
We ontmoeten elkaar in een druk café in Cfar Yona, een slaapstadje tussen snelweg 2 en 6 waaraan de gemiddelde reiziger onbewust voorbij zou rijden. Zij is een orthodoxe vrouw in felgekleurde, gebloemde kaftan. De bijpassende hoofddoek heeft ze flatteus om haar hoofd gedrapeerd. Ze geniet van een Griekse salade en het geroezemoes om zich heen. Voor Ifat (48) is dit interview een uitje. ‘Ze hebben hem te pakken’, zegt ze triomfantelijk. Ze komt net van het politiebureau in Hadera waar haar ex in voorarrest zit, legt ze uit. ‘Eindelijk word ik nu geloofd.’
Ifat behoort al ruim vier jaar tot de agoenot, de groep van duizenden Israëlische vrouwen – hun exacte aantal is niet bekend omdat een deel van hen hun vernederende situatie verborgen houdt – die niet kunnen scheiden omdat hun echtgenoten de get, het scheidingsdocument, weigeren. Israël kent geen burgerlijk huwelijk en ook geen burgerlijke echtscheiding. Sinds een wet uit 1953 wordt het Israëlische familierecht beheerst door eeuwenoude religieuze joodse wetten en halacha-tradities. Het huwelijk mag alleen worden beëindigd in een rabbijnse rechtbank, het Beth Din, door een echtscheidingsprocedure die eindigt met het verlenen van de get door de man aan de vrouw. Dit geldt voor religieuze maar ook niet-religieuze joden. De man heeft dus de meeste kaarten in handen. Gemengde huwelijken of een huwelijk tussen mensen van hetzelfde geslacht zijn in Israël überhaupt uitgesloten.
Het is alsof Ifat zich traint om geen adem te halen tijdens het praten. Haar zinnen volgen elkaar in rap tempo op. Deze moeder van negen kinderen en grootmoeder van vier kleinkinderen uit Nehusha, een mosjav ten zuidwesten van Jeruzalem, heeft in haar leven weinig spreektijd gekregen. Haar man en zij hadden een conventioneel orthodox huwelijk waarbij zij alle aandacht aan het drukke huishouden en haar kinderen besteedde en hij een lucratief loodgietersbedrijf opbouwde en veel geld verdiende. Ifat kreeg afgepast huishoudgeld waarvoor ze zich maandelijks moest verantwoorden.
Ze beschrijft een gezinsleven dat getekend werd door pijn en angst voor een echtgenoot en vader met losse handjes. Hij schold haar in het bijzijn van haar kinderen uit en verkrachtte haar regelmatig. Nu ze onlangs via de bijstand psychologische hulp voor zichzelf en haar kinderen heeft gekregen, kan ze zijn gedrag eindelijk herkennen en benoemen. Vierenhalf jaar geleden vertrok haar ex met de noorderzon.
‘Hij liet me alleen achter met de kinderen – mijn jongste was pas zes – met schulden en zonder een stuiver. Ik moest het maar uitzoeken. Hij verdween als het ware van de aardbodem.’ Enkele maanden na zijn verdwijning kreeg Ifat een oproep om voor het Beth Din te verschijnen. Haar man had de echtscheiding aangevraagd. Maar uiteindelijk ging de zitting niet door en veranderde hij zijn eis in echthereniging. Hij wilde weer terug naar zijn gezin en had de echtscheidingsaanvraag alleen gebruikt om Ifat te intimideren.
‘Kort daarop stond hij bij me op de stoep en sloeg de boel in huis voor de zoveelste keer kort en klein. Hij gooide me tegen de muur.’ Ifat neemt een slok water en prikt in haar salade. ‘Ik ging naar de politie maar die geloofde me niet. Ik had toch geen fysieke verwondingen? Mijn huis was ook zijn huis, dus er was geen sprake van huisvredebreuk en de spullen die hij vernielde waren van hem, zei de behandelend officier. Geestelijke wreedheid en mishandeling zijn überhaupt niet strafbaar in Israël.’
