Niet zien. Niet kunnen zien. Ik denk dat het daar over gaat bij Theresienstadt: Film of Waarheid, een zogenaamde documentaire video-installatie van Kees Hin en Sandra van Beek. Schijnbaar centraal staat de slechts in fragmenten teruggevonden propagandafilm die Kurt Gerron in een late fase van de oorlog in Theresienstadt moest maken. Hin en Van Beek lieten wat er van de Theresienstadt-film over is zien via negen verschillende, bepaald niet willekeurige toeschouwers en ze legden hun hardnekkige niet-kijken op video vast. Het blijkt onmogelijk te zijn om te kijken naar een film die zijn waarheid niet wil prijsgeven als het juist die waarheid is die de toeschouwers willen zien. Door de beelden heen zien ze wat ze van zichzelf moeten zien. Ze zien angst en honger. Het lachen op de beelden moet wel vals zijn en de demonstratief getoonde boterhammen kunnen niet smaken. In hun herinnering was er geen brood en als er iets was wat er op leek, dan werd het door reuzel en kummel bedorven.
Ik zie ik zie wat jij niet ziet. Een voorbeeld. Opname van twee mannen met ontbloot bovenlijf in een smederij. Om de beurt hameren ze met een moker op een gloeiend stuk ijzer dat op een aambeeld wordt vastgehouden. Hun zwoegende lichamen steken licht af tegen een donkere achtergrond. Het is een geliefd beeld uit propagandafilms van zowel links als rechts. Smederijen en hoogovens zijn bij uitstek fotogeniek en propagandistisch. Vuur en arbeid. Licht/donker en beweging. Het mythische staal. Voor de opbouw! Voor de oorlog! Sieg van den Bergh geeft als commentaar dat je wel kunt zien dat de mannen eigenlijk te zwak zijn om het zware werk te doen. Hij heeft zelf als gevangene in Theresienstadt gezeten en denkt aan het beeld te kunnen zien wat hij weet en heeft ervaren. Hij kijkt naar de beelden en ziet wat ik niet zie, want het cynische en fascinerende aan de Theresienstadt-film is nu juist zijn gewoonheid. Er valt niet veel aan te zien.
Daarom ook kan Basia Jaworski vanuit een ander videokastje bij dezelfde beelden opgetogen roepen dat het zulke mooie stevige mannen zijn. Joodse Herculessen! Joodse Schwarzeneggers! De Theresienstadt-film is eigenlijk een aanleiding om in de spiegel te kijken. De videotoeschouwers kijken naar en in zichzelf en zien wat de film juist buiten beeld hield. Wij, de zaaltoeschouwers, zien hun emoties. Emoties die de film kleuren en maken dat ook wij zien wat er niet valt te zien. De videocamera’s groeven zich diep in de gezichten van de geselecteerde kijkers. Bijna letterlijk drongen ze in de hoofden van de geportretteerden. Alleen daarbinnen was kennelijk nog iets van waarheid over Theresienstadt te vinden. En over de waarheid van het kijken. Want via de op video vastgelegde kijker wordt ook de kijker in de zaal een spiegel voor gehouden. Als zij niet kunnen zien wat er te zien is, wat zien wij dan? Als er nu niet iets te zien is, wanneer dan wel? De opgenomen toeschouwer kijkt met zijn of haar waarheid alleen naar de leugenfilm. Binnen de installatie moet die waarheid het opnemen tegen die van acht anderen. Of negen als je de film mee zou willen tellen. Of tien als je de uitnodiging aanneemt om naar de voorstelling te kijken en je eigen waarheid te denken.