De baby huilt, de telefoon rinkelt. In de achterkamer ligt op de vloer her en der bagage die nog moet worden uitgepakt. Karel Glastra van Loon (37) is net terug van een verblijf van drie maanden in Phoenix, Arizona, samen met vrouw en dochter, waar hij inspiratie opdeed voor een nieuwe roman. Hij is gebruind en hij lacht. Zijn roman De passievrucht waarmee hij vorig jaar de Generale Bank Literatuurprijs won, wordt wereldwijd vertaald. ‘Passionsfrukta’, proeft hij de Zweedse titel op zijn tong. Deze week verschijnt de interviewbundel die hij samen met de voorman van de Socialistische Partij Jan Marijnissen schreef, De laatste oorlog. Hierin doen ze verslag van hun gesprekken met mannen als Noam Chomsky, Lord Carrington en Hans van den Broek, wier mening ze peilden over hoe het nu verder moet in de wereld, na de oorlog in voormalig Joegoslavië.

Wereldomvattend denken is deze op het eerste oog zachtmoedige natuur niet vreemd. Zogauw het gesprek op marketingmensen en andere, naar zijn zeggen, ‘stropdassendragers’ komt, wordt zijn toon die van de onverzettelijke hardliner bij wie het ‘Pleur toch op!’ in de mond bestorven ligt. Ironie is de ziekte van deze tijd, vindt Glastra van Loon, en ‘de Grunbergs en de Gipharts’ ziet hij als de exponenten daarvan. Zelf combineert hij het schrijverschap met journalistiek werk én activiteiten voor de SP: hij schrijft teksten voor de partij, bedenkt campagnes en schreef eerder een boek over de manier waarop SP-Kamerlid Remi Poppe milieumisdrijven op het spoor kwam, De Poppe-methode. Nadrukkelijk zegt hij evenwel: ‘Ik ben géén lid van de SP, als journalist moet je vrij zijn.’

En als schrijver? Je zou denken dat diens verbeeldingskracht het uiteindelijk wint van welk neo-kapitalistisch marktdenken dan ook. Maar: ‘Ik zie alles, ieder reclamebord, elke commercial. En ik word er helemaal gék van.’

De meeste journalisten waren die dag naar huis teruggevlogen, hij zou de dag erna weggaan. Het was stom geluk dat Glastra van Loon nog net die nacht op het Plein van de Hemelse Vrede was en samen met niet meer dan een handjevol collega’s getuige was van het moment dat de tanks kwamen aanrollen. Voor de Nieuwe Revu schreef hij zijn reportage, maar hij bleef met een ander verhaal in zijn hoofd zitten. Een persoonlijker verhaal, waarin hij ook de meer ongrijpbare zaken kwijt zou kunnen.

Een vorm van ‘new journalism’?

‘Nee, ik wilde een verháál vertellen. Met mooie dialogen en personages die ik in elkaar kon voegen. Ik wilde iets voelbaar maken dat tijdlozer is dan een journalistieke reportage.’ Het waren zijn eerste schreden op literair gebied, uitmondend in de verhalenbundel Vannacht is de wereld gek geworden (1997). De bundel werd redelijk goed ontvangen, al kon niet iedereen de vermenging van feit en fictie waarderen. ‘Ik wist niks van schrijven’, zegt hij nu. Inmiddels is hij naar zijn gevoel ‘leniger’ geworden. Pas schreef hij een stuk voor Vrij Nederland over de vrije jongens die vrachtvliegtuigen besturen naar bestemmingen in Afrika. De ene keer vervoeren ze wapens, de andere keer spullen voor Artsen zonder Grenzen. Door zijn literaire ervaring schrijft hij zo’n journalistiek stuk nu anders.

Beter?

‘Ja.’



Je hebt een sjieke naam.

Lachend: ‘Mijn vader belde vandaag met de mededeling dat ik de vlag had overgenomen. Bij de dokter werd gevraagd: bent u familie van Karel Glastra van Loon, in plaats van dat er naar zijn broer werd gevraagd.’ De broer van de vader is Jan Glastra van Loon, oud-d66-voorman, hoogleraar staatsrecht en thans senator voor d66.

Oud geld?

‘Mijn familie is redelijk welgesteld, maar, anders dan de naam doet vermoeden, mijn ouders helemaal niet. Mijn vader werkte voor een architectenbureau dat failliet ging.’ Met gepaste trots: ‘Mijn vader was totaal a-zakelijk.’ De vijf kinderen, van wie Karel de middelste was, werden hervormd opgevoed. ‘Mijn ouders waren christelijk, maar tégen het cda. Een belangrijk principe was: geen geldelijk gewin nastreven, geen aardse goederen verzamelen. Terwijl zo’n Lubbers tijdens z’n premierschap bezig was met constructies om de belastingen te omzeilen. Dat is abject als je je christen noemt!’

