetjes langs de snelweg die het naar Dzjengis Khan vernoemde vliegveld verbindt met het centrale plein waar een standbeeld van diezelfde Mongoolse krijgsheer staat. António Guterres, secretaris-generaal van de Verenigde Naties, kwam langs voor een vierdaags bezoek aan het land, hij wilde het land vieren als een ‘symbool van vrede in een getroebleerde wereld’.
Niet alleen Guterres kwam langs, de stoet van wereldleiders richting Mongolië was lang de afgelopen maanden. Een dag voor Gutteres bezocht de Chinese minister van Buitenlandse Zaken Wang Yi het land. Hij prees de Mongolen voor hun loyale steun aan het ‘Een-Chinabeleid’ en daarmee de Chinese claim op Taiwan. Ook dichtte hij Mongolië een belangrijke rol toe in de ontwikkeling van de nieuwe Chinese Zijderoute.
Slechts enkele weken daarvoor landde de Russische buitenlandminister Sergei Lavrov in Ulaanbaatar. Ook híj benadrukte de goede relaties tussen beide landen. Maar belangrijker nog was het levend houden van de verhalen rondom ‘Siberia Power II’, een nieuwe gaspijpleiding die dwars door Mongolië moet lopen zodat de Russische gasvelden die tot voor kort Europa bevoorraadden nu richting China kunnen vloeien. Het bezoek was een signaal aan de wereld: als Europa geen gas meer van ons koopt, dan verkopen wij het wel ergens anders.
Terwijl naburige autocratieën Mongolië steeds dichter tegen de borst drukken, wil het land zelf een onafhankelijke democratie blijven. Het is een dans op een slap koord die van Mongolië een kanarie in de kolenmijn van de democratie maakt. ‘Als je zelf een lichtje bent, dan word je steeds zichtbaarder als de wereld om je heen verduistert’, verklaart Tsakhiagiin Elbegdorj de groeiende aandacht voor zijn land. Als tweevoudig premier en tweevoudig president stond hij bijna twintig jaar aan het roer in Mongolië. Wat hij bedoelt te zeggen is dit: in een wereld waarin Rusland zijn buurland Oekraïne binnenvalt en China steeds opzichtiger hint op het binnenvallen van Taiwan, is een doorgaans tot rust gedoemde plek als Mongolië een interessante uithoek geworden voor wereldleiders. Elbegdorj: ‘Ons lichtje is misschien fragieler geworden.’
Duitsland besloot daarom in juni om weer bilaterale steun te leveren aan het land. Polen stuurde zijn minister van Buitenlandse Zaken om de Russische dreiging te bespreken. Australië schafte de visumplicht af. Japanse diplomaten vierden vorige maand de goede betrekkingen door het bekendste hotel van de stad af te huren voor een conferentie waar meerdere Mongoolse ministers naartoe gingen. Tegelijkertijd herbergt Mongolië ook lessen voor de wereld. In deze democratische oase in een zee van machtige autocratieën, weten ze hoe ze overeind kunnen blijven in een steeds vijandigere wereld. Soms door juist te volharden in verlichte idealen over volkswil, soms door noodgedwongen te zwijgen wanneer je buurland je woest tot bescheidenheid dwingt.

De Mongolen hebben historisch gezien een fascinerende geopolitieke positie. Onder Dzjengis Khan veroverde het rijk de wereld. In de dertiende eeuw bezetten zijn troepen in slechts 25 jaar meer land dan de Romeinen deden in vier eeuwen. Zijn rijk strekte zich uit van Tsjechië en Hongarije over Rusland, Turkije en Iran tot het hedendaagse China en India. ‘Maar de architectuur die hij naliet was er niet een van steen maar van naties’, schrijft historicus Jack Weatherford in Genghis Khan and the Making of the Modern World (2004).
