Nee, zegt hij, grote interviews heeft hij niet meer gegeven na zijn dramatische aftreden als hoofd van de anglicaanse kerk op 31 december vorig jaar. ‘Ik wil mijn opvolger niet voor de voeten lopen.’ Ver van de strijd rond de benoeming in het bisschopsambt van vrouwen en homo’s die zijn tienjarige bewind verscheurde – en de anglicaanse kerk bracht tot de ernstigste crisis in haar bestaan – doet Rowan Williams (Swansea, Wales, 1950) weer wat hij het liefst doet: onderwijzen, schrijven, denken en dichten. Spitsbogen en torens met pinakels aan de voet van Edinburgh Castle; de Assembly Hall van het New College zit volgepakt en baron Williams of Oystermouth, zoals hij nu heet, begint aan een openbare lezingenreeks over taal en religie. Diepe, complexe zinnen, veel Wittgenstein, veel Hegel. Hij staat bekend om zijn ‘formidabele geleerdheid’. Spreekt elf talen. Bij vlagen is hij onnavolgbaar. Het applaus is luid en langdurig.

Ja, hij mengt zich na een jaar in de luwte weer in het publieke debat, zegt hij de volgende dag in de grote suite in het chique Roxburghe Hotel die de Schotse universiteit voor hem gehuurd heeft. Zijn boek Faith in the Public Square is zojuist in het Nederlands verschenen. Geheel tegen de heersende opinie in, betoogt Rowan Williams, is religie niet louter een privé-zaak voor achter de voordeur. Integendeel: gelovigen – christenen, moslims, hindoes, boeddhisten – moeten zich minder passief opstellen. Hun waarden actief uitdragen in politiek en maatschappij. Na tien jaar trapezewerk om de wereldwijde anglicaanse gemeenschap in zaken rond gays en gender bij elkaar te houden, horen we hier Rowan unplugged, schrijft de Britse krant The Observer.

‘Ik wil inderdaad een paar bommetjes gooien in het publieke debat’, zegt Williams met karakteristieke zware stem. ‘Tot op zekere hoogte zijn wij in de westerse wereld ons nog wel bewust dat we een christelijke, of ten minste religieuze achtergrond hebben – en tegelijkertijd zijn we in verlegenheid met het feit dat het geloof nog steeds bestaat. En weten we eigenlijk niet wat we ermee aan moeten, vanwege een perceptie van religie als negatief, verdeeldheid zaaiend, bij vlagen antidemocratisch – de erfenis van het christendom en de blik op de islam. En dus worden we zenuwachtig wanneer in het openbare leven religie om de hoek komt kijken. Maar ik denk dat we het geloof niet zozeer als een probleem moeten zien, maar moeten erkennen dat sommige van onze meest democratische ideeën ontsproten zijn aan religieuze bronnen. Zelfs als we zeggen dat religie niet het recht heeft om anderen te domineren en te dicteren, moeten we niet nerveus worden als religie deelneemt aan het publieke debat.

Als je gelooft, ben je verplicht je overtuiging niet binnen de vier muren van je kamer te houden, maar moet je handelen naar de idealen die je geloof je oplegt, en onvermijdelijk schuilt daarin een soort conflict. Tegelijkertijd moeten we onze oren spitsen voor de algemene kritiek dat religie mensen heeft gedomineerd, haar wil heeft opgelegd, hun hun eigen verantwoordelijkheid heeft ontnomen en vaak is ervaren als iets wat ons minder dan mensen maakt. Daar heeft men een argument en dat los je niet zo één, twee, drie op. We moeten kritisch kijken waaróm mensen ons wantrouwen, maar ik denk dat er manieren van geloof bestaan die niet bedreigend zijn voor een personalistische, humanistische, democratische visie, en daarmee wil ik werken – en eigenlijk alleen maar zorgen dat er iets meer geluisterd wordt naar de waardevolle dingen die geloof de publieke zaak kan aanreiken.’