Ifat was doodsbang. Ze liet tralies voor de ramen zetten, plaatste nieuwe sloten op de deuren en beveiligingscamera’s in huis. ‘Ook financieel stond ik onder druk, want hij betaalde geen cent meer en de schuldeisers kwamen aankloppen. Dankzij de hulp van vrienden in de mosjav kon ik mijn gezin net draaiende houden. Een ding stond voor mij vast: ik wilde niet meer terug naar mijn oude leven met deze man.’
Angst, agressie, autoriteiten die de andere kant op keken en falende hulpverlening; Ifat heeft in een hel geleefd, maar de rechters waren doof voor haar klachten. Ifat werd gedwongen tot een reeks vernederende gesprekken met rabbijnen die op verzoening aanstuurden. ‘Probeer het toch nog maar eens’, zei de een. ‘Die man houdt van je en wil met je samenleven’, zei de ander. Ze gingen volstrekt voorbij aan de onhoudbare situatie. Het advies van de laatste rabbijn dat verzoening goed zou zijn voor haar kinderen, was voor Ifat, zoals men in Israël zegt, het laatste strootje dat de kamelenrug brak. ‘Na de mishandelingen en de fysieke verlating eisten de rabbijnen verzoening omwille van de kinderen? Vanaf dat moment weigerde ik mijn medewerking aan welk gesprek dan ook en nam ik een advocaat in de arm.’
Dat hielp, want de zaak werd daarop door het Beth Din gesloten. Maar Ifat liet het er niet bij zitten en heeft zelf de echtscheiding aangevraagd. Ze eist dat haar ex op straffe van een geldboete de get afgeeft. ‘Ik wil niet hertrouwen, maar rustig leven met mijn kinderen en kleinkinderen.’ Ze hijgt een beetje na, nog steeds niet gewend aan lange monologen.
Zo’n get-aanvraag is niet zonder risico. Een op de vijf vrouwen die in Israël wil scheiden wordt een get geweigerd, of de mannen verdwijnen naar een onbekend adres. Dat betekent dat er elk jaar zo’n drieduizend vrouwen bijkomen die agoena worden en in een huwelijk moeten blijven, zelfs als ze misbruikt worden. Eenvoudige redenen als ‘we kunnen niet meer met elkaar opschieten’ of ‘onze relatie is doodgebloed’ zijn niet genoeg. Deze vrouwen zijn gedoemd tot een leven in angst, eenzaamheid en pijn, alsof ze in een donkere, vochtige kelder gegijzeld worden. Ze kunnen niet hertrouwen, geen kinderen krijgen of een nieuw leven opbouwen.
Krijgen ze toch kinderen met een andere man, dan begaan ze overspel en worden de kinderen betiteld als mamzeriem, ofwel bastaarden. Deze kinderen worden door de staat op een zwarte lijst geplaatst en kunnen in Israël niet trouwen. Het stempel agoenot heeft ook financiële consequenties, want deze vrouwen kunnen geen alleenstaande-ouderuitkeringen krijgen, geen kortingen op de Israëlische onroerendgoedbelasting en zijn soms zelfs nog aansprakelijk voor de schulden van hun man. Geen wonder dat de orthodoxe man elke dag tot God bidt en hem dankt dat hij hem niet als vrouw heeft gemaakt.
‘Als je niet wil hertrouwen kun je je misschien op een andere manier financieel indekken?’ opper ik. Ze krijgt iets fels als ze antwoordt: ‘Ik wil op elke manier van deze afschuwelijke man af, begrijp je? En ik heb nu de kans, want ze hebben hem eindelijk betrapt en opgepakt.’ Haar oudste dochter kreeg een telefoontje van de politie in Hadera. Wat bleek? Haar vader was met haar auto naar zijn eerste vrouw gereden – Ifat wist niet eens dat hij eerder getrouwd was geweest – en had haar dusdanig in elkaar geslagen dat ze nu in kritieke toestand op de intensive care ligt. Daarna was hij met de auto gevlucht en ergens tegenaan gereden. De man zit in voorarrest op grond van poging tot moord.