Het is een verbluffende vaststelling. Khan creëerde China door een lappendeken van dynastieën bij elkaar te vegen en tot elkaar te veroordelen. Hij dwong een dozijn bekvechtende Slavische volken tot het vormen van het hedendaagse Rusland en stichtte Moskou. ‘Terwijl de Mongolen hun heerschappij uitbreiden, stichten ze op hun pad landen als Korea en India, die de moderne tijd hebben overleefd met vrijwel dezelfde grenzen als toen’, schrijft Weatherford. Maar aan die rücksichtsloze expansiedrift zit ook een paradoxale kant. Khan hertekende de wereld ook om zijn eigen nomadische bestaanswijze te kunnen behouden. Terwijl de rest van de wereld onherroepelijk veranderde, bleef Mongolië één grote uitgestrekte steppe met her en der een tent en nauwelijks een poging tot moderniteit.
Nog altijd tref je nergens ter wereld een hoofdstad die zo scherp contrasteert met de eindeloze landschappen waardoor ze wordt omringd. Het is smerig in Ulaanbaatar, voor het presidentieel paleis kijkt een standbeeld van Dzjengis Khan uit over kunstgras. Grijze blokkendozen uit de Sovjet-Unie torenen er grimmig omhoog. Iedere dag slibben de straten dicht met honderdduizenden witte Toyota’s, na enkele dagen kleurt je snot zwart. Midden in de stad braken twee steenkolencentrales gifwolken uit. Omdat de stad in een dal ligt tussen drie bergketens kan de viezigheid geen kant op. In de winter, wanneer berooide nomaden in de stadsrand alles verbranden wat ze kunnen vinden om warm te blijven, wordt het nog erger. Dan is de gelige mist zo dik dat je de auto’s voor je niet meer kunt zien op de weg. ‘Ulaanbaatar is een gevangenis’, grapt een Mongool die ons een lift geeft, ‘een noodzakelijk kwaad.’ Hij kan niet wachten om twaalf uur af te reizen naar de grasvlaktes in het noorden, waar hij een paar dagen met familie en wat vrienden zal doorbrengen in een ger, de traditionele ronde tent waar nog altijd meer dan een miljoen Mongolen in wonen.
In de grondwet is vastgelegd dat iedereen óveral mag wonen in dat eeuwige golvende landschap waarvan het gras kort wordt gehouden door de grote kuddes die door nomaden worden voortgedreven. ‘Mongolen zijn zeer onafhankelijk en tegelijkertijd volledig afhankelijk van elkaar’, legt Nomin Chinbat, de minister van Cultuur, in haar kantoor uit. ‘Wij wonen ver van elkaar vandaan maar nog altijd zijn veel gers niet op slot voor het geval een reiziger verdwaald raakt en moet schuilen.’ Hoewel de helft van het volk inmiddels in de hoofdstad is gaan wonen, lijkt het stadse leven nauwelijks greep te hebben gekregen op ze. Zelfs in de grijze hoofdstad leven de mensen alsof ze nog ergens op die steppe zijn. Ze schuifelen ontspannen langs elkaar en zelfs het agressieve verkeer kan hun rust niet verstoren. Gesprekjes en interacties kunnen net zo abrupt beginnen als eindigen zonder dat iemand beledigd is. Tijd is onbelangrijk en ze zijn er trots op. Harmonie, kalmte.
Maar hoewel in elke ministerskamer een groot portret hangt van een wijze en vriendelijk glimlachende Dzjengis Khan zijn de tijden ontegenzeggelijk veranderd. Mongolië heerst niet meer en kan zijn eigen isolement niet meer afdwingen door andere landen binnen te vallen. Integendeel, het land is volledig afhankelijk van grootmachten. ‘Economisch gezien zijn wij volledig overgeleverd aan China en al onze energie komt uit Rusland. Zelfs ons treinspoor is nog grotendeels eigendom van de Russen’, zegt Elbegdorj. ‘Maar onze geest is onafhankelijk. Ik geloof dat spirituele onafhankelijkheid een van de fundamenten voor vrijheid in je hoofd is, als je dat hebt, ben je werkelijk vrij.’