Vinden je ouders je werk goed?

‘Nou, die seks vinden ze maar niks.’

Hoe sta je nu ten opzichte van je persoonlijke geldelijk gewin? En je aardse goederen?

Bij wijze van antwoord wijst hij om zich heen, de kamer in, waar zich inderdaad niet direct de nieuwste snufjes van design, kunst of comfort lijken te bevinden. Dat neemt niet weg dat hij opeens geld heeft. Schaterend bekijkt hij tegenwoordig zijn giroafschriften, vertelt hij. Met de literatuurprijs won hij een ton en door het grote verkoopsucces van De passievrucht nog eens twee ton. ‘Voor echt een mooi, groter huis in Amsterdam is het weer te weinig. Misschien kopen we een huisje in Frankrijk.’

Aandelen?

‘Nee, absoluut niet! Ben ik hartstikke tegen!’ Dat geld groeit niet aan de boom, legt hij uit. ‘Dat wordt verdiend door mensen die werken.’ Van het World Online-debacle geniet hij buitensporig. ‘Al die mensen die zich hebben laten belazeren.’ Met een mengeling van ontzetting en vergenoegdheid las hij tijdens zijn verblijf in Amerika in de New York Times en de Financial Times over de dingen waarmee dat calvinistische landje inmiddels tot over de grenzen bekendheid geniet. Big Brother, ‘de graaizucht’ van minister Peper en Nina Brink, oftewel: voyeurisme, seks en hebzucht. ‘Het is toch raar gelopen met Nederland, denk ik dan. Het hedonisme ten top!’

Ben jij makkelijk met geld?

‘Ik heb niet veel geld. Ik geef het makkelijk uit. Ik weet ook nooit hoeveel ik heb. Ik onderhandel heel slecht.’



Vijf jaar lang, midden jaren tachtig, werkte Glastra van Loon als verslaggever bij de Nieuwe Revu. Politiek, misdaad, popmuziek. Heel soms voetbal. ‘Ontzettend goeie tijd.’

Niet te plat?

‘Dat platte vond ik juist wel leuk. Die anti-elitaire inslag. Ik heb het liever wat rauwer, wat eerlijker. Ik was achttien en droeg een Amerikaans leather jacket. Ik bezocht een congres van de psp, als lid, en werd met de nek aangekeken. Dat zijn dan die linkse vrijdenkers. Bij de Nieuwe Revu was ook iedereen links, maar op een heel andere manier. De Nieuwe Revu was niet pretentieus.’

Niet te mannig?

‘Er waren veel vrouwelijke verslaggevers, meer dan bij de linkse bladen. Onder Derk Sauer veranderde het adagium ‘Seks, socialisme, sensatie’. Er kwam rock ’n’ roll voor in de plaats.’

Het contact met de SP kwam tot stand via Nieuwe Revu-man Bert Voskuil. ‘Ik had het een en ander over milieuschandalen geschreven. Hij bracht me in contact met Remi Poppe. Bij de SP hadden ze behoefte aan mensen van buitenaf. In 1994 zat ik met Jan Marijnissen in een brainstormgroepje. Ik ging voor hun blad schrijven, De Tribune. Ik bedacht hoe ze hun zendtijd voor de politieke partijen konden invullen.’

Waarom uitgerekend de SP?

‘Het is het Revu-gevoel. De SP is volkser dan GroenLinks. Anti-intellectueel. SP’ers zijn pretentieloze mensen die veel dóen. Kwajongensstreken uithalen. Zoals Revu-verslaggevers met een bandrecorder onder hun jas een bank binnenliepen en aan de balie smiespelden dat ze honderdduizend gulden zwart geld moesten zien kwijt te raken. Die brutaliteit heeft de SP ook. Shell geeft een brochure uit over verantwoord ondernemen en stort tegelijkertijd illegaal een enorme hoop gif. Dan verzinnen wij dat er bij die belt een bord wordt geplaatst: ‘Deze stort werd mogelijk gemaakt door…’ Vind ik leuk! Het zijn niet van die tobbers. De nieuwe milieuman, Harry Voss, is ook echt zo’n doenerig type. Ik heb pas met hem een actie rond de Waddenzee zitten bedenken. Iedereen heeft goede zin en het gebeurt ook allemaal!’

Vereist schrijven niet een andere gemoedsgesteldheid?

‘Het schrijven vanachter je bureau heeft twee kanten. Ik vind het heel lekker om te mijmeren. Én ik vind het leuk om een beetje lawaai te maken. Alle ontwikkelingen die de maatschappij doormaakt, zijn schadelijk voor wat ik in mijn mijmeringen waardevol vind.’

