Een commentaarmoratorium. En voordat de geenstijlers en standpuntnl’ers ‘Censuur!’ en ‘Vrijheid van meningsuiting!’ roepen: ik bedoel geen verbod op kritiek.
Maar stel dat we de commentaarsecties op krantensites afschaffen en het leed dat Standpunt.nl heet op vakantie sturen? En wie dan iets te zeggen heeft schrijft een betoog in plaats van zijn bek een duw te geven, zoals ze in Rotterdam zeggen? Een beetje nadenken, wikken en wegen en het resultaat daarvan formuleren heeft de vrijheid van meningsuiting toch nog nooit in de weg gestaan?
Bij mij liep de emmer over toen NRC Handelsblad op zijn website het internetdingetje der internetdingetjes deed: een overzicht in YouTube-filmpjes. Daar zit een baaierd van gedachten achter waarvan geen van alle journalistiek, maar daar gaat het nu niet om. Het onderwerp was Freek de Jonge, die binnenkort zeventig werd, en onder aan de lijst met filmpjes reeg zich al snel het gebruikelijke parelsnoer van ik-zeg-wat-ik-denk-gelul aan. Te links, over zijn hoogtepunt heen, prutser, dominee, weerzinwekkend. De putlucht die opborrelt als er gereageerd kan worden.
Ik probeer me wel eens voor te stellen hoe dat soort reacties tot stand komt. En dan doel ik niet op het denkproces. Dat is zo resoluut afwezig dat je er een negatieve schaal voor moet verzinnen: denken is -5, of zoiets. Nee, ik vraag me af hoe het eruitziet bij Henkopdebank of Simon29 als ze na het eten aankondigen dat ze even naar boven gaan om een stukje te tikken en daar, in hun opiniërende masturbatorium, het toetsenbord grijpen en ‘Sukkel’ hameren. Klik! Stuur! Mening!
Zijn het dezelfde Henken die op verjaardagen, toen families nog analoog contact onderhielden, het hoogste woord hadden en altijd zo leuk uit de hoek kwamen dat de andere gasten ze er het liefst net zo hard weer in zouden trappen, als Henk tenminste niet de broer van de zus van Dinges was? Zijn het de brulapen die spetterend van eigendunk, vergezeld van een priemend vingertje, in het café uitleggen waarom…
Een paar weken geleden hoorde ik op Radio 1, waar de terreur van de duiding door de communis opinio hoogtij viert, inbellers uitleggen waarom Volkert van der G. niet vrij mocht komen. Nou vind ik zijn vrijlating ook een moeilijke kwestie, maar op twijfels kun je de inbellende stem des volks nooit betrappen. Van der G. moest blijven zitten omdat hij ‘de toekomstige minister-president’ had vermoord. In de top-tien van bewijzen uit het ongerijmde een goede kanshebber op plaats één. Een andere: Van der G. heeft alleen maar meegewerkt aan therapie om vrij te komen. Dat weten we toch niet, probeerde de presentator nog, waarop het antwoord was: nee, dat ís gewoon zo.
Van die dingen, ja, van die dingen, zou Cor van der Laak zeggen.
Het doet me allemaal onweerstaanbaar denken aan de ingezonden-brievenrubriek van de Drentse en Asser Courant, die ik als jongste bediende moest beheren. ‘Denk erom’, zei de chef, toen hij mij het eerste pak toeschoof, ‘een brief vertegenwoordigt honderd lezers, maar het zijn vooral gekken en querulanten die ze schrijven.’
Soms letterlijk. Een van mijn vaste klanten betrof een man die de ellende in de wereld toeschreef aan de uitvinding van de hooipakjesmachine. En dat deed hij dan met vierkleurenbalpen.
Kijk, hoe dat tomeloze gereageer tot stand komt begrijp ik ook wel. Als de gelegenheid er is wordt-ie aangegrepen. En de gelegenheid is er sinds de mythe van de niet-gehoorde burger tot waarheid is verklaard. Geschrokken van de massale steun voor Fortuyn en zijn Nachwuchs, en de hevige emoties die loskwamen, weten media en politiek niet in welke bocht ze zich nu weer moeten wringen om de stem des volks te laten horen. En dus moet overal gereageerd kunnen worden. Volstrekt zinloos, want in Den Haag en op de redacties van kranten en radio en tv zeggen ze hetzelfde als mijn oude chef. Maar het kost niks, het vult de ether en de website en de mensen krijgen er een fijn gevoel van.
Die hele meningencultuur is een gratuit cadeautje.
En het internet werkt niet mee.
Facebook is een niet-aflatende stroom van narcisme, exhibitionisme en meningen van de dag. En dat het inderdaad gekken en querulanten zijn, zoals mijn chef zaliger zei, blijkt wel uit het feit dat ik regelmatig met verbijstering aanschouw hoe mensen en plein public de weg kwijtraken en na een korte periode van opvlammen en steeds onsamenhangender berichten de grote stilte van gedwongen opname betreden.
Omdat mijn moeder altijd zegt dat goed voorbeeld goed doet volgen, houd ik ermee op. Ik was vanaf het begin halfhartig, omdat ik zelf eigenlijk niets te melden heb en Facebook vooral zag als een soort service aan mijn lezers. Maar zelfs daar geloof ik niet meer in. Ik koester de, misschien ijdele, hoop dat mijn lezers wel wat beters te doen hebben dan de zoveelste verjaardagstaart, nieuwe verloofde of anti-Wilders-pagina te liken.
Ik hoop dat mijn uittreden net zo bevrijdend zal voelen als toen ik besloot nooit meer naar het café te gaan.