Het is een van de redenen dat de toenmalige president het belangrijk vond om in 2011 en in 2016 de dalai lama te ontvangen in Ulaanbaatar. ‘Ik wilde de wereld laten zien dat wij niet worden geregeerd door wie dan ook, niet door het Kremlin en niet door Beijing. Het was enorm belangrijk en tegelijkertijd zeer ingewikkeld.’ De Tibetaanse leider is in de ogen van de Chinezen een staatsgevaarlijke separatist, maar voor de Mongolen is hij heilig. Voorgangers van de huidige dalai lama waren Mongolen, één van hen een verre achterkleinzoon van Dzjengis Khan. De woorden dalai lama – ‘oceaan van wijsheid’ – komt uit de Mongoolse taal en het waren deze steppekrijgers die in het verleden de Tibetanen op cruciale momenten bescherming boden of te hulp kwamen.
Eindeloos sprak Elbegdorj met de Chinese president Xi Jinping – die hij een ‘aardig persoon’ noemt – om uit te leggen hoe belangrijk het was om hun hoogste boeddhistische leidsman als gast te kunnen ontvangen, maar Xi was onverbiddelijk. Toen het bezoek doorging als een ‘uitsluitend religieuze en niet-politieke’ aangelegenheid, trotseerden vele duizenden gelovigen een sneeuwstorm om in het Gandanklooster een glimp op te vangen van de Tibetaanse spirituele leider. China daarentegen was woedend en besloot zijn noorderburen te straffen. Het diplomatieke verkeer viel van de ene op de andere dag stil, importtarieven stegen naar grote hoogte en Mongolië werd stilletjes aan een economische malaise in gedrukt. Enkele maanden later liet de Mongoolse regering weten dat de dalai lama ‘tot haar spijt’ niet langer meer welkom was in het land en dat voorlopig ook niet meer zal zijn.
Geconfronteerd met deze gebeurtenis moet Elbegdorj, die zich net daarvoor nog had verloren in een liberale lofzang, even nadenken voor hij antwoord kan geven. Na enig aarzelen en herformuleren: ‘Soms klagen mensen dat de Mongoolse politiek moeilijk te doorgronden is. Ik antwoord daar altijd op dat het niet anders kan, dat het zo moet zijn. Als onze positie te makkelijk te interpreteren zou zijn, dan zou het lastig worden om te overleven in deze regio. Jezelf nodeloos ingewikkeld uitdrukken op een manier dat niemand het meer snapt, kan voor extra veiligheid zorgen.’

De Russische aanval op Oekraïne was voor Elbegdorj persoonlijk. Als twintiger studeerde hij in Lviv, hij vond er zijn vrouw en zijn oudste zoon werd daar geboren. ‘Toen ik een zestal jaar geleden terugkeerde naar Lviv, als president, riepen ze: “Onze president is terug!” Dat was heel mooi.’ Tijdens zijn studentenjaren hoefde hij slechts over de grens te gluren om te zien hoe de Polen zich met hun Solidarność-beweging ontworstelden aan het communisme. ‘Wat ik daar zag heeft zich deel van mij gemaakt’, zegt Elbegdorj. Toen hij terugkeerde naar Mongolië richtte hij samen met zijn vrienden een eigen protestbeweging op. In december 1989 organiseerden ze een eerste massabetoging, die de Mongoolse onafhankelijkheid inluidde.
