Het lineaire perspectief geeft een blik op de werkelijkheid vanuit één standpunt, dat van de kunstenaar (en de beschouwer). Het tovert een statische wereld voor die rond de individuele mens is gecentreerd. Schouten formuleert een alternatief perspectief, dat de ‘hogesnelheidswereld’ recht doet en waarvoor schilderkunst bij uitstek geschikt lijkt: het combineren van verschillende standpunten.
Een mooi voorbeeld is het beeld van een nachtelijke rivieroever met een rij lantaarnpalen aan de overkant. ‘Ik zie een patroon van gereflecteerde lichtjes, glinsterende lijnen. Al deze lijnen wijzen in mijn richting. Wanneer ik verder langs het water loop, lijken ze mee te bewegen. Het lijkt erop dat ik het “verdwijnpunt” ben van deze lijnen. Nu probeer ik me voor te stellen hoe dit panorama eruit zou zien zonder dat ik ernaar kijk, hoe het “werkelijk” is, of liever gezegd, alsof ik vanuit alle gezichtspunten tegelijk zou kunnen waarnemen. Zou het eruitzien als een eindeloos oppervlak van gereflecteerd licht? Als ik mezelf oneindig veel ogen geef die collectief getuigenis af kunnen leggen, ga ik er stiekem wel van uit dat deze simultane gebeurtenissen te herleiden zijn tot één beeld.’
Korte tijd later kreeg Schouten de gelegenheid zijn schilderkunstige ‘gedachtenkronkels’ te toetsen aan een wetenschappelijke methode. Samen met kunsthistorici Peter Henkes en Iris Dik nam hij het initiatief tot het project Formule2, dat resulteerde in een tentoonstelling en een symposium in het Amsterdamse wetenschapscentrum newMetropolis. Zeven koppels van kunstenaar en geleerde maakten elk een werk dat hun samenwerking illustreert. Bij de kunstenaars werd een geleerde gezocht wiens interesse aansloot bij die van de kunstenaar. In Schoutens geval was dat de andragoloog prof. Gerard de Zeeuw, die zich bezighoudt met complexe sociale systemen. Al na het eerste gesprek besloten de twee samen verder te gaan.
Naar aanleiding van Schoutens ‘Het bewegend perspectief’ schreef De Zeeuw ‘Wetenschappelijke waarneming’, dat dezelfde problematiek toespitst op de situatie in de wetenschap. Waarneming bleek de gemeenschappelijke interesse van de kunstenaar en de wetenschapper: observaties observeren om de mensheid een rijkere ervaring te schenken.
De Zeeuw: ‘Ik ben geïnteresseerd in hoe mensen waarnemen, Harold is geïnteresseerd in uitdrukken hoe ze waarnemen. Dat is makkelijk te combineren. Hij maakt bijvoorbeeld een schilderij en een video van iemands reactie daarop. Ik herken daar bepaalde standpunten in. Daar ben ik iets handiger in dan hij, dus zo konden we dat samen uitwerken, scherper maken, en duidelijk maken dat het een andere manier van kijken is. Zo hebben we die video’s bewerkt en bij de schilderijen gezet. Mensen reageerden dáár weer op. Wij zochten naar een mogelijkheid om de mensen verschillende gezichtspunten tegelijk aan te bieden, ter verduidelijking én voor een leuke ervaring.’
Van de koppels werd ook tijdens het symposium gedacht dat de wetenschappelijke inbreng zou bestaan uit objectief onderzoek en de artistieke uit subjectieve inspiratie. De Zeeuw: ‘Bij “objectief” denken de mensen vaak aan datgene wat niet afhankelijk is van de waarnemer, en bij “subjectief” juist aan afhankelijk van de waarnemer. Dat is maar een heel beperkte associatie, want de manier waarop Harold kijkt naar schilderen is afhankelijk van de waarnemer, jawel, maar tegelijk niet-afhankelijk. Als je een gebouw met schaduw wilt schilderen moet je geen gebouw maar twee vlakken verf op het doek krijgen. Dan gaat het erom hoe je de subjectieve ervaring vertaalt in het objectieve “ding”, het schilderij. Je moet veel preciezer zijn dan normale mensen.’
