
Hannah Gadsby’s onewomanshow Nanette (2018), waarin de stand-upcomedian keihard de aanval inzet op misogynie, scharniert op een anekdote over Picasso. Toen de kunstenaar 45 was, vertelt Gadsby, kreeg hij een relatie met de zeventienjarige Marie-Thérèse Walter. ‘Ik was in de bloei van mijn leven’, vergoelijkte Picasso, ‘en zij ook.’ Even denk je: ach ja. En je denkt: die Picasso toch. Je kent dat soort mannen wel, en je kent dat soort meisjes. En het waren ook andere tijden. Maar Gadsby laat Picasso er niet mee wegkomen, en jou ook niet. Ze laat je voelen wat het betekent als een man zoiets zegt over een meisje van zeventien, ze blijft het maar herhalen: ‘She was in the prime of her life.’
Mijn duistere Vanessa, de indrukwekkende debuutroman van de Amerikaanse Kate Elizabeth Russell, vertelt over precies zo’n ongelijkwaardige relatie. Zij, Vanessa, is vijftien. Hij, Strane, is begin veertig. Zij is een beursstudent aan een prestigieuze kostschool, hij is haar docent Engels. De setting is romantisch: een statige campus, leerlingen in uniform, eeuwig herfst. Hij geeft haar de klassiekers te lezen, zij deelt haar gedichten met hem. Hij raapt een esdoornblad van de grond en houdt het tegen haar rode haar ter vergelijking.
Alles wat Vanessa ervaart wordt door Russell volledig invoelbaar gemaakt: de aandacht die ze van Strane krijgt, de wereld van kennis en literatuur die hij vertegenwoordigt, de verleiding van een geprivilegieerde wereld die de hare niet is. Maar ook haar eenzaamheid, haar gevoel van anders-zijn en tekortschieten worden door Russell haarscherp en met mededogen beschreven. Toch is de schrijver slim genoeg om je nooit te lang via de beperkte blik van de ik-persoon te laten kijken, en een van de manieren waarop ze dat doet is door deze eerste tijdlijn, die begint in 2000, te vervlechten met een tweede: het heden. In 2017 is Vanessa een uitgebluste dertiger in wie we amper de koppige en ambitieuze tiener van weleer herkennen. Wanneer Strane, met wie ze op afstand contact onderhoudt, door enkele leerlingen wordt beschuldigd van seksueel overschrijdend gedrag, wordt Vanessa gedwongen om haar relatie, die ze altijd als gelijkwaardig heeft beschouwd, opnieuw te definiëren.
Meer nog dan ‘het antwoord op Lolita’ (de quote die het Nederlandse omslag siert, en een voor de hand liggende typering) is Mijn duistere Vanessa daarmee een roman over perspectieven: het perspectief van Strane tegenover dat van Vanessa; Vanessa’s perspectief tegenover dat van de meisjes die een klacht indienen tegen Strane; het perspectief van het meisje Vanessa tegenover dat van de volwassen Vanessa. In Nanette vraagt Hannah Gadsby het publiek om zich eens voor te stellen hoe het voor een zeventienjarig meisje is om te horen dat ze in her prime is. Want voor wie is ze dat eigenlijk, in her prime? Voor Picasso is ze met haar zeventien jaar op haar mooist, op haar lekkerst, op haar vruchtbaarst, op haar jeugdigst. Maar voor haarzelf betekent zijn uitspraak vooral dat ze na haar zeventiende al op haar retour is. Dat ze niets meer waard is, omdat een man als hij haar geen waarde meer toekent. We zijn zo gewend geraakt aan zíjn perspectief – die Picasso toch – dat we vergeten om met háár blik te kijken.
Strane is geen mooie man. Vanessa is weliswaar onder de indruk van zijn fysiek – hij is fors, en bijna twee meter lang – maar ze gruwelt van zijn dikke buik en naakte lichaam. Van zijn erectie. Zelfs het feit dat hij vroeg naar bed gaat, ‘als een oude man’, vindt ze afstotelijk. Als hij haar voor het eerst aanraakt, een hand op haar blote knie onder het bureau, beschrijft Russell Vanessa’s reactie op een manier die zowel kan duiden op verliefdheid als op totale dissociatie. Terwijl de andere leerlingen het lokaal verlaten, denkt ze: ‘Ik hoor er niet bij. Zij zijn nog hetzelfde, maar ik ben veranderd.’ En daarna: ‘Ik ben mezelf niet meer, ik ben niemand.’ Steeds laat Russell twee kanten zien: Vanessa’s opwinding en haar isolatie, Strane’s oprechte genegenheid en zijn egoïsme. Een droomwereld van literatuur en seksuele aandacht en de nachtmerrie van overschreden grenzen. Nergens wordt Vanessa’s verhaal verheerlijkt, nergens wordt het smeuïg. Het is geen afrekening en het is geen slachtofferporno; daarvoor is Vanessa ook te weerbarstig, te complex. Ze is niet iemand om zielig te vinden. En ook hier is het van groot belang dat Russell steeds alle perspectieven laat zien. Op die manier maakt ze Vanessa’s keuzes volledig invoelbaar, terwijl je tegelijkertijd ziet hoe verkeerd die keuzes zijn.