De wollen jas die hij als studentenleider droeg op het hoofdplein van Ulaanbaatar hangt inmiddels in het nationale museum in een verlichte vitrine. Wie door dat museum dwaalt, begeeft zich via oude tentdoeken, speerpunten en traditionele gewaden plots in een felrode kamer vol beeltenissen van Lenin en socialistische kunst. Die toont hoe de sovjets de nomadische cultuur probeerden te industrialiseren en te domineren, met als symbolisch hoogtepunt de astronaut Zjoegderdemidijn Goerragtsjaa. Die werd in 1981 de eerste Mongool in de ruimte. Over de wreedheden – de sovjets executeerden naar schatting dertigduizend monniken en voerden dissidenten af naar Siberië – wordt niet gezwegen, maar ook niet uitgebreid gesproken.
Sla vanuit die zaal de hoek om, loop het trappetje op en je betreedt de laatste ruimte van het museum: een helderblauwe zaal waarin het liberalisme wordt gevierd. Het volkslied schalt uit een speakertje, er hangen lijsten met de namen van de eerste democratische partijen en op de muur staat een citaat van George Bush: ‘Mongolen verzamelden zich bij duizenden buiten deze grote zaal, trotseerden temperaturen ver onder het vriespunt en trotseerden een repressief regime om hun vrijheid op te eisen. Onder de demonstranten waren studenten, arbeiders en monniken. En een groep jonge democraten in hongerstaking. Door de kracht van hun overtuiging verdreven ze de communistische leiding van de macht.’
In februari van dit jaar stond Elbegdorj opnieuw op het hoofdplein van Ulaanbaatar om te protesteren tegen de oorlog in Oekraïne, opnieuw was hij omringd door studenten. ‘Je moet weten, tussen Mongolië en Oekraïne ligt maar één land: Rusland. Oekraïne was een Europees deel van Rusland, wij waren een Aziatisch deel van Rusland. We delen veel.’ Elbegdorj glimlacht bezorgd. ‘Ik heb Poetin vaak ontmoet, ik denk dat ik weet waar hij mee bezig is. Als je vandaag aan een Rus vraagt wie de invloedrijkste wereldleider van de twintigste eeuw was, is de kans groot dat hij Jozef Stalin zal antwoorden. Volgens mij hoopt Poetin dat een Rus die over zeventig jaar dezelfde vraag krijgt over de 21ste eeuw zal zeggen: “Vladimir Poetin”. Weinig gevaarlijker dan leiders die de geschiedenis in willen gaan.’
Het is volgens Elbegdorj van het grootste belang dat Rusland de oorlog verliest, ook voor landen als Mongolië. ‘Poetin is doodsbang dat een vrije democratie als Oekraïne zal slagen. Daarom voert hij deze oorlog. Oekraïne is het slagveld van een wereldwijde strijd tussen dictatuur en vrijheid. Als Rusland wint, zullen dictators van Latijns-Amerika tot Afrika en Europa aangemoedigd worden. Oekraïne heeft het recht niet om te verliezen.’
Hoe stevig Elbegdorj ook klinkt en hoewel hij meeloopt in protesten met jonge Mongolen, heeft hij er begrip voor dat de huidige regering er internationaal het zwijgen toe doet. Een week na de invasie van Oekraïne besloot Mongolië zich te onthouden van stemming bij een VN-resolutie die de Russische agressie veroordeelde. ‘Wij hebben altijd twee strategieën’, legt hij uit. ‘Vanaf de eerste dag van de invasie hebben we gezegd dat het fout was. Maar de andere strategie, die naar buiten toe, is dat wij ons onthouden van enige inmenging in dit debat. Als we zien wie onze buren zijn, is dat niet gek.’ De oud-president kent het belang van zwijgen. ‘Iedereen die een positie van macht bekleedt in dit land begrijpt dat je je moet neerleggen bij de “Mongoolse code”, en zij die dat niet begrijpen komen er snel achter zodra ze in zo’n positie belanden. Er is geen andere manier om te overleven.’