Schouten: ‘Iedereen die waarneemt maakt een keuze. Daarom vond ik het aardig om het met een computerprogramma te combineren, want een tekening laat zien hoe de waarnemer kijkt, ook als hij niet kan tekenen. Hij uit zich misschien wat minder precies, maar toch geeft hij een visie op een bepaald onderwerp.’
DE INSTALLATIE van Schouten en De Zeeuw bestaat uit een ovaal pleintje, dat wordt begrensd door twee zwarte wanden waarin reeksen met tl-verlichte schilderijen en twee computermonitoren zijn verzonken. De schilderijen zijn series landschappen met of rond newMetropolis, die op verschillende manieren bewegend perspectief laten zien. Op de beeldschermen zijn honderden tekeningen van dezelfde omgeving aaneengesmeed tot een panorama dat langsschuift. De bezoeker kan met de muis ingrijpen in het filmpje, om bepaalde tekeningen te bewerken. Zo voegt hij zijn eigen gezichtspunt toe aan de vele die hem al worden voorgeschoteld.
Tegen de verwachting in hebben zich juist geen honkbalpetjes over de muismatten gebogen, maar opgestoken grijze lokken. De creativiteit beperkt zich vooralsnog tot inkleuren, want inderdaad, de zwart-wittekeningen steken wat mager af naast de fullcolour-schilderijen.
Willen jullie met de installatie de waarneming van de mensen beïnvloeden?
De Zeeuw: ‘Descartes was zich er al van bewust dat waarneming veel met waarden heeft te maken, maar hij koos ervoor die waarden te laten liggen en raadde onderzoekers aan zich te beperken tot observaties aan “lichamen”. Dat is het begin geweest van een traditie die zich niet bezighoudt met waarden - want dat is te moeilijk -, maar met dingen. Pas tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn waarden betrokken in wetenschappelijk onderzoek, zoals de cybernetica, om bijvoorbeeld kanonnen beter te kunnen richten. Cybernetica is waarneming plus één waarde. Die ene waarde kan het raken van het doel zijn, en alle waarnemingen zijn daar dan op afgestemd. Voor het eerst werden waarden erbij betrokken, zij het op een uiterst beperkte manier.
Wij gaan daar verder in, met de vaststelling dat in ons huidige bestel waarden en de verandering van waarden voor de wetenschap buitengewoon belangrijk zijn. Men wil de maatschappij vernieuwen, iets doen aan vervuiling en verlies van waarden. Wetenschappers kunnen daar niets aan doen, want zij kunnen alleen op cybernetische of cartesiaanse wijze denken. Wij nu willen niet direct de waarden beïnvloeden, maar de observatie, want daarmee kun je de waarden beïnvloeden en verdelen, zoals in verkeersregels: jij gaat voor, dan ga ik, anders komen we vast te zitten.’
Houdt dat in dat er een ordening van waarden mogelijk is, zelfs een hiërarchie?
De Zeeuw: ‘Exact. Je kunt tussen de waardeposities communiceren.’
Schouten: ‘Dat is ook belangrijk voor de visie op de installatie die we hier laten zien. We hebben al veel reacties gehad in de trant van: o, jullie laten dus heel veel verschillende beeldjes zien, een gefragmenteerd beeld van de werkelijkheid. Maar wat we proberen te doen is…’
De Zeeuw: ‘… de communicatie te bevorderen tussen die beelden…’
Schouten: ‘… zodat je de verschillende gezichtspunten kunt combineren.’
HOEWEL ZE de problematiek blijkbaar eindeloos hebben doorgesproken, komen De Zeeuw en Schouten tijdens het gesprek op allerlei nieuwe dingen, om niet te zeggen nieuwe gezichtspunten.
Hoe heb je die gezichtspunten geselecteerd?
