
Op de afrit van de Waalbrug in NijmegenNoord staat een kazemat als een zwarte parel tussen de rode klinkers. ‘1936’ staat er in het beton gegrift. 1936? Vreemd jaartal. Er was immers nog geen oorlog. De bunker was me nooit opgevallen toen ik tijdens mijn studietijd regelmatig over de brug fietste, maar zo vreemd is dat vermoedelijk ook niet. Rommelige bebouwing op de Waaldijk in Lent, herinner ik me, schrale rijtjeshuizen uit de al even schrale naoorlogse jaren, en natuurlijk druk verkeer over de enige verkeersbrug die Nijmegen met de Betuwe verbond. Trouwens, bunkers, daar lette je niet op in de jaren zeventig, als doodse bewijsstukken van bescherming in de vooroorlogse jaren.
Maar zie nu, hij staat daar, hermetisch afgesloten en begroeid met gras op het dak, als een trofee in een nieuw landschap, alsof hij moet bewijzen dat hij ook deze aanval heeft doorstaan. Nu niet van een oorlogszuchtige tegenstander maar van een naamloos gezelschap dat het goede voor heeft, met de Waal, met de uiterwaarden, het milieu, de recreatie en de hardlopers die hier rondom een parcours hebben ontdekt. Een parcours dat zich niet meer beperkt tot die ene brug, maar tot een klein dozijn bruggen die reiken van eiland naar de stad, van eiland naar de Betuwe en over een drempel die het overtollige water van de Waal binnenlaat in een nevengeul. Vandaag, of dit voorjaar niet, want zo scheutig is de winter niet geweest met sneeuw stroomopwaarts. Desondanks, als het kan staan vier duikers op verschillende hoogte paraat om de rivier binnen te laten. Gedoseerd liefst, anders zou de vaargeul van de Waal de benodigde diepte verliezen.
Deze geste aan de rivier zou een halve eeuw geleden ondenkbaar zijn geweest, en is nu de normaalste zaak van de wereld geworden op uiteenlopende plaatsen in de delta. ‘Ruimte voor de Rivier’ heet dat programma dat Rijkswaterstaat de afgelopen vijftien jaar heeft losgelaten op de waterlopen in het laagland, als een reactie op de overstromingen van 1995 en 2011. Toen beseften de ingenieurs dat het gevaar misschien niet direct afkomstig was van de Noordzee maar van het achterland, dat de oude rivierdijken tekortschoten bij de bescherming. Tja, de kazemat uit 1936 had de aanval beslist doorstaan, de kades, campings en fabrieken in het stroomgebied absoluut niet. De strijd tegen het water noemden we het vroeger. Dat is niet meer zo: mens en water trekken gezamenlijk op. We zien nu ook het profijt van een meanderende rivierbedding omdat het landschap er stukken beter uitziet en het milieu dus ook.
In 2001 richtte Rijkswaterstaat het verzoek aan de gemeente Nijmegen om de Waal ter plekke meer vrijheid te geven. De politicus Brokx (ex-staatssecretaris) zou zich, vlak voor zijn overlijden, als hoofd van een onderzoekscommissie sterk maken voor een ruimtelijke oplossing. Wat meehielp was dat het dorp Lent net door Nijmegen was geannexeerd. Niet met de bedoeling om de rivier daar een bypass te bezorgen maar om een grote Vinex-wijk te stichten, samengevat onder de term Waalsprong. Daarmee werden de kernen Oosterhout en Lent in één gebaar aan Nijmegen toegevoegd. Dat de Lentenaren niet gecharmeerd waren van de annexatie en dan ook nog eens van de sloop van een slordige zestig woningen vanwege de expansie voor de Waal spreekt voor zich. Ze stelden nog de Lentse Veranda voor, geen eiland maar een verlegging van de rivierdijk. De toenmalige wethouder Paul Depla, tegenwoordig burgemeester in Heerlen, wist het echter goed te verkopen. ‘Den Haag’ stond op een nevengeul voor de Waal, had er ook negentig miljoen euro voor over, het zou enorme kansen bieden voor het gebied. Een geul als aftakking van de Waal, eerst smal en lang getekend, maar breed en langer uitgevoerd. Je zou het een win-win-situatie kunnen noemen, als dat niet zulk afgekloven jargon was geweest. De rivierzalm zou eventueel terugkeren, het milieu knapte ervan op en, niet in de laatste plaats, het water kon zich uit het korset van de rivierbedding bevrijden.
