Het probleem is, zegt Agnes Jongerius van het FNV, dat het kabinet geen vertrouwen geeft. Ze beweren aan de ene kant dat de burger zelf verantwoordelijkheid moet nemen, maar andere kant voeren ze een beleid waardoor het wantrouwen toeneemt. Men spreekt de hele tijd over «wij-zij,» ze verklaren de oorlog, ze hameren er maar op dat criminele jongeren een bepaalde afkomst hebben, en dan moet je niet raar opkijken als het wantrouwen toeneemt.

Het is een vorm van kritiek die ik wel vaker hoor; ongeacht of de kritiek juist is of niet, de wijze waarop die kritiek wordt geuit, maakt de samenleving er niet vriendelijker op. Met andere woorden: het is de toon die de muziek maakt, en die muziek is eerder een oorlogsmars dan een vriendelijk liefdesliedje.

Dat zal best.

Wanneer ik om me heen kijk, merk ik het Kleine Racisme overal. Bij een keuze tussen een jongen van Marokkaanse afkomst en eentje uit Sappemeer neemt men die uit Sappemeer. En het is zeker waar dat men bang is voor moslims. Als ik een jongen met een baard en een djellaba aan op een sollicitatiegesprek krijg en ik kan de keuze maken tussen hem en de even goed gekwalificeerde broer van die jongen uit Sappemeer, kies ik voor die broer. Ik zie daar trouwens niets discriminerends in. Mocht echter de man met de baard veel betrokkener en beter in het werk zijn, dan kies ik natuurlijk voor hem.

Ik kies voor wie mij het meeste opbrengt.

Ik heb de tijd nog meegemaakt dat je als katholiek naar een katholieke bakker moest, je schoolboeken bij een katholieke boekhandelaar moest bestellen en je kleren bij een katholieke klerenwinkel kocht. Ik was dan ook niet verbaasd dat ik, opgegroeid in Amsterdam-Oud-Zuid, met mijn joodse vriendjes naar de joodse bakker ging en naar de joodse klerenwinkel en dat hij zijn schoolboeken bij de joodse boekhandelaar bestelde. Waarom ook niet – ja, ik vond het onhandig; mijn joodse vrienden moesten de hele stad door fietsen, mijn katholieke vrienden hadden alles redelijk in de buurt van de Jacob Obrechtkerk, terwijl ik, kind van ongelovige honden, kon staan en gaan waar ik wilde.

Discrimineerden we toen op geloof? Nou, en hoe! Je moest mijn ouders eens op die papenkoppen en die gereformeerden horen foeteren! Ik heb daar van harte aan meegedaan, en ik doe het nog, en probeer dat ook door te geven aan de jeugd. Godsdienst deugt niet en is een kwaad, zo niet het grootste kwaad in de wereld!

Dat de vader van Aaron Polak de neef van zijn broer in dienst nam, heb ik nooit ervaren als discriminerend. Waarom zou dat ook niet mogen. Je moest die oude Polak ook eens horen over die christenen! Schitterend! Een echte humanist, trouwens. «Bestrijd ze, jongen, bestrijd ze!» zei hij over de gelovigen. Nog geen dertig jaar geleden.

Hij had gelijk. Ja, misschien verbreedt het de kloof. Maar ik wil juist dat die kloof breed wordt.

Waarom kan ik thans rustig katholieken beledigen? Omdat de uitwassen van het katholicisme destijds ernstig aan de kaak werden gesteld. Als er weer een bisschop was die beweerde dat homoseksualiteit een ziekte was, dan werd die wijwateraap behoorlijk in de maling genomen; dan verschenen er grote stukken in De Groene en in Vrij Nederland, en we waren nooit te beroerd een lijn te trekken van het geloof naar het fascisme.

Het gevolg was dat er, vooral onder jongeren, een enorme golf van deconfessionalisering plaatsvond, die gesteund werd door de filosofische mode en de politieke mode.

Allerwegen, vooral bij de linkse partijen, hoor je nu dat je de kloof niet moet verbreden omdat je dan fanatisme en radicalisering in de hand zou werken. Alsof moslims geen andere keuze hebben! Ze kunnen er toch ook voor kiezen hun geloof te verlaten?

Nu is dit vrijwel onmogelijk. NRC Handelsblad-journalist Michiel Hegener heeft daarover een boek geschreven, Vrijheid van godsdienst (uitg. Contact), waarin hij aantoont dat moslims het niet pikken als een moslim van zijn geloof valt. De overheid zou dus meer kunnen doen om de afvalligen te beschermen. Immers, als er al een kloof bestaat, dan zal die alleen maar groter worden wanneer men letterlijk niet naar de overkant kan.

Jongerius volgt een vreemde redenering wanneer ze zegt dat het kabinet, door zijn harde taalgebruik, het noodzakelijke vertrouwen dat er moet zijn tussen burger en overheid doet afbrokkelen. Dat harde taal gebruik van bijvoorbeeld Rita Verdonk of Gerrit Zalm zorgt voor duidelijkheid – je kunt het er niet mee eens zijn, maar het gaat te ver om vervolgens Verdonk of Zalm de schuld van de radicalisering in de schoenen te schuiven of het feit dat er Klein Racisme is.

Je mag het kabinet vragen meer te doen voor jongeren. Alle jongeren. Als er meer allochtone werklozen zijn dan autochtone, dan moet je zorgen dat er meer werk voor die allochtone jongeren komt. Verdonk zegt niet: werkgevers, neem geen islamieten in dienst! Zij doet het tegendeel. En als zij geen hand krijgt van een imam, dan is het terecht dat zij daar verbaasd over is en zegt: «Dan hebben we iets om over te praten.» En als zij de wet handhaaft wat betreft de asielzoekers, dan mag dat onmenselijk schijnen, en dan mag het parlement er alles aan doen om dat te verhinderen, maar het is de wet die de meerderheid wilde, en dan is het in wezen flauw om Verdonk verantwoordelijk te stellen voor radicalisering of het verbreden van de kloof dat die radicalisering in de hand zou werken.

Mohammed B. is verantwoordelijk voor Mohammed B. – en noch Ayaan, noch Verdonk, noch Zalm of Balkenende heeft daar schuld aan.

En als het kabinet de kloof wil verbreden tussen islamieten en anderen – wat ze trouwens niet willen – dan zou ik dat van harte toejuichen, want daar is niks mis mee. Integendeel. Ik geloof in andere zaken dan de islam.