In een luxueuze hotellobby om de hoek van het presidentieel paleis in Ulaanbaatar lopen een boeddhistische monnik, Mongoolse topambtenaren in pak en Chinese diplomaten rond. Aan de muren hangen kitscherige natuurfoto’s van golvende landschappen en wilde dieren. De Chinese ambassadeur is via een videoverbinding – want angstig voor corona – verschenen om de expositie te openen. Wanneer twee westerse journalisten binnenstappen worden de Chinese ambassademedewerkers op slag nerveus. Er wordt zenuwachtig rondgebeld, ze fotograferen ons en er wordt eindeloos beleefd geknikt en gebogen. ‘Onze twee buren beïnvloeden de hele wereld’, fluistert een Mongoolse diplomaat richting China ons toe. ‘We moeten ze er constant van overtuigen dat wij geen hot place zijn.’ Dus worden er handen geschud en beleefdheden uitgewisseld. Er gaan chique taartjes rond en koppen thee met flinke scheuten melk.
Een andere Mongoolse topambtenaar, die eerder heeft beloofd ons te zullen introduceren bij de minister van Buitenlandse Zaken, komt bij ons verslag uitbrengen: ‘Het wordt lastig. Jullie vragen over de nieuwe gaspijpleiding liggen zeer gevoelig. De Russen en de Chinezen zijn het nog niet volledig eens.’ Over twee jaar moet de Siberia Power II, die de Russische buitenlandminister Lavrov kort daarvoor samen met de huidige Mongoolse president heeft aangekondigd, worden aangelegd. De nieuwe pijpleiding zal vanuit de donkere naaldbossen van Rusland dwars over de steppes van Mongolië het gas naar China vervoeren dat de Europeanen niet langer meer afnemen.
Een nieuwe balansoefening doemt op voor de Mongolen. Dan raakt het verstrikt in een web dat Rusland en China met elkaar weven. ‘We hebben twee buren, maar soms voelt het alsof we er maar één hebben’, zegt Elbegdorj. ‘We weten dat het wishful thinking is om China en Rusland tegen elkaar uit te spelen. Ze communiceren beter met elkaar dan met ons. Wij vrezen altijd de situatie waarin hun belangen overlappen.’ De ex-president is zeer kritisch over de gasplannen. Hij vindt dat het parlement het laatste woord moet hebben, maar dat lijkt nog nauwelijks betrokken bij de al aangekondigde plannen. Daarnaast zou de beloofde ‘transit-fee’ die de Mongolen mogen opstrijken nog weleens schamel kunnen uitvallen. Maar zijn belangrijkste tegenargument heeft te maken met het Westen. ‘We maken onszelf onderdeel van een vuil politiek spelletje waarbij een pijpleiding hier de inzet is om Europeanen te chanteren. Daarnaast stuurt het een signaal uit naar de wereld dat wij ons voor het karretje van grootmachten laten spannen.’
Het ingewikkeldste aan journalistiek bedrijven in een land als Mongolië is dat zulke zorgen zelden expliciet worden verwoord. Afgezien van de politieke behoedzaamheid rust er in het land ook een taboe op onheilsvoorspellingen, alarmisme of überhaupt negativiteit. Boeddhisten geloven dat wat hardop wordt uitgesproken de toekomst kan beïnvloeden. Dus spreekt men bij voorkeur hoopvol en optimistisch. Ambtenaren op het ministerie van Buitenlandse Zaken die je graag willen ontmoeten, vertellen met enthousiasme over het grote talent van Mongolië om te balanceren, maar spreken raadselachtig wanneer je ze vraagt of die balansoefening niet ingewikkeld is geworden. ‘Enorme uitdagingen’, mompelen ze dan. Om je er vervolgens aan te herinneren hoe het diplomatieke paspoort zoals we dat vandaag nog altijd kennen een uitvinding was van Dzjengis Khan, om neutrale boodschappers vrij van conflict over de Zijderoutes te laten reizen.