Maar liefst achttienduizend kuub water per seconde verplaatst zich in die bocht van de Waal en om nog een ander superlatief te lanceren: dit is de drukst bevaren rivier ter wereld. Die Rijnaken – ik zie ze in file passeren onder de Waalbrug – nemen daar een behoorlijk scherpe bocht waardoor ze bijna de Waalkade schampen. Zullen ze bij mist en ontij niet per ongeluk de nieuwe nevengeul binnenvaren en dus de drempel beschadigen, vraag ik Paul Goedknegt, coördinerend stedenbouwkundige van de gemeente en supervisor van het gebied. ‘We hebben op dat punt palen laten slaan die de scheepvaart waarschuwen.’ Want de nevengeul is niet bedoeld voor scheepvaart, hooguit voor de roeivereniging en peddelende kanoërs.
Wat hier in de luwte van de bouwcrisis is ontstaan – en misschien wel dankzij die luwte – is een operatie die parallellen vertoont met de Oosterscheldedam. Meesterwerk van de Nederlandse ingenieurs en ontwerpers, een kunstwerk-nieuwe stijl met als gemeenschappelijk doel: de beheersing van het water, wat zowel een zeearm als een rivierbedding kan betreffen. Ruimte voor de Rivier, deel van het Deltaprogramma, omvat 34 projecten, van ontpoldering, verbrede en verhoogde dijken tot overlaten (retentiegebieden). De vondst van een kogge onlangs ter hoogte van Kampen was een bijvangst van de uitdieping van de vaargeul. Ook al is de nevengeul bij Lent qua oppervlakte niet de grootste ingreep van het programma Ruimte voor de Rivier, het was wel de meest complexe van de opgaven. Hoe breed en lang moest de nevengeul worden? En wanneer maak je nu een eiland in het binnenland? Goedknegt en landschapsarchitect Mathieu Schouten raadpleegden voor het Ruimtelijk Plan uit 2007 buitenlandse voorbeelden, een eiland in de Wisla bij Wroclaw, de Loire en Orleans, Koblenz. In de historie telt in feite slechts één inspirerend voorbeeld, het Île de la Cité in Parijs dat de Seine halverwege breekt.
Hebben we hier aan de noordkant van Nijmegen een Nederlands île? Neen. Daarvoor is het (nog) niet compact gebouwd, het is voornamelijk een rivierpark waar de natuurkrachten overheersen. Wat niet is, kan nog komen. Ruim tien jaar geleden was ik getuige van een presentatie in het Nijmeegs architectuurcentrum van de stedenbouwkundige Ashok Bhalotra, die volgens zijn beproefde beeldende werkwijze een archipel presenteerde in de Waal. Lent ingesloten in een cordon van water en opgevuld met thematische wijken op eilanden. Werd het niet. Dat gold ook voor een plan van de toenmalige Rijksbouwmeester Jo Coenen om op de kop van het toekomstige eiland een Nederlandse variant van de Lorelei te plaatsen. De stuwwal waarop Nijmegen ligt, zou een voortzetting kunnen zijn van de hoge oevers in Duitsland met hun burchten. Zo vreemd was het plan van Coenen niet. In de uiterwaarden aan de westzijde is het grondlichaam van het voormalige fort Knodsenburg gevonden. Dat maakte deel uit van een reeks forten en kastelen die het beeld van de noordoever in de Middeleeuwen hebben bepaald. De restanten van Knodsenburg worden opgenomen in het rivierpark, soms onzichtbaar bij hoogwater, soms aan de oppervlakte opduikend.
Uiteindelijk is de eenvoud de winnaar geworden in Nijmegen, een eiland zonder poespas met een paar villa’s, die de sloop hebben overleefd. Design zonder hoofdletter D, met een holle kade als amfitheater tussen twee bruggen in, en een kleine bolle kade bij de bunker. De kades zijn belegd met natuurstenen klinkers en vormen een stenen contrast met de graslanden op het eiland die als vanzelf overgaan in de nevengeul.
De bruggen zijn niet zomaar bruggen. De Promenadebrug bijvoorbeeld is primair bedoeld voor fietsers en voetgangers die op twee plaatsen onder het wegdek (dat is voor de stapvoets rijdende auto’s) kunnen doorsteken. Luie metalen ‘fauteuils’ in de schuine wanden geven de mogelijkheid om van het panorama te genieten. ‘We wilden geen plaat over de rivier heen. Er moest een referentie naar de Nijmeegse bouwhistorie zijn’, zeggen Schouten en Goedknegt. We zien dat terug in de Oversteek, de meest westelijke en langste brug, die met zijn gemetselde bogen verwijst naar het Romeinse verleden van Nijmegen. Dat werd gereconstrueerd in de naoorlogse architectuur toen de stad moest herstellen van het bombardement. Ney en partners uit België die over de hele wereld bruggen hebben ontworpen, zijn verantwoordelijk voor deze sculpturale brug. In Nederland is Laurent Ney vooral bekend geworden van de spinnenwebachtige overkapping van de cour van het Scheepvaartmuseum in Amsterdam.