Er is iets stuk in de maatschappij, vindt hij. ‘We leven in een tijd van een tweevoudige versplintering. Kennis, maar vooral het begrip van dingen neemt steeds verder af. Veel van ons onderwijs lijkt de verbeelding niet goed op waarde te schatten. Het symbolische, het rituele, als wegen van kennis. En dat betekent dat we een pseudo-wetenschappelijk beeld van kennis hebben. Wanneer de linkerhersenhelft groter wordt, wanneer alles gericht is op probleemoplossing, leidt dat tot een gebureaucratiseerde en op functie gerichte mentaliteit, met weinig ruimte voor verbeelding, innovatie en een holistische visie.

De andere wijze waarop we, denk ik, lijden aan een gebroken of versplinterd begrip is het individualisme dat de westerse samenleving domineert. De veronderstelling dat ik de hoogste werkelijkheid en de diepste waarheid voor mijzelf vind als ik naar binnen kijk, in plaats van naar m’n relationele verhoudingen en m’n omgeving. Het is de correctie van de tirannie van het collectivisme van de twintigste eeuw en de totalitaire staat, maar de slinger is sindsdien wel heel ver uitgeslagen en we zijn ons besef van wederzijdse afhankelijkheid kwijtgeraakt, lokaal en mondiaal, en het gat wordt groter. Ik zoek een middenweg. Zaken als internationaal terrorisme, klimaatverandering, pandemieën en de financiële crisis houden zich niet aan grenzen, en dat ons welzijn van anderen afhangt, is dus meer dan louter theorie.’

Engagement is Williams niet vreemd. Lang voordat hij aartsbisschop werd, werd hij, midden jaren tachtig, bij een anti-kernwapendemonstratie bij een Amerikaanse legerbasis in Suffolk al psalmen zingend door de politie weggesleept. ‘Als ik terugkijk op mijn eigen familiegeschiedenis in Wales, dan zijn de radicale, internationale en tot op zekere hoogte socialistische strijdpunten van eind negentiende, begin twintigste eeuw in hoge mate verbonden met de christelijke identiteit van Wales. De mensen schatten zichzelf op waarde, wilden elkaar scholen, meedoen buiten hun sociale en lokale grenzen om, juist vanwege hun christelijke overtuiging. En ik denk, als je me toestaat dat te zeggen, dat dat ook voor Nederland geldt; de buitengewone bloei van het idealisme in het Nederland van de zeventiende eeuw heeft wel iets uitstaande met het protestantse geloof. Net zozeer als er in de anglicaans-katholieke traditie, in de High Church waaraan ik zelf schatplichtig ben, een sterke stroming bestaat van christen-socialisme: aandacht voor gelijkheid en sociale rechtvaardigheid en een internationale outlook. Dat zijn dingen in de traditie waar ik trots op ben en die de moeite waard zijn om mee te werken. Het is dus niet een en al een geschiedenis van onderdrukking en beknotting.’

De dagen van de officiële Engelse staatskerk, de High Church, als de Tory Party at Prayer, zijn al lang voorbij. In een fel artikel in 2011 in The New Statesman veegde Williams de vloer aan met de sociale hervormingen van de regering-Cameron: ‘Radical policies for which no one voted.’ De aartsbisschop van Canterbury zegt te vrezen dat de Tory-regering haar verantwoordelijkheid voor kinderarmoede, analfabetisme en de toegang tot onderwijs voor iedereen verruilt voor een onbarmhartig vrije-marktdenken en de ‘sluipende terugkeer van de verlokkende taal van “armoede door eigen schuld”’. ‘De aartsbisschop is vrij om te zeggen wat hij wil’, reageerde de premier fijntjes, ‘but I would say I profoundly disagree.’

Geef de keizer wat des keizers is – met die verhouding kan Williams wel leven. En in Groot-Brittannië valt het misschien nog wel mee met de secularisatie. ‘We hebben in Engeland als gebruikelijk een ordelijk compromis, met een zekere erkenning van de rol van de religie in de openbare ruimte. Op de talloze anglicaanse scholen doceren we van oudsher het lesprogramma van de staat, maar wél in een openlijk religieuze omgeving. Inmiddels zijn er ook anglicaanse scholen met een moslimmeerderheid, en het is toch een blijk van erkenning dat de overheid naar religieuze instellingen kijkt om mee samen te werken en waardeert dat er altijd mensen zullen zijn met een bredere of andere loyaliteit dan alleen de staat. Een pragmatisch secularisme; de staat verklaart zichzelf niet heilig, maar schept de voorwaarden voor alle groepen, religieus of niet, om in alle verscheidenheid met elkaar te werken en voor iedereen de ruimte latend, keeping the space avaible.