‘Het hele verhaal over mijn ex is uitgebreid in de pers verschenen. Ik hoop dat de autoriteiten, de rechters, mijn buren me nu eindelijk geloven.’ Bedoelt ze dankzij de poging tot moord op een andere vrouw? In Israël anno 2023 kun je dus jarenlang mishandeld worden terwijl niemand naar je luistert of je helpt en gedwongen worden om in een gewelddadig huwelijk te blijven, tenzij een moord of poging tot moord anderen de ogen opent? Ifat knikt: ‘Daar komt het wel op neer. Ik had nu in plaats van die vrouw op de rand van de dood in het ziekenhuis kunnen liggen.’
‘Je lijkt zo standvastig’, zeg ik aan het einde van het gesprek, ‘terwijl je uit een onderdrukking komt en alle reden zou hebben om vertwijfeld te zijn.’
Ifat spreidt haar handen voor zich op tafel. ‘Ik kan en mag de rest van mijn leven niet gebukt gaan onder de herinnering aan een vreselijk huwelijk. Ik weiger om me slachtoffer te voelen en krijg langzaam het gevoel dat ik herboren ben. Ik probeer nu andere eenoudergezinnen te helpen, ik heb zelfs in de Knesset gepleit voor betere voorzieningen voor arme gezinnen. Ik krijg een tweede kans om het verleden te herstellen. Tikoen noemen wij dat in het jodendom.’

Zes jaar geleden zag ik in een filmhuis Gett: The Trial of Viviane Amsalem van filmmakers Ronit en Shlomi Elkabetz. Viviane deed een eenvoudig echtscheidingsverzoek bij het Beth Din. Voor twee mensen die duidelijk onverenigbaar waren, zou een scheiding alles oplossen. Maar haar man wilde de controle over zijn vrouw niet opgeven en weigerde de get. Een klein gebaar in de film zou me altijd bijblijven: als de rechter de nerveuze Viviane vraagt of ze water wil, wijst ze dit beleefd af, maar de deurwaarder komt toch terug met een glas water en zet dat voor haar neer. Het geeft perfect weer wat het betekent om de heldin te zijn in een echtscheidingsverhaal waarin je geen controle hebt.
Opmerkelijk was dat minstens tachtig procent van het filmhuispubliek uit vrouwen bestond en nog opmerkelijker dat deze joodse Israëlische vrouwen net zo geschokt en vol onbegrip reageerden als ik. Beseft de joodse Israëlische vrouw niet dat met de huwelijksinzegening van de rabbijn en de ondertekening door de echtgenoot van de ketoeba – het huwelijkscontract waarin de verplichtingen van de man ten opzichte van zijn bruid worden opgesomd – de positie van agoena haar voorland kan zijn?
‘Nee, dat beseffen de meesten niet’, zegt Meital (39) die ik even later op haar verzoek via Zoom ontmoet. Meital kan erover meepraten. Ze is een onafhankelijke moderne vrouw met een goede baan, moeder van twee kinderen. Ze had vaag gehoord over de get-procedure, maar ging er naïef van uit dat het haar nooit zou overkomen. Ze was immers niet religieus? Maar toen ze jaren later wilde scheiden werd ze door de rabbijnen als joods aangemerkt en daarom had ze de get van haar ex nodig. Rabbijnen kunnen aan een weigerachtige man sancties opleggen – een juridische gijzeling of een geldboete – maar de ex van Meital vertrok naar het buitenland zodat de sancties geen effect hebben en haar zaak bijna kansloos is. Ze wacht nu al zes jaar op zijn toestemming.
Ook Meital vertelt over de mishandelingen tijdens haar huwelijk. Ze gebruikte haar lichaam als schild om haar tweejarige zoontje tegen de klappen van haar man te beschermen. Ze werd opgenomen met verschillende breuken en deed aangifte bij de politie. Anders dan bij Ifat werd zij wel geloofd en werd haar man veroordeeld op grond van mishandeling. Hij kreeg zestig dagen hechtenis en een straatverbod.
