
Een bepalende invloed is vooral Don Siegels excellente Escape from Alcatraz (1979), getuige de identieke openingsscènes waarin het hoofdpersonage bij aankomst in de gevangenis een vernederend medisch onderzoek ondergaat waarna hij een gesloten wereld van wanhoop en geweld betreedt.
Maar Mackenzie’s film is juist vernieuwend, omdat hij het genre omarmt. Hier is geen sprake van een spel met vorm, maar van het drama dat zich binnen de kaders van de vorm ontvouwt, namelijk dat van een jonge man die in de gevangenis met zijn vader, ook een gedetineerde, wordt geconfronteerd.
De kracht van het genre zit ’m in die strenge grenzen, wat in Siegels film het mooist blijkt wanneer de gevangenisdirecteur tegen de pas gearriveerde en onderzochte Clint Eastwood uitlegt dat de buitenwereld vanaf dit moment niet meer voor hem bestaat. Geen kranten, geen informatie. Behalve ‘datgene wat wij tegen jullie vertellen’. Zo krijgt dit soort films iets van een experiment. Hoe ontwikkelen mensen zich zonder contact met de maatschappij? Wat voor ‘maatschappij’ ontstaat er binnen de grenzen van de gevangenis? Ondanks de isolatie van setting en personage vertellen de antwoorden op deze vragen juist veel over de wereld daarbuiten.
Eric (Jack O’Connell) is in Mackenzie’s film in eerste instantie een schoolvoorbeeld van een jeugdcrimineel vol woede en geweld, iemand waarover dagelijks valt te lezen in krantenberichten over zinloos geweld, of een schimmige figuur die op beelden van bewakingscamera’s verschijnt en waarover de politie in programma’s als Opsporing verzocht vraagt om informatie van het publiek. Tijdens zijn eerste dag in de gevangenis raakt Eric al betrokken bij vechtpartijen. Hij is nog jong, een jaar of twintig, maar hij weet precies hoe je een plastic scheermes en een tandenborstel moet omtoveren tot een gevaarlijk steekwapen. Voor hem lijkt er geen verlossing mogelijk. Hij is onbereikbaar, onberekenend en zonder enig vooruitzicht behalve een leven achter tralies.
De combinatie van zo’n jongen en het gevangenisleven is explosief. En de leiding heeft daar geen antwoord op. Een van de directeuren is een beul die achter een façade van Britse burgerlijkheid schuilt: net gekamd haar, middenklasse accent, grijs pak. Het hoofd van de gevangenis is een blonde vrouw die harde beslissingen achteloos neemt.
De morele scheidslijn tussen leiding en gedetineerden verdwijnt. Een mogelijke uitzondering is Oliver (Rupert Friend), een therapeut die als vrijwilliger groepsgesprekken met de gevangenen voert waarmee hij succes lijkt te boeken, ook met Eric die na diverse geweldsuitbarstingen aan zo’n sessie deelneemt. Wrang is dat hij in opdracht van zijn vader Neville (Ben Mendelsohn) in het groepje van Oliver plaatsneemt. Waarom Neville dit wil, is eerst niet duidelijk. Misschien wordt hij gemotiveerd door schaamte. Nu zijn zoon in dezelfde gevangenis vastzit is Neville kwetsbaar. Een vader zijn is iets anders dan de sterke man spelen die het reilen en zeilen in deze microkosmos als geen ander kent.
Wie Mackenzie’s film ziet, kijkt de volgende keer met andere ogen naar de korrelige beelden van bewakingscamera’s in tv-programma’s, maar niet noodzakelijk om de verdachte te identificeren. Starred Up gaat over de mogelijkheid van hoop voor iedereen. Het idee van verandering zit al in de titel, een verwijzing naar een jeugdcrimineel die ‘promotie’ krijgt wanneer hij naar een gevangenis voor volwassenen gaat. Maar ook: ‘verheffing’. Is zoiets mogelijk voor mensen als Eric en Neville, juist in die wereld waarin alles zo vaststaat? Deze film laat zien dat er mensen schuilen achter de hoodies, de tatoeages en de glimmende spieren. En dat de grootste vergissing die een maatschappij kan begaan het ontkennen van deze menselijkheid is.
Te zien vanaf 22 mei
Beeld: Eric (Jack O'Connell) en zijn vader Neville (Ben Mendelsohn) in Starred Up