‘Het wordt niet hardop uitgesproken, maar binnen de politieke elite leeft wel degelijk een existentiële angst. Het idee dat na de overname van Taiwan misschien Mongolië de volgende op de lijst zou kunnen zijn, bestaat’, zegt Sumati Luvsandendev. Hij is de belangrijkste opiniepeiler van het land en doet al sinds de vroege jaren negentig onafhankelijk consistent onderzoek naar de politiek en de opvattingen van het land. Alle politieke partijen én buitenlandse bezoekers gaan graag bij hem te rade. ‘Tegelijkertijd gelooft een grote meerderheid van dit land dat de Russen ons zullen helpen wanneer onze onafhankelijkheid in gevaar komt.’
Luvsandendevs onderzoeken bieden een uniek kijkje in de Mongoolse ziel. In 1997 geloofde 45 procent van de Mongolen dat Rusland hun belangrijkste partner was, slechts 6,2 procent dacht dat China dat was. Nu, 25 jaar later, zijn die cijfers drastisch veranderd. Meer dan tachtig procent gelooft inmiddels dat Rusland de belangrijkste partner is en meer dan een kwart van de bevolking denkt dat China dat is. Een andere opmerkelijke statistiek uit recent opinieonderzoek: Oekraïne treft meer blaam voor de oorlog waar het nu in zit dan de Russen.
Ondanks die herwaardering voor de oude overheersers is de waardering voor liberale waarden zeer robuust onder de bevolking. De overtuiging dat iedereen gelijk moet worden behandeld voor de wet en de vrijheid van meningsuiting zijn al dertig jaar een absolute prioriteit. ‘Ondanks de totalitaire zee waarin wij ons begeven, groeit de democratische volharding’, concludeert Luvsandendev. De op het oog tegenstrijdige trends maken de Mongolen raadselachtig. Al beantwoordt het ook wellicht de vraag hoe het democratische volk overleeft in een geografisch gezien onmogelijke situatie: ze accepteren de realiteit om zich heen als een gegeven maar volharden in stilte in hun eigen liberale overtuigingen.

Het bewijst wellicht ook het gelijk van hoofdmonnik Choijamts, die ons eerder in zijn klooster heeft onderwezen over de drie vormen van vrijheid. Volgens het boeddhisme komt vrijheid tot uiting via het lichaam, de spraak en de geest. Je kunt met je handen gebonden zijn, maar je nog steeds vrij voelen. Je kunt in woord een lippendienst bewijzen aan Moskou of Beijing, maar daarmee corrumpeer je nog niet je eigen geest. Door die scheiding aan te brengen kan een realistisch buitenlandbeleid gepaard gaan met eigen beleden idealen.
Maar ondanks dat alles kan ook Choijamts, die vooral optimistisch en hoopvol over de toekomst heeft gesproken, zijn zorgen over met name China niet verbergen. ‘China krijgt greep op het consumptieproces in alle uithoeken van de wereld. En wie controleert wat mensen consumeren, dreigt te kunnen sturen hoe mensen leven. Niet alleen wij als direct buurland maar de hele wereld zal daar op den duur de gevolgen van ondervinden. Als de Chinezen hun economische en politieke krachten bundelen, komen wij in een moeilijke wereld terecht.’ Hij valt even stil, glimlacht en vervolgt dan: ‘In het Mongoolse boeddhisme hebben we een gezegde: als een land zo groot en machtig wordt als een olifant, dan worden de hersenen als die van een muis.’
Na die uitspraak bedenkt de machtigste monnik van Mongolië zich plots dat hij zich op glad ijs begeeft. ‘Het spijt mij, ik kan met jullie over alle onderwerpen praten maar als ik te veel zeg over China, dat toch ons buurland is, dan heeft dat wellicht gevolgen. Ik moet heel voorzichtig zijn.’ Even abrupt als het gesprek begon, eindigt het.
Deze reportage kwam tot stand met de steun van het Postcode Loterij Fonds van Free Press Unlimited. Speciale dank gaat uit naar Gana Gantemur Damba voor zijn onmisbare inzichten en hulp.