
De nacht was koud. Filip (50) doolde rond in de buurt van Schiphol. Hij zag ze liggen, de daklozen, in een slaapzak gerold. Hij maakte een praatje met ze. Uiteindelijk ging hij zitten onder een viaduct. Dit was zijn tweede nacht op straat. Aan het begin van de avond zat hij in Schiphol Plaza. Om twaalf uur – sluitingstijd van de luchthaven – moest hij naar buiten. Onder dat viaduct drong het tot hem door: hij was nu echt dakloos. Zijn baan op een technische helpdesk was hij kwijt. Zijn beltegoed was op. Hij had tien cent in zijn jaszak, en niemand wist dat hij hier zat. ‘Het ging niet meer. Ik zag die mensen en ik nam me voor: zo wil ik niet worden. Ik weet dat het snel kan gaan. Als je me ziet, zou je niet denken dat ik dakloos ben, maar over twee dagen loop ik er ook zo bij. Het klinkt gek, maar daar onder dat viaduct voelde ik heel sterk: dank je de koekoek, dat gaat mij niet gebeuren.’
Nog diezelfde nacht voelde Filip aan de deur van het Dienstencentrum van het Leger des Heils op Schiphol. Dicht. Nu, kwart voor elf de volgende ochtend, komt hij terug. Hij heeft hooguit vier uur geslapen in de afgelopen etmalen en hij rilt. Binnen houdt hij zijn jas aan. Hij klemt zijn hand om een kop koffie terwijl hij met medewerker Esther praat. Soms trekt hij een beetje met zijn gezicht. Van vermoeidheid, maar ook omdat het hem niet koud laat hier naar binnen te stappen. Het woord ‘dakloos’ slikt hij in. Hij zegt liever dat hij zonder huis is komen te zitten. ‘Ik ga nu mijn kaarten op tafel leggen. Ik loop al twee jaar rond als een kip zonder kop en ik kom geen stap verder. Ik heb hulp nodig.’ >
Onder de oprit naar de A4 staat een klein grijs gebouw met op de zijmuur het rode schild van het Leger des Heils, afdeling Welzijn en Gezondheidszorg Noord-Holland. Aan de overkant van de straat liggen het Sheraton en het Hilton Hotel. Voor de deur staan wat lege bagagekarretjes. Twee keer per dag kunnen daklozen hier terecht voor een kop koffie.
Het Leger houdt zo een vinger aan de pols bij de groep ‘zorgmijders’ van Schiphol. Voor hen is de luchthaven een aantrekkelijke plek: het is er warm en droog en je kunt er redelijk anoniem verblijven. Er zijn toiletten, wastafels en goede stoelen, in de vuilnisbakken is eten te vinden en ook kleingeld is wel te bemachtigen. Naast deze groep, die het liefst ver van de hulpverlening blijft – volgens de laatste schatting zo’n 35 mensen – trekt Schiphol ook mensen zoals Filip die wel behoefte hebben aan hulp maar die de weg daar naartoe niet weten te vinden. Het Dienstencentrum is dertien jaar geleden opgericht om daklozen zoveel mogelijk van Schiphol Plaza weg te krijgen. Voor wie dat wil, proberen medewerkers elders onderdak te vinden.
‘Twee jaar geleden is het eigenlijk begonnen’, zegt Filip met een diepe zucht. ‘Mijn relatie ging uit en sindsdien is het alleen maar bergafwaarts gegaan. Mijn vriendin heeft me zonder dat ik het wist uitgeschreven en uiteindelijk ben ik samen met iemand die ook zonder huis zat een kamer gaan huren. Nou, de huisbaas bleek schulden te hebben en die werd zelf het huis uit gezet. Daardoor stond ik drie maanden geleden op straat. Ik had 3,5 jaar via een uitzendbureau bij een helpdesk gewerkt, maar mijn contract werd niet verlengd. Een uitkering kon ik niet aanvragen, omdat ik geen adres heb. Ik voel nu dat het misgaat. Ik draai mijn dag- en nachtritme om. Ik kom helemaal nergens meer aan toe. En ik weet dat het mijn eigen schuld is. Ik ben vijftig jaar, ik heb twee kinderen. Nou, die kunnen trots zijn op hun vader.’
Terug in haar kantoor concludeert Leger-medewerker Esther: ‘Hij is moe, maar maakt wel een heldere indruk. Hij heeft besloten dat hij aan zijn problemen gaat werken. Hij heeft de Nederlandse nationaliteit, dus heeft hij in elk geval recht op opvang. Voor mensen als hij is altijd iets te regelen.’ In de computer ziet ze dat Filip inderdaad al twee jaar nergens ingeschreven staat. Daarvoor woonde hij met zijn vriendin van toen in de gemeente Haarlemmermeer.
