‘Camera’, roept de gooier, oftewel ‘sodemieter op’. Onder de erop volgende aftiteling zie je een ferry wegvaren, van Calais naar Dover. Daar wil de Afrikaanse man met zijn familie, onder wie een peuter, ook naartoe. God weet hoe lang ze al in die Franse duinen zitten. En of ze er ooit komen.

Bromet was, met eigen dochter en zoon (ook familie dus), op klank afgekomen. Het kind blies één toon op een plastic blokfluit – een hemeltergend geluid, dat paste bij de kaalslag die in het provisorisch vluchtelingendorp was aangericht. De in brand gestoken hutjes, de bulldozers, de politiemacht ter bescherming, hun charges – we hadden ze voorafgaand gezien. Het is de laatste ‘muziek’ in deze muziekfilm. Gebaseerd op een ogenschijnlijk simpel idee: ga erheen en registreer wat ze daar zingen. Calvinistisch: nul interviews, geen gespreksregistraties, vooral zingende mannen. Hun liederen uit Azië en Afrika worden afgewisseld met beelden van tenten, hutten, provisorische winkeltjes, restaurantjes, moskee en kerk. Overdag en in de avond, in nevel en houtvuurrook, als het op sommige plekken ‘geanimeerd’ is in het dorp of de kleine stad. En vaak en veel mannen en jongens die in de buurt van vrachtwagens, alleen of in groepjes, kat en muis spelen met politie. Geen standpunt, geen oordeel: registratie.

De liederen worden soms moeizaam, soms fabelachtig gezongen. In veel talen. Ze gaan over hoop en wanhoop, verlangen en lijden, aanklacht en zelfbeklag, verontwaardiging en berusting. Ze wortelen in verschillende muzikale tradities. Sommige Arabische liederen lijken je reinste flamenco, de wortels van die Spaanse muziek verradend. Tradities waarvan je de indruk krijgt dat die levender zijn dan bij ons. Wanneer zingen wij over het hier en nu, over ons lot? Veel liederen zijn duidelijk traditionals, andere zijn kennelijk in Calais ontstaan. Een geweldige zanger beschrijft zijn geschiedenis en lot: ‘Ik ben gewaarschuwd: ga niet richting Londen/ ik ga toch, zei ik, laat mijn kraag los/ (…) als ik de draad van het leven niet kan oppakken, vind ik mijn dood in eenzaamheid/ er is niemand die om mij geeft en voor mij wil zorgen/ lieverd, ik kan niet tegen de eenzaamheid/ mijn hele leven stond bol van de zorgen maar ik voelde mij nooit eenzaam’. En dan: ‘Jullie komen uit Nederland en zijn nu in Calais/ jullie weten niet wat er met ons gebeurt/ in dat opzicht lijken we op elkaar/ je komt voor de lol op zaterdag met je camera/ daarom ben je hier’.

De mannen om de zanger grijnzen. De Bromets moeten pas later begrepen hebben dat ze zelf in een lied waren verwerkt. Dat is niet als kritiek bedoeld. Zij zijn daarheen gegaan. Ik kijk op de bank naar het resultaat. Indrukwekkend.


Frans, Silvia en Ruben Bromet, Muziek op de vlucht, VPRO, dinsdag 27 september, NPO 2, 22.55 uur

Beeld: Muziek op de vlucht, Calais. Frans, Silvia en Ruben Bromet (VPRO)