Om te voorkomen dat het nieuwe rivierpark zou worden gevuld met gelijksoortige bruggen koos Nijmegen naast Ney voor ontwerpen van Zwarts Jansma – ook zulke gerenommeerde bruggenbouwers – en Next Architects. Ze kregen allemaal dezelfde originele opdracht mee: maak een brug waarvan met name de onderkant in het oog moet springen. Want het nieuwe eiland met zijn wandelroutes, festivalterrein en kades strekt zich uit onder de bruggen die geen obstakels in het landschap moesten worden, maar landmarks. Bij de aanleg van de verkeersroutes aan de noordkant hebben de ontwerpers erop gelet dat ze altijd in de verte de Sint Stevenskerk in het zicht hebben, bepalend voor het silhouet van de stad. Daarmee wordt de noordkant, de ‘nieuwe stad’, nadrukkelijk betrokken bij het oude Nijmegen.
Waterveiligheid, dat was het oorspronkelijke doel van het programma Ruimte voor de Rivier. Het beeld van ondergestroomde kades en geïsoleerde boerderijen uit 1995 mocht niet meer terugkeren. De klimaatverandering, met veel meer neerslag in de zomer, noopte tot rigoureuze maatregelen. Nu het programma op zijn eind loopt, hebben buitenlandse experts deze beteugeling van de delta ontdekt als een te herhalen methode. Delegaties uit Duitsland, Indonesië, Vietnam en China kwamen al poolshoogte nemen, omdat de problematiek in een delta immers overal hetzelfde is. De Waal kan een breedte van achthonderd meter aannemen als de aanvoer vanuit Duitsland aanzwelt. Dat steden aan de rivier kwetsbaar zijn, hebben de overstromingen in Noord-Engeland deze winter aangetoond.
Maar angst is geen optie, en vluchten lost het probleem niet op. If you can’t beat them, join them, is het motief van de ingenieurs van nu. Verschuilen achter nog hogere dijken tast de leefbaarheid aan. Dat was ook de reden waarom IJburg in Amsterdam op een eiland werd gebouwd en niet verstopt achter dijken. Toch is het verhaal van het schiereiland voor de Waalkade hiermee niet afgelopen. Terwijl Nijmegen-Noord zich vult met nieuwe huizen, een megabioscoop en een kunstmatig meer in de Betuwe, hebben Goedknegt en Schouten zich zorgen gemaakt over de ‘kannibalisering’: als er een eerste-klas plek wordt gecreëerd op een eiland in de Waal, wie overweegt dan nog een villa te kopen in Oosterhout? En belangrijker nog, wat moet de aard van de bebouwing zijn op het eiland? Is dat bestemd voor een elite – wat het linkse gemeentebestuur niet wil – of mag het ook sociale woningbouw zijn?
In dat opzicht kent Nijmegen een historie. In de vroege jaren tachtig werd de volledig verpauperde benedenstad herbouwd met sociale woningbouw in de stijl van de Bossche School. Stadsvernieuwing met een beperkte gebruiksdiversiteit. Niet zo schraal als menige stadsvernieuwingswijk in andere steden, maar ‘te goedkoop voor de majestueuze plek’. Het wordt nog een hele klus een nieuwe dubbelstad ertegenover vorm te geven die links en rechts, zowel politiek als geografisch, tevreden kan stellen.
Zelf bouwen
Het Rivierpark met het schiereiland Veur-Lent maakt eigenlijk geen deel uit van de grote Vinex-locatie Waalsprong dat de dorpen Oosterhout en Lent insluit. De Waalsprong is een zelfstandige wijk van Nijmegen met eigen voorzieningen zoals het winkelcentrum de Citadel. Markant onderdeel van de wijk is ‘Plant-je-vlag‘ in de Vossenpels waar bewoners hun eigen woning mogen bouwen, bij voorkeur ecologisch. Men is gehouden aan een beeldkwaliteitsplan, maar verder mag alles. Al 250 gegadigden hebben zich ingeschreven voor een kavel. Het hoort daarbij tot de grootste zelfbouwwijken van Nederland met de nadruk op duurzaamheid, recycling, groepswonen en de combinatie van wonen en werken. Men kan zijn eigen gewassen telen, het bassin van de voormalige tuinderijen wordt benut als zwembad en parkeren gebeurt centraal. Plant-je-vlag is inmiddels een ‘bedevaartsoord’ geworden voor wie nieuwsgierig is naar nieuwe vormen van stedelijke ontwikkeling.
Beeld: Veur-Lent, het nieuwe eiland in de Waal bij Nijmegen (Gerlo Beernink / HH)