Maar er is ook een ánder soort secularisme, waar we misschien wél bang voor moeten zijn en dat ik in mijn boek “programmatisch secularisme” noem: de voortdurende en vasthoudende poging om erop te stáán dat geloof achter de voordeur blijft en op geen enkele manier toe te staan dat, in woord of daad, religie een rol speelt in het publieke domein. Ik wil niet alarmistisch zijn over een totalitaire staat-in-wording, maar het baart me grote zorgen. Als je zegt: je persoonlijke overtuigingen zijn je persoonlijke overtuigingen, maar wat de overheid je vertelt, is alles wat ertoe doet, dan vind ik dat licht verontrustend. Het geeft me de indruk dat de staat bang is het gesprek te voeren, bang is voor tegenspraak en onzekerheid. Het ontneemt iedereen het recht kritiek te leveren op de staat anders dan de kritiek die de staat publiekelijk toelaat – en je komt uit op een beeld van burgerschap dat extreem juridisch en wettisch is. Ik heb wel eens gezegd: een goede burger is iemand die meer is dan louter een burger. Een goede burger is iemand die ook andere loyaliteiten en affiniteiten heeft. Die culturele of religieuze banden heeft of wat dan ook; een driedimensionaal bestaan, niet alleen het loutere feit juridisch een persoon te zijn binnen een staat.’

‘Als je gelooft, ben je verplicht je overtuiging niet binnen de vier muren van je kamer te houden’

Bij ons in Nederland belanden kinderen van asielzoekers in een cel of worden teruggestuurd naar het land van herkomst waar ze de taal niet spreken. Wat heeft religie daaraan toe te voegen?

‘Het geeft aan de gewone burger, jong of oud, het gevoel dat ze, buiten hun wettelijke rechten binnen de staat, ook nog sociale en culturele rechten hebben om te zijn wie ze zijn. Rechten die gestalte geven aan hun menselijke identiteit en die, op de juiste manier toegepast, eerder voor minder wrijvingen zorgen dan voor meer. Als je de eigenheid van mensen probeert te onderdrukken, denk ik, krijg je wat in freudiaanse termen heet: de terugkeer van het onderdrukte. Een steeds sterker wantrouwen tegen de staat. Maar ik denk graag dat we in Groot-Brittannië toch steeds meer bezig zijn bruggen te slaan tussen de verschillende gemeenschappen. Ik zie kerken en moskeeën toenemend samenwerken in projecten voor probleemjongeren of voor arme gezinnen en dan denk ik: ja! Het gaat zowaar lukken!’

Maar soms lukt het helemaal niet. Zoals in 2008, toen de aartsbisschop in een redevoering voor juristen stelde dat zijns inziens de invoering van onderdelen van de sharia in het Verenigd Koninkrijk ‘onvermijdelijk’ is. Vanuit de bezorgdheid dat moslims kampen met een strijdige loyaliteit tussen religie en burgerschap. Vanuit de gedachte dat de theologie een rol heeft in de debatten over de diepste grondslag van wetgeving, ‘hoe hard onze cultuur ook probeert om het erbuiten te houden’. ‘Van de sharia’, voegde Williams er in een interview met de bbc nog aan toe, ‘bestaat mede door sensationele berichtgeving in de media geen juist beeld.’ Politici van links tot rechts vielen over de aartsbisschop heen – en luid klonk de roep om zijn aftreden. ‘Een idee rampzalig voor de natie’, reageerde zijn voorganger op de zetel van Canterbury, George Carey. De schade was niet te overzien.

Wat heeft u in godsnaam gezegd?