‘Nadat hij weer op vrije voeten was’, vertelt ze, ‘mocht hij twee keer per week onder toezicht de kinderen zien, maar hij kwam niet opdagen. Op 19 maart 2018 vluchtte hij met zijn succesvolle start-up in data-engineering naar het buitenland, zodat de kinderen en ik ook financieel niets meer van hem zouden kunnen vorderen.’
Via via hoorde Meital dat hij in New York zat en niet terugkwam. Ze diende in juni 2018 een echtscheidingsverzoek in. Volgens zijn advocaat weigerde haar man de get. Intussen nam hij geld op van de gezamenlijke rekening, gebruikte zijn creditcard in het buitenland en bouwde een schuld op van vijfhonderdduizend sjekel, ongeveer 120.000 euro, waarvoor Meital medeaansprakelijk was. Met moeite wist ze de deurwaarder ervan te overtuigen dat ze part nog deel had aan die schuld – het straatverbod gold als bewijs – en werd een beslag op haar huis en inboedel en inhouding op de kinderbijslag afgewenteld. ‘Ik had verwacht dat de echtscheidingszaak een fluitje van een cent zou zijn, want hij had ons als echtgenoot en vader verlaten. De rabbijnen bevestigden dat er zo spoedig mogelijk een get moest komen. Daarna hoorde ik een jaar lang niets meer.’
Het Israëlisch rabbinaat overlegde met de rabbijnen in New York. Ze stelden Meitals ex voor om de get in Brooklyn af te geven, maar hij weigerde en gebruikt allerlei uitsteltactieken om Meital te ontmoedigen.
De hamvraag: waarom wil een man die in het buitenland allang een nieuw leven heeft opgebouwd nog steeds niet scheiden? Meital somt op: ‘Om mij geestelijk onder druk te zetten en te mishandelen. Om steeds weer het laatste woord te hebben. Om zijn schulden op mij af te schuiven. Omdat hij niet naar Israël kan komen, omdat de schuldeisers hem dan in de kraag grijpen. Omdat hij wil dat ik mijn klacht van zijn mishandeling intrek, terwijl hij allang een strafblad heeft. En omdat hij in het buitenland zit en weet dat ik geen rechtsmiddelen heb om de get af te dwingen. Ik ben net als een van die Afrikaanse slavinnen van weleer die verhandeld werden. Ik ben het eigendom van een ander en moet wachten tot mijn eigenaar mijn eigendomspapieren vrijgeeft.’
Een draad die uiteindelijk tot een stevig breisel leidt, loopt door de verhalen van de agoenot. De vrouwen zijn door omstandigheden beperkt en geketend, maar ze zijn geen hulpeloze slachtoffers. Ze vechten zich uit de situatie, hoe onwrikbaar die door de wet en het recht ook lijkt te zijn. Soms gaat een scheidingsprocedure toch relatief soepel ondanks de get-weigering, zoals bij Hava (27) uit Bet Shemesh.
Hava woont sinds haar scheiding in een klein huis met haar twee jonge kinderen – de jongens zijn twee en drie – samen met haar vader en haar broer. De plek barst van het leven, de plastic luiken staan op een kier en speelgoed zwerft in het gras. De ochtendzon verwarmt Hava’s rode haar. Haar bleke kwetsbare gezicht staat strak, maar de roze blos doet emotie vermoeden. De grijze hoofddoek, losjes dichtgeknoopt, vertelt devotie. Hava is opgegroeid in een religieus gezin, maar met voldoende vrijheid, zodat ze de dienstplicht vervuld heeft en op een hogeschool in het noorden communicatie en internet studeerde.
‘Ik trouwde toen ik 22 was – en alles veranderde’, zegt ze. ‘Ik werd direct zwanger en mijn man werd gewelddadig tegen mij en later tegen de kinderen. Dat waren geen omstandigheden waaronder ik een thuis kon creëren. Ik ben aanvankelijk met de kinderen naar een opvanghuis gevlucht, maar toch weer teruggekeerd omdat ik dacht dat we onze relatie konden redden. Een half jaar later was het weer mis. Toen ben ik nog net ontsnapt, dat is een beter woord dan gevlucht, en heb ik de echtscheiding aangevraagd op grond van mishandeling.’