De opvang van daklozen is in Nederland ondergebracht bij 43 centrumgemeenten en dat betekent dat Filip zich zou moeten melden bij de Brede Centrale Toegang (bct) in centrumgemeente Haarlem. Esther: ‘Die ga ik dus even bellen.’
Aan de telefoon vertelt Esther het verhaal van Filip. ‘Oei’, zegt ze dan. ‘Dit gaat nog een uitdaging worden.’ Als ze ophangt, kijkt ze bezorgd. ‘Filip heeft verschillende problemen, maar die vallen allemaal onder het kopje “financieel”. Hij wordt dus gezien als “economisch dakloos”. De opvang in Haarlem is bedoeld voor dakloze mensen met bijvoorbeeld psychiatrische problemen of verslavingen die vallen onder de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (oggz). Opvang voor economisch daklozen hebben ze in Haarlem wel, maar die is alleen bedoeld voor mensen die uit die gemeente afkomstig zijn. Dat betekent dat Filip toch bij de gemeente Haarlemmermeer moet gaan aankloppen. En ik weet uit ervaring dat die gemeente niets heeft voor economisch daklozen. Toch moeten ze wel iets met hem, dus ik ben heel benieuwd waarmee ze op de proppen komen.’
Telefonisch maakt ze een afspraak met een ambtenaar van de gemeente Haarlemmermeer. Filip kan meteen naar Hoofddorp gaan voor een gesprek. ‘Ik hou vandaag wel contact met hem. Het zou nog wel eens tegen kunnen zitten, en dan wil ik hem niet uit het oog verliezen.’
Tien minuten later loopt Filip met ferme tred richting bushalte – ov-chipkaart van het Leger des Heils op zak. ‘De moed zakt me soms in de schoenen’, zegt hij. ‘De drempel om bij het Leger des Heils binnen te stappen is zó hoog. Je moet toegeven dat je het alleen niet redt. Daar schaam ik me erg voor.’ Hij staart naar de versleten neuzen van zijn zwarte sportschoenen. ‘Ik geef mezelf een schop onder mijn kont. Ik mag niet bij de pakken neer gaan zitten, maar ik heb er een hard hoofd in. Ik ben als de dood dat ik vannacht weer op straat slaap.’
‘De koffie is hier gratis. Ik ben hier vaker geweest.’ Filip beent door de hal van het stadhuis van de gemeente Haarlemmermeer in Hoofddorp, recht op de koffieautomaat af. Zijn vingers trillen als hij het plastic bekertje onder de machine vandaan trekt. ‘Wat moest ik ook al weer van die Esther zeggen? “Het Leger des Heils heeft gebeld. Ik ben economisch dakloos geworden. Ik heb hulp nodig.” Toch?’ Hij wacht tot een ambtenaar van de gemeente hem komt halen voor een gesprek. De rand van het plastic bekertje heeft hij met zijn tanden omgebogen. ‘Ik haat dit. Mijn hart bonkt in mijn keel.’
De gemeente Haarlemmermeer gaat ervan uit dat economisch daklozen zelfstandig in staat zijn om hun problemen op te lossen, laat bestuursvoorlichter Wim Koevoet weten. ‘In principe kunnen zij geen beroep doen op de gemeente. Wij hebben regelmatig te maken met economisch daklozen, en vaak is er met hen toch meer aan de hand. Zij worden doorverwezen naar de bct in Haarlem. Als de bct tot de conclusie komt dat er niet of onvoldoende sprake is van oggz-problematiek is de gemeente Haarlemmermeer weer aan zet.’
Haarlemmermeer kan in uitzonderlijke situaties besluiten daklozen, meestal dakloze gezinnen, op te vangen in antikraakwoningen. Ook werkt de gemeente aan een ‘midstay’, een middenweg tussen noodopvang en permanente huisvesting. Koevoet: ‘Maar die midstay zal niet altijd onmiddellijk beschikbaar zijn. Wel verwachten we dat er regelmatig op korte termijn woningen vrijkomen, waardoor we binnen afzienbare tijd een huisvestingsoplossing kunnen bieden voor maximaal twee jaar.’