‘Wat heb ik gezegd en wat hoorden ze mij zeggen? Tja… Ik heb vaak gezegd dat iedere aartsbisschop van Canterbury zichzelf op zeker moment de meest impopulaire man van Engeland weet en ik denk dat dit mijn moment was. Ik sprak voor een groep van academisch geschoolde juristen over islam en Brits recht en stelde de vraag of er binnen het Britse rechtsstelsel plaats is voor de erkenning van bepaalde kanten van community law – als aanvulling op de wetten van het land. Zoals er tot op zekere hoogte ruimte is voor bepaalde huwelijkswetten in joods-orthodoxe kring. Of zoals in Canada bepaalde gebruiken van de native Americans door de wetgever zijn gesanctioneerd. Of, een beter voorbeeld, zoals er tot op zekere hoogte al een wettelijke erkenning bestaat van islamitisch bankieren, want als je een moslim bent en je kunt je geld niet op de gebruikelijke wijze tegen rente wegzetten, dan heb je een andere regeling nodig, en hoe meer die onderworpen is aan zorgvuldig en juridisch toezicht, hoe beter het is voor iedereen.

Dus, zo vroeg ik: kan de wetgever misschien bepaalde zaken delegeren, in een soort van franchise, aan de lokale gemeenschap? Kunnen bepaalde punten van de sharia, geruggensteund door de wetten van ons land, niet toegepast worden in sommige arbitragezaken, in misschien het erfrecht, in financiële zaken? En waarschijnlijk niet meer dan dat… zodat je de moslimgemeenschap wellicht zou ondersteunen, door ze op deze wijze betere, meer professionele, juridische hulp te geven dan ze op dit moment krijgen binnen hun eigen groep, waar de sharia-expert totaal niets afweet van de wetten van het land. Dat was mijn voorstel. En wat men natuurlijk hoorde, was dat ik gezegd zou hebben dat er twee parallelle rechtssystemen zouden moeten komen. En toen kwam natuurlijk de hemel naar beneden.’

Heeft u uw impact als leider van de anglicaanse kerk toen niet schromelijk onderschat?

‘Hoogstwaarschijnlijk wel. Maar ik wilde slechts een discussie openen die het waard is om geopend te worden.’

De sharia-controverse was slechts een binnenbrandje vergeleken met de veenbrand die de kerk wereldwijd zou treffen. ‘De anglicaanse kerk krijgt eindelijk weer een bisschop die er ook uitziet als een bisschop’, juichte de linkse krant The Observer bij zijn aantreden in 2002 als geestelijk leider van wereldwijd 85 miljoen zielen; de witte baard, de borstelige wenkbrauwen; a hairy lefty, zoals hij zichzelf eens omschreef. Bij zijn aftreden, tien jaar later, liet Rowan Williams een diep verdeelde kerk achter. Terwijl de liberale anglicaanse kerken van Canada en de Verenigde Staten de afgelopen jaren vrouwen en homo’s tot bisschop wijdden, kwamen met name de Afrikaanse kerken daar massaal tegen in opstand en dreigden zich af te splitsen. Vriend en vijand verweten hem zwak leiderschap. Een felle veroordeling van het homohuwelijk kon hij niet tegenhouden; de benoeming van vrouwen als bisschop in Engeland kon hij niet doorzetten. Het gaf hem de laatste knauw en hij besloot af te treden. ‘A good man, an impossible task’, vatte The Guardian het pontificaat van Williams samen – de anglicaanse kerk achterlatend op de rand van een schisma.

Hoe is het allemaal zo gekomen?

‘Een goede burger is iemand die ook andere loyaliteiten en affiniteiten heeft. Die culturele of religieuze banden heeft’

‘Dat vraag ik me nog steeds af. Om totaal eerlijk tegen je te zijn: ik was opgetogen toen ik in 1991 gevraagd werd om bisschop in Wales te worden, mijn vaderland, in een klein bisdom, waar ik alle mensen kende – en die tien, elf jaar daar waren de gelukkigste jaren van m’n leven. Toen ik daarna aartsbisschop werd, eerst van Wales, later van Canterbury, werd alles anders, je wordt de schijnwerpers in gepushed en dat heb ik nooit een prettige plaats gevonden. En omdat ik geen bijzonder bekwaam bestuurder ben en ook omdat ik niet goed tegen ruzie kan en daarom moeilijke beslissingen soms lang voor me uitschuif, ben ik, nu ja… niet ideaal.’

