Een brief schrijf je om iemand iets te laten weten. Een telefoon gebruik je om te bellen. Een televisie gebruik je om iets te laten zien. Een krant gebruik je om nieuws te verspreiden. Kortom — ik zal het in modern Nederlands zeggen: voor communicatie moet een noodzaak zijn.

Op het moment dat je de telefoon gaat gebruiken om een spelletje te doen, verliest die telefoon zijn noodzaak en kun je je afvragen wat eigenlijk het nut van die telefoon is. Kun je niet beter meteen ganzenborden? Datzelfde geldt voor een brief of een televisie; zodra die een andere functie krijgen dan waarvoor ze zijn bedoeld, verliezen ze hun noodzaak. Wat heb je aan een televisie zonder journaal of een mooie documentaire? Wat heb je aan een krant zonder nieuws?

Communicatie is noodzakelijk. Waarom? Om elkaar beter of slechter te maken via het principe: twee weten meer dan één. Als ik weet dat je beter niet op de A2 kunt rijden en ik verspreid dat nieuws, dan weet ik het niet alleen, maar een heleboel mensen. Dat is mooi. Kennis is het enige product op de wereld dat je kunt delen en tegelijkertijd zelf kunt houden.

Voor speciale communicatie moet je een speciale noodzaak hebben. Vroeger heette dat: «Iets te zeggen hebben.» Je schreef een boek, een gedicht, een artikel of je richtte een blad op «omdat je iets te zeggen had».

«Noodzaak» en «iets te zeggen hebben» hebben met elkaar te maken.

De krant heeft voor een groot gedeelte haar noodzaak verloren.

Hoe merk ik dat? Ik geef een voorbeeld. Er zijn opinieweekbladen (speciale communicatie) die ik pas na het weekend uit de wikkel haal. Blijkbaar onderga ik hun noodzaak niet meer, vind ik niet meer dat ze iets te zeggen hebben. Dat geldt niet alleen voor mij — gezien de teruglopende abonneebestanden geldt dat voor velen.

Nu kun je als volgt redeneren: als bepaalde opinies niet interessant meer zijn, zeg dan je abonnement op of probeer andere meningen te ventileren. Dat is moeilijk: niet iedereen kan veranderingen tot stand brengen en misschien wil dat blad dat zelf niet en misschien word je er wel niet voor betaald of ben je alleen lezer, weet ik veel: ik ken de noodzaak niet! Kende ik die wel dan richtte ik wel een krant op, of schreef ik wel dat artikel of maakte ik wel dat televisieprogramma.

De noodzaak van sommige kranten is weg — en die noodzaak hebben ze opgevangen met iets wat z'n eigen noodzaak suggereert: amusement.

Amusement is een kermis. Er is geen enkele reden om zomaar in een draaimolen te gaan zitten, maar als je het doet is het lekker. Waarom? Zomaar. Een beetje zwieren zonder gevaar; het suggereert gevaar. Botsautootjes idem dito. Schiettent: zelfde laken een pak. Opinieweekbladen en sommige kranten lijken nu op een kermis waarbinnen echte ongelukken gebeuren, echt gebotst wordt en echt geschoten; na elke ramp een suikerspin. Vaak overheerst het kermisgedeelte meer dan het nieuwsgedeelte; mensen willen namelijk geamuseerd worden.

We delen dus steeds minder kennis via de krant, maar meer amusement — zonder daar de consequentie uit te trekken: word helemaal een kermis of hef je op

Waarom trekken we die consequentie niet? Dat is redelijk eenvoudig: niet de noodzaak om iets mee te delen of te vertellen is een reden voor de krant om te bestaan, maar de krant zelf is een noodzaak geworden om salarissen uit te keren en mensen te laten werken

Het is dus wachten tot de wal het schip keert of hopen op een mutatie die per ongeluk een succes wordt en waardoor je als krant weer kunt overleven. Maar: dat zal dan alleen een nieuwe noodzaak zijn.

Hoe kan de pers overleven?

Volgende week meer