Filip loopt een kwartier later hoofdschuddend terug naar de koffieautomaat. ‘Wat zei ik je? Ik neem nog een bakje koffie en dan kan ik terug naar Schiphol. Ze hebben hier niks voor me.’ Ook een poging om bij de inschrijfbalie een postadres te krijgen – voorwaarde voor een uitkering – mislukt. Filip moet er drie adressen voor opgeven van plekken waar hij regelmatig verblijft. ‘Wat moet ik dan zeggen? Schiphol Plaza? Ik ben al zo vaak bij mijn vrienden en kennissen geweest, daar kan ik echt niet meer aankloppen.’ Op weg terug naar Schiphol: ‘Ze willen allemaal weten of ik verslaafd ben. Ik zei nog: “Aan sigaretten”, maar dat telt niet. Dat ik tegen een burn-out aan zit, zal ook wel niet genoeg zijn. Je gaat bijna denken dat je een psychisch probleem moet verzinnen.’

‘Het klassieke beeld van de dakloze man – alleenstaand, verwaarloosd, wellicht verslaafd – bestaat niet meer’, weet Jan Laurier, voorzitter van Federatie Opvang. ‘De afgelopen jaren zijn mensen om tal van redenen dakloos geworden. Daar kan een psychisch probleem aan ten grondslag liggen, een verslaving of een financieel probleem, en het overkomt zowel laag- als hoogopgeleiden. Wat je problematiek ook mag zijn, en waar je ook vandaan komt, in eerste instantie is een centrumgemeente verplicht om je te helpen. Dat was wettelijk al zo, en dat wordt in de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (wmo) nog eens benadrukt.’
In de praktijk werkt dit echter lang niet altijd, merken hulpverleners van het Leger des Heils. Het Trimbos Instituut, dat in 2013 onderzoek deed met mystery guests, komt tot dezelfde conclusie. Zo bleek tachtig procent van de opvanginstellingen ‘regiobinding’ – een band met de regio waar de opvang zich bevindt – als toegangscriterium te gebruiken. De guests – die expres niet aan deze voorwaarde voldeden – werden in driekwart van de gevallen geweigerd. Toelating geschiedde kortom alleen onder bepaalde voorwaarden.
Onacceptabel, vond Feantsa, de Europese koepelorganisatie van instanties die met daklozen werken. Vorig jaar diende de organisatie een klacht in bij het Europees Comité voor Sociale Rechten (ecsr). De uitspraak die op die klacht volgde, en die voornamelijk bekend werd door de opschudding die ze veroorzaakte in de discussie over bed-bad-broodopvang voor uitgeprocedeerden, luidde dat de Nederlandse overheid daklozen toegang moet verlenen tot opvangcentra, zonder aanvullende eisen te stellen.
Voor Federatie Opvang was die uitspraak aanleiding om met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (vng) om de tafel te gaan zitten. Laurier: ‘We hebben gekeken hoe we die landelijke toegankelijkheid van de daklozenopvang kunnen garanderen. Laat ik duidelijk zijn: ik vind het terecht als wordt onderzocht of iemand echt opvang nodig heeft, of er echt geen alternatief is en of iemand de opvang niet gebruikt om even goedkoop onderdak te hebben. Maar daar moet ik ook eerlijk bij zeggen dat de accommodatie meestal niet van dien aard is dat je er voor je plezier verblijft.’
Een half jaar later ligt er nu een convenant, gesloten tussen de wethouders van alle 43 centrumgemeenten in Nederland. Hierin spreken ze af het principe van regiobinding niet als uitsluitingsprincipe te zullen gebruiken. Ze gaan het op een positieve manier interpreteren door te kijken waar iemand de beste kans heeft om weer een normaal leven en sociaal netwerk op te bouwen. In geval van twijfel nemen centrumgemeenten hun verantwoordelijkheid om iemand in eerste instantie op te vangen. ‘Zo voorkomen we dat gemeenten ruzie gaan maken over de rug van mensen die hard hulp of ondersteuning nodig hebben’, zegt Laurier. ‘Die discussies gaan vaak over financiële zaken: een gemeente heeft de zorg dan niet ingekocht bij de centrumgemeente. De centrumgemeente gaat diegene opvangen en gaat vervolgens met de gemeente bespreken hoe dit opgelost kan worden. Zo staat het nu op papier, en nu moet het nog praktijk worden. Er komt in 2015 een geschillencommissie die de knoop doorhakt als er discussies ontstaan. Daarmee zorgen we dat de wmo goed wordt uitgevoerd en dat de maatschappelijke opvang er is voor iedereen die het nodig heeft.’