A too nice man for the job

‘Ach, het heeft niet zozeer met niceness te maken. Ik kan niet goed tegen ruzie. En daar zat ik middenin. Voortdurend. Vanaf het eerste moment bestond er een zekere vijandigheid. Sommige conservatief-evangelische mensen binnen de Church of England waren woedend over mijn benoeming, en dat was geen gemakkelijke introductie.’

U was te links.

‘Veel te links. En ik denk dat veel van mijn linkse vrienden nu vinden dat ik door de jaren heen veel te conservatief ben geworden, dat is wat je overkomt in dit soort job.’

Homo’s en vrouwen rijten de anglicaanse kerk uiteen. U bent overigens geen van beide.

‘Ha! Nee. Ik was me van meet af aan bewust dat dit de twee beslissende kwesties zouden worden. Aanvankelijk dacht ik, heel idealistisch, dat het misschien mogelijk zou zijn om de mensen in gesprek te houden, om verder te gaan en… wat wederzijds respect op te bouwen. Ik heb ondervonden dat dat heel hard werken was. En ik denk… wel… ik denk dat ik gefaald heb, op veel gebieden, om te doen wat ik hoopte te doen.’

Want?

‘Want er is geen wederzijds respect, laten we eerlijk zijn. De kerk is er gewoon niet voor heel veel mensen, staat gewoon niet voor ze open, en dat was hard. En zeker de omgang met mijn medebisschoppen, de andere anglicaanse aartsbisschoppen wereldwijd, was een zware dobber. Heel veel fantastische mensen van wie ik zeer veel hield en die ik zeer respecteerde, maar om die überhaupt samen te laten werken was ongelooflijk moeilijk. Zo niet onmogelijk.’

Uw kerk staat op de rand van een schisma. Toch?

‘Ik maak me geen zorgen over de ontkerkelijking: ik denk dat het religieuze perspectief interesse en nieuwsgierigheid uitlokt’

Well… wat nog niet gebeurd is, en ook onder mijn opvolger nog niet, is dat mensen open en publiekelijk gezegd hebben: we willen niets meer van doen hebben met Canterbury. Tot op het laatst voelden mensen: we moeten érgens een focus hebben, een soort punt waardoor de lijnen lopen, zelfs al is er grote ruzie aan alle kanten. Nu, in de praktijk betekent dat: sommige bisschoppen weigerden tijdens onze bijeenkomsten ter communie te gaan samen met andere bisschoppen. Maar toch kwamen ze dan soms samen voor een bijbelstudie of iets dergelijks, en dat is veel beter dan niets. Érgens hebben we nog binding. Maar de scheiding aan het altaar was voor mij het zwaarst om te dragen.’ (stilte)

Dat betekent dat bisschoppen niet meer de mis wilden vieren met u?

(zacht) ‘Ja. En dat vond ik heel moeilijk. Moeilijk om te begrijpen ook. De eucharistie is niet het eigendom van welk individu of welke groep in de kerk dan ook, maar is iets wat Christus aan de hele kerk geeft. Ik kon echt niet begrijpen waarom mensen dat geschenk niet samen wilden ontvangen… maar zo was het.’

Een schisma in all but name. Elders, in eigen land, joeg Rowan Williams, die als bisschop in Wales homo’s tot priester had gewijd, zijn progressieve vrienden in de gordijnen door de benoeming van de openlijk homoseksuele Jeffrey John tot bisschop van Reading te blokkeren.