Wat bedoel je?

‘De natuur is groter dan de mens. Ik heb het idee dat alles erop gericht is om dat gegeven ongedaan te maken. Als ik bij de Grand Canyon sta, schiet ik vol. Ik vind dat een heel emotionele ervaring. Zo’n overweldigende natuur die er al miljoenen jaren is.

Wij zitten nu met die losgeslagen gekte van het neo-kapitalisme. Alles wordt aangetast door het marktdenken. Kunst, verzorging, intieme relaties. Alles wordt geëxploiteerd. Het is een totalitair gedachtegoed, dat elk idee verwerpt dat het anders zou kunnen. Het levert een totale verschraling op. Je ziet het bij voetbal, literatuur, zorg. Iedereen wordt er gék van, dat al die boekhouders maar roepen: je moet hoge productie draaien. Iedereen roept: het voetbal gaat kapot. De uitgevers zitten met al die titels die de boel verzieken. Maar ja: we doen er niks aan! Laten we eens roepen: die heao’ers met hun rekenmodelletjes, pleur op! Vroeger vond ik het leuk om naar Ajax te gaan, en naar de redactie van de Nieuwe Revu, maar die zitten nu ook ergens in zo’n kantoorwijk buiten de stad. Omdat die stropdassen dat wilden. Iedereen voelt het, de sfeer is weg.’

De geest is uit de fles, Glastra van Loon raakt op temperatuur. ‘In Artis word ik zo giftig van die bordjes. Dit jong is geadopteerd door de Robecogroep! Pleur op! Daar word je toch helemaal gék van! Geadopteerd door Albert Heijn! Maar ik moet wél ƒ25,- betalen om binnen te komen. Een jaarkaart kost met z’n tweeën ƒ250,-. Dan mag je nog bij elk hok die stomme reclames lezen. Die opdringerigheid! Vroeger had je mecenassen, die zag je nooit.’

Je hoeft toch niet alles te zien?

‘Alle reclameborden op de abri’s lees ik vijftig, zestig keer. Ik kan me daar niet van afsluiten. Ik word er helemaal gek van. De godganse dag word je ermee gebombardeerd.’

Ben je als schrijver niet met meer universele zaken bezig?

‘Het is gewoon wat ik voel. Het heeft nut dat het wordt gezegd. Ik ga tegen de tijdgeest van de Gipharts en de Grunbergs in. Altijd maar dat ironiseren… Ten tijde van Hitler heeft het verzet ook niet de concentratiekampen tegen kunnen houden. Maar ook onder dat soort omstandigheden waren er mensen die ‘nee’ zeiden. Toen was het ook niet gangbaar om te zeggen ‘joden zijn ook mensen’. Het is niet bon ton om in verzet te zijn.’

Is de SP eigenlijk niet een enigszins enge

partij?

‘De pvda, dát is een enge partij! Ad Melkert heeft een missive uit laten gaan dat niemand van de pvda in discussie mag met de SP. Het is zo hypocriet! Zég het dan gewoon: wij zijn een partij voor de culturele elite, in plaats van te doen alsof je voor eerlijke verdeling bent. De pvda gaat alleen de straat op als er een cameraploeg in de buurt is. Deze regering doet veel meer voor de nieuwe rijken dan de conservatieven ooit gedaan hebben.’

En het populisme van de SP?

‘Daar ontkom je niet aan. Mensen van het gewone volk moet je vrij simpel benaderen. De SP heeft het populisme van de Nieuwe Revu. Dat verwijt van het populisme komt voort uit een dédain voor de gewone man. Dat zit ontzettend in de pvda.’

Waarom ga je niet écht de politiek in?

‘Ik wil niet tot de politieke kaste toetreden. Ik vind het heel slecht dat de politiek wordt overgelaten aan de politieke kaste. Ik vind het een verworvenheid dat wij kunnen beïnvloeden hoe de samenleving eruitziet. Ik wil wel politiek actief blijven. Je moet je druk maken. Anders worden de dingen voor je beslist.’

Komt jouw opwinding toch voort uit dat oude ‘gij zult geen materieel gewin nastreven’?

‘Ik weet het niet. Ik heb altijd een soort betrokkenheid gehad. Ik voel woede en romantiek. Dat is wie ik ben.’

En je literaire werk wordt er beter van?

‘Ik vind die spanning interessant. Het huidige economische bestel, het neo-liberale kapitalisme, bedreigt alles wat tot het belangrijkste gereedschap van de schrijver behoort: verwondering, stilte, contemplatie, verlangen. Omdat het helemaal monomaan gericht is op snelle bevrediging van behoeftes en alles in dienst staat van de vraag: valt er geld mee te verdienen of niet?’