Neo Matloga, O NA LE SE KE NYAKAHO O GOBOTSA, 2017. Collage, houtskool en inkt op canvas; rechts: Lokisa modumo, 2017. Collage, houtskool en inkt op papier © Peter Cox / Kunsthal Kade

Drie keramieken herdershonden houden de wacht in een installatie met stokken en autobanden van Kemang Wa Lehulere. Toen de kunstenaar jong was geloofde hij dat het vocht uit het oog van een hond de poort was naar een andere wereld. Bracht je zo’n traan aan in je eigen oog, dan zou je naar het geestenrijk worden gevoerd. De autobanden verwijzen naar een kinderspel in de townships, maar ook naar een praktijk die bekend staat als de halsbandmoord, een gruwelijke manier van langzaam lynchen tijdens de apartheid. Met mensen die onverbiddelijk naar het geestenrijk werden verbannen. In Tell Freedom, een tentoonsteling in Kunsthal Kade in Amersfoort, eindigt het merendeel van het werk van de vijftien jonge kunstenaars uit Zuid-Afrika met een dergelijke punchline. Een politieke punchline die je het glimlachen om de persoonlijke poëzie abrupt doet vergaan. Dit is de eerste generatie kunstenaars die opgroeide na de apartheid, met een geschiedenis die een erfenis bleek en een koloniaal verleden als voortdurend struikelblok.

De kunst is nog jong en de tentoonstelling lekker wild. In meer dan één kunstwerk klinkt muziek, bij meer dan één werk flitst of draait een bundel licht de zaal rond. Er is een installatie van Buhlebezwe Siwani met groene zeep die hevig geurt. Er is de bijna fysieke beroering van het videowerk van Lerato Shadi waarin de kunstenaar haar mond vult met aarde tot ze bijna stikt, om problemen rond landbezit en landonteigening aan de kaak te stellen. Zet daar het werk van Dineo Seshee Bopape naast, zwaargewicht van de show, oud-deelnemer van de Ateliers, en je ziet de weg die sommigen van hen nog te gaan hebben. Naar een kunst die een persoonlijke herinnering of trauma buiten het eigen lichaam weet te plaatsen en een geschiedenis kan laten versmelten met een materiaal, op te pakken en te lezen voor wie ermee geconfronteerd wordt.

Twee kunstenaars springen er in het bijzonder uit. De grote portretcollages van Neo Matloga (1993), woonachtig in Amsterdam, die je meenemen naar zijn jeugd in Zuid-Afrika. Zijn werk is stil maar je hoort ze kwebbelen, de mensen in de keuken uit zijn herinnering. De kunstenaar kleedde ze aan met lapjes linnen en gaf ze geknipte en geplakte neuzen, ogen en monden. Een stel dat elkaar wil kussen te midden van blauwe keukenkastjes kust net niet raak, want hun monden staan scheef in het gezicht.

En de messcherpe zwart-witfoto’s van Sabelo Mlangeni (1980). In de serie Big City verschijnt Johannesburg als een plek gevuld met vernoemingen naar andere plekken. Een rommelige winkel aan een vieze parkeerplaats draagt de naam Hong Kong, een drankwinkel heet Dallas. Een uithangbord van Shell, langs een doorgaande weg, verwijst naar Amersfoort, de naam van de stad in grijze letters onder het schelpenlogo. Zuid-Afrika is op deze foto’s een land in het verleden zo verscheurd dat het heden zich nog altijd in snippers bij elkaar laat vegen. Toch zijn het de mensen die te midden van zoveel troosteloosheid in de grote stad je blik trekken. Bij hen wil je aan de keukentafel.

Tell Freedom: 15 South African Artists, tot 6 mei in Kunsthal Kade, Amersfoort; kunsthalkade.nl. Werkvan Dineo Seshee Bopape ook t/m 8 april bij Witte de With in Rotterdam; wdw.nl