(wederom lange stilte) ‘Ja, ik heb hem gevraagd zich terug te trekken. Dat is algemeen bekend, dat is duidelijk. Want we waren tot het punt gekomen waarop ik niet meer kon zien hoe dit op iets anders uit zou kunnen lopen dan op een hopeloze scheuring in de kerk van Engeland en elders, omdat een behoorlijk aantal van mij collega-bisschoppen in Groot-Brittannië had verklaard dat ze zouden weigeren de wijding van zo iemand bij te wonen. Goed of slecht, het was de afweging die ik uiteindelijk maakte – en het kostte me veel vrienden, die vonden dat ik mijn principes verraden had.’

U heeft hem onder druk gezet om een complete scheuring te voorkomen?

‘Ja. Na een lange periode waarin ik probeerde een andere uitweg te vinden. Ik kijk er niet met vreugde op terug. Zonder enige vreugde. Soms kan het zijn dat je iets doet wat juist is, maar wat op geen enkele manier voelt als goed. En het voelde toen niet goed en het voelt ook nu niet goed.’

Die vrouwen, die komen er wel, denkt hij. ‘Vrouwelijke bisschoppen zullen we snel gaan zien, daarvan ben ik vrij zeker.’ Over homo’s is hij minder zeker – ‘en ik wil er niet over speculeren. Al moet ik in volstrekte eerlijkheid zeggen dat mijn opvolger over wonderbaarlijke gaven beschikt om bruggen te bouwen.’

En nu is hij terug in Cambridge, waar hij ooit studeerde en gelukkige uren doorbracht tussen de boeken. Als Master van het fameuze Magdalene College. Met een kapel en een koor en studenten. Twinkelende ogen. ‘Ik vind het geweldig om aan jonge mensen les te geven! En als Master van zo’n college heb je ook een soort pastorale rol. You have to make the community work.’ En nee, met die veel beweende ontkerkelijking valt het wel mee. Meer dan de helft van de Engelsen noemt zich nog steeds anglicaans of christelijk, bezoekt met Kerstmis en masse de mis en voor het overige is het anglicanisme in Engeland toch ook een culturele zaak en wordt de lat niet hoog gelegd. Vooral het bezoek aan de 41 grote cathedrals die Engeland rijk is, mag zich de laatste jaren in steeds grotere populariteit verheugen; de smells and bells zijn weer hip. Geloven is weer sexy.

‘Haha! Tot m’n verrassing is het dat soms. Ik vind het bijna onmogelijk om te generaliseren over wat de jonge generaties trekt. Mijn eigen kinderen, van wie de een heel serieus met het geloof bezig is en de ander, haha, niet zo serieus, gaan nog steeds graag naar traditionele diensten, maar mijn eigen kinderen zijn natuurlijk voor wat betreft hun opvoeding weinig representatief. Toch ben ik gefascineerd door het feit dat op doordeweekse dagen tientallen studenten komen opdagen voor de avonddienst, met gezang en gebed. Maar tegelijkertijd zijn er andere plaatsen, zoals de achterstandswijken die ik uit m’n tijd in Wales maar al te goed ken, waar de smells and bells en de evening song lichtjaren ver weg zijn, dus daarvoor moet je andere structuren opzetten en in kleine, vaak zeer informele groepen werken. Een manier van godsdienst vinden die de mensen voedt en ze helpt verder te komen en ze niet laat staan waar ze staan.’

En dus heeft hij als kerkleider de Fresh Expressions Movement bedacht; de anglicaanse kerk komt op afroep naar je toe. Als je dat zelf wilt. Het is een redelijk succes en hij is er trots op: op theekransjes van bejaarden en in pubs achter het bier zingen, bijbellezen of discussiëren inmiddels dertigduizend mensen op zondag of wanneer het uitkomt – of ze doen iets sociaals in de wijk. Het voorziet in een behoefte. ‘Ik maak me niet zo veel zorgen over de ontkerkelijking, want ik denk dat het religieuze perspectief interesse en nieuwsgierigheid uitlokt. Jongeren zijn er niet bekend mee, en dus kun je aankomen met een onverwachte invalshoek in het gesprek. Religie is niet afgezaagd.’


Rowan Williams houdt op 13 december de Edward Schillebeeckx Lezing van het Soeterbeeck Programma van de Radboud Universiteit Nijmegen

Beeld: Guilheim Alandry / In Pictures / Corbis / HH