Haar ex werd vervolgd en Hava werd gesteund door haar gemeenschap. De procedure bij het Beth Din duurde twee jaar, maar aan het einde kreeg zij een chioef get, ofwel de verplichting aan de ex om de get af te geven, en na zo’n vier maanden deed hij dat. ‘Weet je dat je in Israël op twee niveaus moet scheiden? Eerst bij het Beth Din om de get te krijgen en dan voor de civiele rechter om de echtscheiding te formaliseren en de boedelscheiding en voogdijregeling vast te leggen. Dat kost je je zenuwen en heel veel geld. Er zijn geen trucjes om dat te bespoedigen. Dat mijn vrijheid afhing van de toestemming van de dader vond ik walgelijk, maar ik wil de scheiding op een nette manier afsluiten.’
Hava is een gelovige vrouw die de bijbel en halacha kent. Vindt zij niet dat de echtscheidingsprocedure hervormd moet worden? Een dergelijke beperking van de vrouw kan toch niet de bedoeling van Hasjem (God) zijn? Als ik die woorden uitspreek, voel ik direct haar terughoudendheid. Ik raak het instituut van het geloof. De halacha biedt vele oplossingen voor de onthouding van de get, zegt ze ontwijkend. De religieuze gemeenschap waartoe de man behoort, kan hem onder een cherrem, een ban, plaatsen. De rechters kunnen, zoals in Hava’s zaak, een chioef get geven. Wat we nu zien is het resultaat van een verkeerd gebruik en een verkeerde interpretatie van de halacha en een gebrek aan kennis bij de vrouwen. Begrijp ik dat wel?
Nee, haar uitleg overtuigt mij niet. Wetten en regels moeten toch een dynamische weerspiegeling van de samenleving zijn? Door de onaantastbaarheid van de halacha en een afhankelijkheid van de vrouw aan de man, wet en traditie, staat en religie te vooronderstellen, terwijl in Israël de vrouwen juist een andere, geëmancipeerde realiteit naast de joodse omarmen – ze werken, vervullen dienstplicht, studeren – produceer en legitimeer je het verschil en wordt het systeem van daders en slachtoffers en ongelijke behandeling toch in stand gehouden?
In de stilte die even tussen ons valt, spreekt nauwelijks hoorbaar het verschil tussen onze werelden. Haar geloof in de goddelijke regels is rotsvast. Haar kritiek richt zich uitsluitend op de menselijk toepassing. ‘Het is of je in 2023 op straat loopt en je voelt je in 1870, want voor het Beth Din moet jij je kleden als een vrouw van anderhalve eeuw geleden. Er is geen tweegesprek, geen dialoog. Ik zat stilletjes in de hoek en de man sprak. Dit is niet het jodendom dat ik ken en waarmee ik ben opgegroeid. Nogmaals: het is het probleem van het leiderschap en met wijsheid omgaan met de halacha.’

Om het sabbatmaal te bereiden had je niet alleen de wijn, het brood en het eten nodig, maar een vrouw die gedwongen door traditie de soep kookte, het vlees braadde, het huis schoonmaakte – dat wisten activisten en vrouwen al jaren. Sinds de Jom Kippoer-oorlog van 1973 ging er in Israël een koor van feministische stemmen op, begonnen organisaties en bewegingen te strijden om de positie van vrouwen – die meer dan vijftig procent van de bevolking uitmaken – te verbeteren. Israëlische vrouwen creëerden een van de inspirerendste feministische bewegingen ter wereld, die nog steeds vol ideeën zit en hervormingen op velerlei gebied voortbrengt: crisiscentra, meldpunten voor vrouwelijke slachtoffers van huiselijk geweld, wettelijke eisen voor gelijke behandeling en salariëring in arbeidssituaties, campagnes tegen seksuele intimidatie, vrouwen in de politiek, dienstplicht voor vrouwen, abortus, gelijke behandeling in de gezondheidszorg. Natuurlijk zijn er vanuit feministische hoek protesten tegen de get-weigeringen. Er is zelfs een ‘Agoenadag’ in het leven geroepen om publieke aandacht te vragen voor de positie van de geketende vrouwen.
