De toetssteen van een opinie wordt de persoonlijkheid van de recensent. Die schrijft bijvoorbeeld: ‘Ik vind het drama in dit verhaal nogal tegenvallen, de humor flets en de zogenaamde Diepere Gedachten kunnen me ook niet overtuigen.’
Zo’n recensie ergert mij. Hij ontbeert verslaggeving. Het is alleen wie, maar niet hoe, wat, waar en waarom. Een recensie wordt zo een auto-interview.
Ik heb vroeger met enige regelmaat kritieken geschreven; het was ons juist een eer om te kunnen aantonen dat iets slecht of goed was. Dat was moeilijk, want we eisten van onszelf dat wat er werd geoordeeld ook bewijsbaar was. Je citeerde zinnen die je niet vond deugen, je vertelde het verhaal zo eerlijk mogelijk na en vergeleek dat met andere verhalen die je beter of slechter vond. In die tijd waren er altijd discussies over de boeken van Gerard Reve. Men – de invloedrijke recensenten van toen – vond het ene boek van Reve precies op het andere lijken. Gerard betoogde niets meer, schreef weer over jongenskontjes en strakke spijkerbroeken; men walgde ervan.
Wij vonden Reve grandioos en probeerden te ontkrachten wat werd beweerd.
De Taal der Liefde was juist iets heel anders dan Op weg naar het einde, en Lieve Jongens was ook weer heel anders. En we toonden dat aan met zinnen en passages.
Maar we kregen steeds minder ruimte. Met ‘we’ bedoel ik alle recensenten.
Van 1500 woorden gingen we naar duizend en toen naar vijfhonderd, en laatst telde ik een paar recensies van tweehonderd en driehonderd woorden.
Laat me hier verklaren: dat kan nooit een goede recensie zijn.
Zo’n kritiek kan aardig zijn geschreven, maar hij draagt niet bij tot de discussies die je wilt. Je blijft steken in: Piet vond het een goed boek, want hij vond het ‘zwierig en helder geschreven’, Marie vond het slecht, want ze vond ‘het verhaal clichématig en her en der te artistiek’.
Dat de rol van literatuur tegenwoordig is uitgespeeld – maar misschien vindt men wel dat literatuur geen rol moet spelen – komt volgens mij door het gebrek aan invloed van de recensies. Ze roepen wel op tot lezen, maar niet tot daarover debatteren.
Ik heb het er op deze plek ook wel eens over gehad dat ik het vreemd vond dat boekhandelaren bij DWDD de plek hebben ingenomen van recensenten, terwijl DWDD het invloedrijkste programma is als het gaat om literatuur. Toen ik me daar een keer bij een uitgever over beklaagde, zei hij dat hem dat niets kon schelen. Ja, dat begreep ik wel. Hij zei ook dat die boekhandelaren juist heel enthousiast over die boeken aan het praten waren en dat leek hem goed voor alle boeken die besproken werden. Maar dat is juist het verkeerde! Ik wil geen passie of enthousiasme, ik wil uitgelegd krijgen waarom, wie, wat, waar, hoe… Ik wil verslaggeving, ik wil journalistiek werk.
Het is niet alleen in de literatuur zo. Ik lees met grote regelmaat ook filmrecensies. Hier ook weer: vaak zijn die korte recensies goed geschreven, en moet ik lachen en zou ik ze niet graag missen, maar ik word niets wijzer over wat er op het ogenblik in filmland aan de hand is. Een uitzondering daargelaten. Er zijn veel artikelen – en zelfs boeken – verschenen over de invloed en toename van televisieseries. Je ziet dan ook dat die televisieseries meer invloed ontwikkelen dan welk boek ook. En gek genoeg, in de artikelen over televisieseries zie je wel het hoe, wie, wat, waar, waarom. Kijk maar eens op amazon.com hoeveel boeken er verschenen zijn over The West Wing en over Breaking Bad.