Russell werkte bijna twintig jaar aan Mijn duistere Vanessa en deed uitvoerig onderzoek, en dat voel je met name in de uiterst precieze psychologie van de personages en hun verhoudingen. Ze beschrijft deze mensen niet, ze wekt ze tot leven. Ze laat ze op elkaar reageren en met elkaar omgaan op een manier die tot in de puntjes realistisch voelt. Huiveringwekkend waarachtig is de manier waarop Russell Strane’s manipulatie blootlegt. Vanessa, die geen vrienden heeft, worstelt op school en overhoop ligt met haar ouders, bloeit op als Strane haar het gevoel geeft dat ze bijzonder is, en ze voegt zich gretig naar het beeld dat hij van haar heeft. ‘Puriteinen zijn jullie, allemaal!’ zegt Strane tegen de klas, en Vanessa weet dat zij niet zo mag zijn. Niet bekrompen, zoals alle anderen, maar a good sport. Strane prijst haar eigenzinnige karakter, haar autonomie – maar hoe autonoom is ze eigenlijk? Subtiel, onbewust zelfs, lijkt het, legt Strane haar antwoorden in de mond, laat hij haar de grenzen aangeven die hij reeds heeft uitgezet. Wat wil je doen? vraagt hij. Vanessa aarzelt. Ze wil wat hij wil, maar ze weet ook dat dat niet is wat hij wil horen. Wil je dit? vraagt hij met een hand in haar kruis. En wat nog meer? Wil je dat ik je kus? En als het dan gebeurt, een ongemakkelijke kus in een verduisterd klaslokaal, en als Vanessa vervolgens zegt dat ze zich ‘zo vreemd’ voelt en hij antwoordt: ‘Wel fijn vreemd, hoop ik’, dan is zij degene die denkt dat ze hém gerust moet stellen.
Zo gaat het keer op keer: zij leeft met hém mee, zij verontschuldigt zich tegenover hém. Net als wij is Vanessa eraan gewend geraakt om te kijken vanuit het perspectief van Picasso, of dat van Humbert Humbert – en gewillig voegt ze zich naar de rol van Lolita. Samen met Strane speelt ze een bekend narratief na: hij de mentor en zij het talent; hij wijs en zij levendig. Maar ook bij die rollen hoort een perspectief: hij is de protagonist en zij het liefdesobject. Hij is de verteller, degene met wie je meeleeft; zij is het onderwerp van verlangen, dat wordt bekeken en begeerd, maar waarvan de gevoelens ondoorgrondelijk blijven. Allebei kijken ze via zijn ogen en allebei kijken ze naar haar. Zo leert Vanessa van zichzelf te houden: door met zijn blik te kijken, naar een meisje dat zij niet echt is. Het is een rol, en die rol kan ze niet eeuwig spelen.
‘Misschien breek jij míjn hart wel’, zegt Vanessa tegen Strane, maar dat is volgens hem ‘onmogelijk’, ‘omdat dit soort verhalen zo niet aflopen’. Gedurende hun relatie spiegelt hij haar steeds haar toekomst voor. Ze zal studeren aan een prestigieuze universiteit, ze zal poëzie schrijven. Ze zal Strane zat worden en verdergaan zonder hem. Ze zal minnaars krijgen, het leven ontdekken. Op die momenten realiseer je je dat Strane net zo naïef is als zij, dat ze allebei oprecht geloven in het toneelstuk dat ze spelen. ‘Ik stort je in het verderf’, zegt hij vlak voor hun eerste kus, maar het is een uitspraak die niet zoveel met háár te maken heeft en alles met hoe hij zich daarbij voelt. Met zíjn worsteling. Zíjn gevoelens. Dat het waar is, dat hij haar werkelijk in het verderf zal storten, daar lijkt hij zich geen moment zorgen om te maken.
De realiteit is dat de gelukkige toekomst die hij haar voorspiegelde van de baan is zodra zij hem ontmoet. Ze kan niet verder, zoals hij voorspelt, want ze weet niet wie ze is zonder hem. Ze begrijpt zichzelf alleen als deel van hem. Ze wordt ouder, ze verliezen contact, en toch kunnen ze elkaar niet echt loslaten. Ze zitten vast aan het verleden dat ze delen, aan het narratief waarin ze verstrikt zijn geraakt. Het meisje op wie Strane verliefd werd bestaat niet meer, maar samen kunnen ze haar nog oproepen, tijdens nachtelijke telefoongesprekken waarin ze terugdenken aan die eerste jaren samen, de heimelijke seks in het kantoortje achter zijn lokaal – toen zij nog in her prime was.
Wat Mijn duistere Vanessa zo pijnlijk precies laat zien, wat het boek je laat vóelen, is wat er gebeurt met een meisje dat op haar vijftiende is gaan geloven dat ze in her prime is. Wat er gebeurt als dat meisje ouder wordt. Wat er gebeurt als je niet zelf mag bepalen wanneer je in de bloei van je leven bent.