De Agoenadag wordt dit jaar op 6 maart gevierd. De agoenot krijgen media-aandacht, maar daarin zit ook juist het probleem. De pers bericht over individuele gevallen – een vrouw die al dertig jaar geketend is in een ongelukkig huwelijk, een andere vrouw die mishandeld wordt – maar dat het probleem structureel is en ontstaat door de gedwongen toepassing van een joodse wetgeving van tweeduizend jaar geleden komt onvoldoende in het nieuws. Niemand spreekt over het feit dat de verplichte joodse inzegening van het huwelijk een heel systeem van plichten en verantwoordelijkheden in werking zet, waaraan de vrouw zich niet meer kan onttrekken als het huwelijk tegenvalt, tenzij haar man instemt met een scheiding. De vraag is of er een oplossing voor het probleem van de agoenot is.
‘Niet trouwen’, is het advies van Orit Lahav, advocate en directeur van Mavoi Satum – Hebreeuws voor ‘impasse’. De organisatie biedt hulp aan de agoenot in Israël en behartigt hun belangen en brengt de get-weigering onder publieke aandacht. Lahav, een onafhankelijke maar religieuze vrouw, is niet getrouwd, heeft met haar partner een samenlevingsovereenkomst en hun dochter is op beider naam geregistreerd.
‘Er zijn geen waterdichte juridische constructies om de man te dwingen tot de get’, zegt ze. ‘Weliswaar is er de wet op de sancties, die bepaalt dat de rabbijnen van het Beth Din de creditcard van de man kunnen annuleren, zijn rijbewijs innemen, hem een boete opleggen of hem een aantal dagen kunnen gijzelen, maar als vrouw kun je die sancties niet afdwingen. Sommige joodse stellen sluiten in het buitenland een burgerlijk huwelijk, maar als ze scheiden geldt toch de religieuze halachische wet. Huwelijkse voorwaarden, waarin de toestemming van de man bij echtscheiding vooraf is bepaald, worden niet door de rabbijnen geaccepteerd. Dus word je als het ware door de staat en de rabbijnen gedwongen om niet te trouwen. Dat kan nooit de bedoeling van de wetgeving geweest zijn.’
Enkele jaren geleden heeft Mavoi Satum duizenden vrouwen geënquêteerd. Wat bleek? Vele mannen gebruikten de get als onderhandelingsmiddel om voor zichzelf betere voorwaarden bij de boedelverdeling of bij de hoogte van de alimentatie te bedingen of vrouwen de huwelijkse schulden op zich te laten nemen. Lahav heeft in haar eigen rechtspraktijk een staaltje van dit wheelen en dealen gezien. ‘Een man die al dertig jaar de get aan zijn vrouw weigerde, stelde haar voor om die voor vijftigduizend dollar van hem te kopen. Toen ik ingreep en dreigde om naar de Hoge Raad te stappen bond hij in. De vrouw is nu eindelijk gescheiden. Ze is 73 jaar en haar leven is voorbijgegaan.’
De religieuze advocate heeft ook een boodschap aan het adres van de orthodox-joodse wereld. Waarom hebben vrouwen in Israël geen recht om te scheiden in een tijd dat de bescherming van mensenrechten zo belangrijk is, waarbij de gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van studie en arbeid wel gewaarborgd wordt en de gelijkwaardigheid bij echtscheidingen in andere moderne westerse landen de norm is? De rabbijnse rechtbanken worden volledig bemand door mannen. Alleen de man kan het woord voeren en getuigen, de vrouw niet. Het is een systeem dat vrouwen onderdrukt. De rabbijnse rechtbanken verkeren dagelijks in een frontale botsing met de moderne wereld. Vrouwen hebben meer baat bij serieuze kritiek op dit gedachtegoed dan bij lapmiddelen die koste wat kost de strikte regels van de halacha overeind houden. ‘Israël loopt schandalig achter’, concludeert Lahav. ‘De enige oplossing is een wetswijziging waarbij het huwelijk en de echtscheiding óók op civiele wijze geregeld kunnen worden zodat je een keus hebt. Als vrouwen moeten we ons daarvoor sterk maken.’