Schouten: ‘Eerst heb ik op grond van mijn fascinatie voor dit landschap selecties gemaakt. Dan heb ik een aantal punten gekozen met bewegend perspectief, zoals de serie die door de IJ-tunnel gaat. Daar wordt het perspectief omgekeerd: op een zeker moment komt de camera in de tunnel in beeld, en dan zie je wat de camera ziet. Het landschap kan dus ook terugkijken. Een andere vorm van bewegend perspectief is een serie van vijf schilderijen die samen meer dan 180 graden van het landschap bestrijken, iets wat in één oogopslag niet kan.’
Schouten houdt ook van lege landschappen, in tegenstelling tot De Zeeuw. Beiden wonen een steenworp van newMetropolis vandaan. De Zeeuw kijkt dagelijks uit over de mensenmassa’s voor het Centraal Station, terwijl Schoutens uitzicht op het IJ slechts wordt verstoord door een enkele boot. Hij schildert ook lege landschappen, die iedereen zelf kan bevolken. In gedachten dan. Maar in het computerprogramma bestaat de mogelijkheid om van alles toe te voegen aan het panorama rond het wetenschapscentrum. De keuze voor het gebouw was een listige: niet alleen legt newMetropolis nieuwe verbanden tussen de verschillende elementen van de omgeving, ook hebben de bezoekers van de tentoonstelling de schepping van Renzo Piano al te voet benaderd en ook van binnen al ervaren. Lustig tekenende bezoekers hebben het silhouet van het gebouw met de muis opgesierd tot een stoomboot, een walvis, een theepot of een klomp. De veranderingen kunnen door volgende bezoekers worden opgevraagd en bijgewerkt.
De bedoeling is dat de combinatie van de verschillende perspectieven voor een speciale ervaring bij de beschouwer zorgt: hij zal zich op verschillende manieren bewust zijn van het gebouw en de omgeving, en tevens leren hoe de verschillende gezichtspunten met elkaar communiceren. De ruimte ertussen vult hij vanzelf op als hij de schilderijen met elkaar combineert.
ZOALS BIJ alle interactieve producten zijn de mogelijkheden voor de gebruiker van deze interface niet onbeperkt. De tekeningen die kunnen worden bewerkt en teruggezien zijn door de makers gekozen en worden ogenschijnlijk lukraak aangeboden of direct na elkaar. Ook zitten er zogenaamde ‘hot spots’ verwerkt in de videoclips in het programma, die corresponderen met de schilderijen. Als de gebruiker daarop klikt, kan hij tekeningen van voorgangers bekijken en bewerken. Uit de reacties of het uitblijven daarvan kan communicatie of gebrek aan communicatie worden afgeleid. Door middel van schilderijen in een interactieve installatie kan zo een andragologisch onderzoek worden uitgevoerd, waarbij de deelnemers nog creatief in de weer zijn ook.
Het is de meest geslaagde installatie van de Formule2-tentoonstelling, omdat hij naadloos aansluit bij de opzet van het wetenschapscentrum: al doende wordt de bezoeker met basistechnieken in aanraking gebracht en krijgt hij inzicht in abstracte problemen. De andere installaties zijn vooral kunstwerken waar je een wetenschappelijke inspiratie aan kunt aflezen.
Jullie werk is de enige geschilderde bijdrage aan het project.
Schouten: ‘In een schilderij kunnen meer betekenislagen worden gestapeld dan in bijvoorbeeld een foto. Na een film van twee uur heb je ook aardig wat ervaringsmomenten gekregen, maar een schilderij comprimeert die tijd in één moment. Helaas wordt dat niet meer zo ervaren; beweging trekt meer aandacht. Daar hebben we met de installatie ook last van, de monitor vraagt alle aandacht. We zullen meer met toeters en bellen moeten gaan werken om de aandacht naar de schilderijen te leiden.’
Wordt de samenwerking dan voortgezet?
Schouten: ‘Het CBK in Leiden heeft me gevraagd voor de kunstestafette in Zuid-Holland. Ik heb voorgesteld om een vervolg op dit project te maken. Een nieuwbouwwijk en een historische wijk in Leiden zullen door mij aan elkaar worden getekend, in verschillende perspectieven in beeld gebracht.’
