Montréal – Daniel Van Geenhoven stalt belegde broodjes en bladerdeeggebakjes uit op grote schalen. Sandwiches met ham en cheddar, chocoladecroissants en nog veel meer lekkernijen van de plaatselijke bakker. Een dag oud, en dus niet meer geschikt om te verkopen. Maar nog vers genoeg om op te eten. Van Geenhoven, een oudere Canadees met Belgische voorouders, haalt elke maandagavond de dagverse producten op bij een bakker en twee groentewinkels in zijn buurt in Montréal: La Petite Patrie. De dagen erna kunnen buurtbewoners de broden, bananen met bruine plekjes, potjes yoghurt die bijna over de datum zijn en alles wat verder afgedankt is, gratis ophalen.
Van Geenhoven is vrijwilliger van Le Fridge de La Petite Patrie. Het oorspronkelijke idee van die organisatie was een openbare koelkast te installeren, waar voorbijgangers naar behoefte voedsel uit zouden kunnen halen dat niet meer verkocht kan worden. Dat idee kwam overwaaien uit Berlijn, en is al op meerdere plekken in Montréal een succes. Maar in La Petite Patrie maakte de gemeente bezwaar: een koelkast zou onhygiënisch zijn en kwetsbaar voor vandalisme. Daarom zetelt Le Fridge nu in een lokaal van het buurthuis: verwarmd, wat voor kwetsbare producten noodzakelijk is in de strenge winters van Québec, en bovendien met veel meer ruimte dan een gewone koelkast.
Als om 13.00 uur de deuren opengaan, staan buiten al een stuk of twintig mensen in de rij. ‘Ons doel is om verspilling tegen te gaan’, zegt Van Geenhoven. In Canada wordt zo’n veertig procent van het geproduceerde voedsel weggegooid. Van Geenhoven verbaast zich elke keer weer over wat hij meebrengt van de winkels waar hij langs gaat. ‘Het is veel, en het is ook echt luxe. En Le Fridge heeft ook een sociaal aspect: mensen die het zich niet kunnen veroorloven naar een café te gaan, ontmoeten elkaar hier.’
Een buurvrouw stapt het buurthuis binnen met een voorraad zelfgebakken muffins, keurig verdeeld in porties van vier of zes, in paarse plastic zakjes. Van Geenhoven noteert de datum en allergie-informatie. ‘Het is zeker niet verplicht zelf ook iets mee te nemen’, zegt hij. ‘We zijn er voor iedereen: jong, oud, rijk en arm, we stellen geen vragen. Toch zien we vooral mensen die het voedsel nodig hebben. Mensen die in armoede leven, of zelfs honger hebben. Soms komen mensen meermalen per week. Als het druk is, snijd ik de belegde broodjes doormidden, zodat we iedereen een stukje kunnen geven. Deze week was het niet nodig. Ik had zoveel dat ik broodjes heb uitgedeeld aan bedelaars op straat.’