Als ik Lahav goed begrijp ligt de oplossing dus in een structurele hervorming van het familierecht, de invoering van het burgerlijk huwelijk en de mogelijkheid van een civiele scheiding. Maar impliceert zo’n oplossing geen scheiding van staat en religie? In Israël is het spanningsniveau tussen beide acuut en lijkt het zelfs existentieel. Meer dan 2300 jaar, vanaf het aanbreken van de Tweede Tempelperiode (van 516 voor Christus), heeft het jodendom de congruentie tussen de joodse nationale identiteit en joodse religieuze identiteit gepredikt. Met andere woorden: alleen degenen die de joodse religieuze geboden in acht namen, werden als lid van het joodse volk beschouwd. Nu is die rigide houding de laatste twee eeuwen versoepeld en ben ik tegenwoordig getuige van ten minste een gedeeltelijke scheiding tussen nationale en religieuze identiteit, maar een congruentie die 2300 jaar heeft geduurd, laat zich nog steeds voelen en kan men niet zomaar doorbreken. Er heeft nog nergens in de Israëlisch joodse wereld een startschot geklonken voor de ‘bevrijdingsoorlog’ van de geketende vrouwen. Integendeel: er is angst.
Vele Israëlische joden – orthodoxe, traditionele en zelfs enkele seculiere joden, mannen en vrouwen – zijn doordesemd van het geloof dat de joodse staat Israël ondermijnd zou kunnen worden als burgers niet verenigd zijn door dezelfde religie, te weten de joodse. Kortom: torn je aan de joodse wetten, dan help je Israël om zeep. Dat laat het zojuist geïnstalleerde rechts-orthodoxe kabinet van Netanyahu niet toe en het bereidt zelfs in stilte een plan voor om de macht van de rabbijnse rechtbanken en de toepassing van de religieuze wetten uit te breiden tot alle civiele zaken. Daarbij zouden religieuze rechtbanken dezelfde status krijgen als de burgerlijke rechter.
Het probleem gaat dus veel verder dan de ongelijke behandeling van vrouwen in het Israëlisch familierecht. De religieuze invloed is merkbaar in verschillende lagen van de samenleving. De regels over kasjroet voor winkels, restaurants en cafés, het stilleggen van het openbaar vervoer op de sabbat, de import van goederen uit het buitenland, het recht van terugkeer; allemaal onderwerpen die de vrijheid van zowel mannen als vrouwen beperken en hoger op de prioriteitenlijst van veranderingen staan dan de achterstelling van de agoenot. Het moet in zo’n hardvochtige wereld uitermate moeilijk zijn om de kiem te leggen voor een hervorming, een revolutie eigenlijk, waarin vrouwen gelijkwaardigheid eisen.
‘We blijven lobbyen bij de Knesset voor wetshervorming, forceren uitspraken van de Hoge Raad, geven informatie aan vrouwen, want er is in Israël onvoldoende bekend, we proberen bij het Beth Din vrouwelijke adviseurs te introduceren, we brengen het onder de aandacht via de journalistiek en via activisme, we ondersteunen de agoenot juridisch en maatschappelijk’, somt Lahav op. Maar de lichte verbetering in de individuele positie van de agoenot die zich dankzij de steun van vrouwenorganisaties zoals Mavoi Satum en advocaten na jaren van hun ketenen ontdoen, is volgens Lahav misleidend. De wetgeving verbetert niet en intussen zullen aan Israëlische vrouwen – zoals Viviana in de film Gett: The Trial of Viviane Amsalem - nog vele ongewenste glazen water door de deurwaarder worden opgedrongen. Totdat iemand opstaat en roept: ‘Genoeg! Ik heb geen dorst meer.’