De Zeeuw, met nauwverholen spot: ‘Ik zou er dan in geïnteresseerd zijn of het mogelijk is een onderdeeltje van zo'n wijk te veranderen, een tramhuisje schilderen of zo om te kijken of er inderdaad verrijking van gevoel optreedt. De mogelijkheid bestaat dat er uitkomt dat we alle gevels in verschillende kleuren moeten schilderen of midden op straat een boom planten.’
EN HEBBEN JULLIE nu elkaars standpunt ervaren?
De Zeeuw: ‘Mensen die een doodservaring hebben gehad, hebben nog geen ander standpunt. Ze hebben een ander standpunt ervaren, en de spanning tussen dat standpunt en hun huidige standpunt brengt ze op een ander niveau van leven. Van beïnvloeding tussen ons door dit project is geen sprake; het is de mogelijkheid te communiceren tussen twee standpunten die het extra biedt.
Om nog even op de onzinnige tegenstelling subjectief-objectief terug te komen: wetenschap heeft geen tijdloos karakter, het is een historische activiteit. Men denkt dat objectiviteit belangrijk is, maar zoiets als het beeld van het panopticum is uit de tijd. We weten nu dat sociale situaties niet als een panopticum kunnen worden ingericht. Niet dat ze vroeger ongelijk hadden, maar de veronderstellingen hoe de dingen waar te nemen, wijzigen in de loop van de tijd. Lévi-Strauss bekende onlangs dat hij van verkeerde veronderstellingen is uitgegaan bij zijn onderzoeken.’
Schouten: ‘Iets dergelijks zou je ook over kunst kunnen zeggen. Tegen kunst wordt aangekeken als een tijdloze oplossing, iets dat een objectieve schoonheid verkrijgt als het de werkelijkheid overstijgt. In een museum wordt het als eeuwig gepresenteerd, terwijl het werken eraan net zo belangrijk is als het uiteindelijke product.’
De Zeeuw: ‘Het postmodernisme verzet zich tegen het positivistische idee dat achter elke waarneming een unieke waarneming schuilt. Natuurlijk zijn er verschillende standpunten, maar het gaat ons erom de communicatievormen te vinden die de verschillende standpunten in stand laten. Die creëren een rijkere wereld - daar zijn we op uit. We zijn één stap verder dan het postmodernisme.’
Verheugd kijken ze elkaar aan; de eerste soundbyte is eruit.
Schouten: ‘De kubisten combineerden ook verschillende standpunten, maar zij balden die dan weer samen in één schilderij, terwijl wij de verscheidenheid intact laten en de communicatie tussen de beelden tot stand willen brengen.’
De Zeeuw: ‘Dat is misschien het enige unieke wat we doen: niet alleen te reageren op die ontwikkeling, maar verder te gaan. Kunnen wij inderdaad zowel binnen als buiten gaan staan, en dat niet alleen aan mensen laten zien, maar ze daar iets mee laten doen?’
Het project is nog niet geëvalueerd, maar de ingeslagen richting lijkt juist, vergeleken met wat er nog meer wordt aangeboden op de tentoonstelling. Het enige werk waar iets tastbaars mee kan worden gedaan, slaat ook het beste aan. Al is het een werk in uitvoering.
Ik zie, ik zie wat jij ziet
BEELDEND kunstenaars lopen vroeg of laat tegen natuurfenomenen aan die zich moeilijk laten beschrijven zonder wetenschappelijke kennis. Harold Schouten zette enige tijd geleden de gedachten op papier die hij had bij de bestudering van het perspectief bij het schilderen. Centrale vraag in deze tekst, ‘Het bewegend perspectief’, is of het perspectief dat in de Renaissance is ontwikkeld om drie dimensies zo natuurgetrouw mogelijk te vertalen in twee dimensies, nog wel voldoet om onze razendsnel voortbewegende wereld weer te geven.
www.groene.nl/1998/7