U2 © Anton Corbijn

U2 is meer dan een band, het is ook al vanaf de beginjaren een moreel baken, en daarmee altijd een interessante splijtzwam geweest. Wie sowieso afkerig is van de combinatie politiek en popmuziek liep stuk op het engagement (in de woorden van deze mensen: ‘gepreek’, ‘gedram’, et cetera) van voorman Bono. Wie níet bij voorbaat vindt dat de politiek en de kunsten gescheiden werelden moeten zijn, had vervolgens geregeld moeite met de praktijk: niets menselijks is de leden van U2 vreemd, dus ook niet gedrag dat niet aansluit op de uitgedragen idealen. Hypocrisie is de betonrot van geloofwaardigheid, en de morele autoriteit van U2 is de laatste jaren tanende.

De ontvangst van het laatste album Songs of Innocence leed onder de manier waarop het werd verspreid: door een lucratieve deal met Apple kreeg iedere iTunes-gebruiker het ongevraagd in z’n bibliotheek. Dat het album een vaak prachtige, ontroerende terugblik bood op een Ierse jeugd sneeuwde onder in het tumult, en werd pas duidelijk tijdens de tournee, misschien wel hun indrukwekkendste ooit. Want dat blijkt de plek waar U2 de kritiek snoert: het podium. U2 is vanaf de jaren tachtig een van de beste livebands ter wereld. De laatste tour stond in het teken van een terugblik op het dertig jaar oude Joshua Tree-album. Op papier een zwaktebod: de eerste knieval voor nostalgie. In werkelijkheid bleek het een trots en waarachtig eerbetoon aan een monumentaal album. De tour was mogelijk vanwege een uitstel: de opvolger van Songs of Innocence had snel na dat album moeten verschijnen en was ook al ver gereed. Maar toen veranderde de president van de VS en daarmee veranderde de wereld. Songs of Experience was geen album meer dat bij de tijdgeest paste, oordeelde de band, en ging er opnieuw mee aan de slag.

Een grimmig album is het daarmee niet geworden, integendeel zelfs. Red Flag Day is strijdbaar, Summer of Love een viering van verloren naïviteit, American Soul laat zich beluisteren als een eerbetoon aan alles dat geen enkele inwoner van het Witte Huis ooit kan veranderen of vernietigen. Zoals vrijwel alle albums van U2 klínkt het album fenomenaal – deze band neemt arrangeren en produceren net zo serieus als schrijven, en al neigt het soms naar overvol: werkelijk elke riff van The Edge is raak geplaatst.

Er zijn kanttekeningen. Bono’s stem met autotune: een heel eigentijds idee, en een heel slecht idee. Get Out of Your Own Way is een lekker nummer – maar het is al eerder gemaakt, en beter. Door diezelfde band, en toen onder de naam Beautiful Day. En Love Is Bigger Than Anything in Its Way is niet alleen tekstueel zo stichtelijk als de titel doet vrezen, het klinkt ook net zo gezwollen als al die bands die proberen te klinken als U2.

Nee, dan Landlady, Bono’s ode aan zijn vrouw, en het eveneens (voor U2-begrippen) klein gehouden 13 (There Is a Light), waarmee het album fraai terugverwijst naar de voorganger. U2 op z’n best: als een flakkerende kaars in de duisternis.

U2, Songs of Experience