‘Ik ben blij dat Filip hier vanochtend al is gekomen’, zegt Esther in het Dienstencentrum op Schiphol. ‘Als hulpverlener vind ik zulke situaties heel vervelend. Iedereen schuift het af en ondertussen zie je bij hem de moed in de schoenen zakken. Filip is op het punt beland dat hij hulp wil accepteren en dan wil ik er staan. Als dat niet lukt, is dat heel frustrerend. We weten hoe snel we mensen ook weer kwijtraken als het tegenzit.’
Buiten in het gras zit een aantal daklozen die eerder die middag bij het Dienstencentrum een kop koffie zijn komen drinken. Met hun tassen op bagagekarretjes naast zich staren ze voor zich uit. Sommigen doen hun ogen even dicht. Filip loopt voorbij en spreekt iemand aan. Hij gebaart met een vragend gezicht om een sigaret.
‘De tijd begint nu te dringen’, zegt Esther in haar twaalfde telefoongesprek van vandaag over Filip. Ze heeft meermalen gebeld met de gemeenten Haarlem, Haarlemmermeer en zelfs Ede, waar Filip in het verleden heeft gewoond. Ze heeft collega’s geraadpleegd en opvanginstellingen gebeld. Het is half vier ’s middags en ze is weer terug bij af: aan de lijn met de bct in Haarlem. ‘Alle deuren gaan dicht en het is al laat, dus ik probeer het toch nog een keer bij jullie. Ik snap dat jullie alleen economisch daklozen uit de eigen regio opvangen, maar meneer kan nergens anders terecht. Het is niet het beleid, maar ik denk dat we moeten voorkomen dat hij hier de dupe van wordt.’
Het is vier uur als Esther Filip weer binnen roept. ‘Ik heb een bed voor je, maar het is maar voor één nacht.’ ‘Joh!’ Filip zet grote ogen op. ‘En dan?’ Esther vertelt hem wat de bct haar heeft verteld: de dag erna krijgt hij een intakegesprek, maar zijn verzoek zal waarschijnlijk worden afgewezen omdat Haarlem geen economisch daklozen uit de gemeente Haarlemmermeer opvangt. Dan kan hij in beroep gaan en zal hij de zaak vrijwel zeker winnen, zodat hij alsnog in Haarlem kan beginnen om zijn leven weer op de rit te krijgen. De naam van de advocaat die in dit soort gevallen helpt, wordt alvast genoemd. De eerste nacht zal hij wel moeten doorbrengen in de opvang voor oggz-cliënten. ‘Het is vervelend’, zegt Esther, ‘maar jij valt precies tussen de regelingen in.’
Filip knikt. ‘In die nachtopvang zit je met vijf stapelbedden en negen viespeuken. Maar ik heb tenminste een dak boven mijn hoofd. Het is een vervelende weg, maar ik moet positief blijven anders ga ik kapot. Ik zal beroerd slapen, maar ik heb in ieder geval een bed.’
Iedere gemeente is zelf verantwoordelijk voor het wmo-beleid, zegt de gemeente Haarlem, en dus ook voor opvang van economisch daklozen. Toch is in het convenant Landelijke Toegang Maatschappelijke Opvang afgesproken dat centrumgemeenten, zoals Haarlem, het voortouw nemen. En dat doet Haarlem dus ook. Het beleid is erop gericht dat uiteindelijk niemand in de openlucht hoeft te slapen. Wethouder Van der Hoek laat weten dat voornamelijk financiering van de opvang van economisch daklozen nog een probleem is. ‘Dit is een nieuwe doelgroep en daar verwachten we dus voldoende financiële ondersteuning bij vanuit het rijk. Helaas krijgen we die nog niet. Daardoor drukt deze opvang extra zwaar op ons wmo-budget.’
Een paar dagen later laat Filip telefonisch weten dat hij de dag erna – zonder in beroep te hoeven gaan – is toegelaten tot de opvang voor economisch daklozen in Haarlem, zoals in het convenant Landelijke Toegang Maatschappelijke Opvang is afgesproken. Hij verwacht nog zeker vier weken te moeten wachten op een uitkering. Om privacyredenen is zijn naam gefingeerd. Zijn echte naam en de achternaam van Esther zijn bij de redactie bekend
Beeld: (1) Een dakloze man op Schiphol – ‘Ik loop al twee jaar rond als een kip zonder kop en ik kom geen stap verder’ (Marco Okhuizen/HH); (2) ‘Ik mag niet bij de pakken neer gaan zitten, maar ik ben als de dood dat ik vannacht weer op straat slaap’ (Anke Teunissen/HH)