Twee weken na de chaotische ontruiming van een kraakpand in de Brusselse Paleizenstraat, dat onder mensonterende omstandigheden onderdak bood aan ruim achthonderd migranten, asielzoekers en verslaafden, slapen nog altijd meer dan tweehonderd van hen noodgedwongen op straat, in ruim honderd kleine koepeltentjes van sportwinkelketen Decathlon, op een brug tegenover Het Klein Kasteeltje, nota bene een opvangcentrum met honderden bedden.

Buurtbewoners konden het niet langer aanzien en kwamen in actie. Overnachtten naast migranten op straat. Vormden met honderden tegelijk een menselijke keten. Kreten van wanhoop. Maar behalve wat stukken in de krant veranderde er weinig, zag advocaat Marie Doutrepont. ‘Ik schat dat er nog 120 tenten staan’, zegt ze aan de telefoon. ‘De mensen die opgevangen werden, worden vervangen door andere mensen zonder opvang.’

De instanties wijzen naar elkaar; Brusselse gemeenten, het Brussels gewest en de federale overheid zeggen stuk voor stuk dat asielzoekers, daklozen of noodopvang an sich hun aangelegenheid niet zou zijn. Ondertussen verandert er niets aan de uitzichtloze situatie van jongemannen uit voornamelijk het Midden-Oosten en Afrika. Twintigers, een enkele tiener. Generaals en sergeanten uit het leger dat vocht tegen de Taliban.

De federale overheid heeft inmiddels twintig miljoen euro toegezegd voor noodopvang, ter compensatie van de kosten die het gewest maakt, maar de mensen in de tentjes merken daar nog niets van.

De Groene volgde de laatste weken twee vluchtelingen. Ze woonden tot vlak voor de ontruiming in het Palais des Droits en hadden toen het geluk dat ze in een noodopvang elders in Brussel terecht konden. De Afghaanse politieman Muhammad Raziq Khalidi (25) slaapt met een aantal van zijn landgenoten in Evere, in een voormalig ziekenhuis. Hij zegt niets anders te doen dan eten, slapen en wachten op het moment dat hij wordt overgebracht naar een meer permanente verblijfplaats voor migranten. ‘Dat kan wel twee, drie of zes maanden duren. Maar ik ben oké’, zegt Raziq. ‘Het is hier niet zoals in het Palais. Ik voel me hier veiliger.’

Ook Pierre (46), afkomstig uit de Burundese hoofdstad Gitega, slijt zijn dagen wachtend in een noodcentrum te Molenbeek. Hij hoopt weldra in aanmerking te komen voor een werkvergunning. Maar niemand kan hem vertellen of dat ijdele hoop is.