The Believer

De nieuwste The Believer bevat een dvd met zes korte films, de redactie wilde een schildpadkleurige 3D-bril bij het nummer doen, maar toen was het geld op. Ook een met de hand geschreven weerwoord van David Hockney tegen een recente aanval in The New York Times op Secret Knowledge, zijn fameuze boek over het gebruik van optische hulpmiddelen bij oude schilderkunst. En schrijfster Joan Silber verklaart dat ze vaak bij de problemen van literaire personages denkt: ah joh, daar kom je wel weer overheen.

Les Temps Modernes

Het recent uitgekomen Franse tijdschrift Les Temps Modernes is gewijd aan de nu 96-jarige antropoloog Claude Lévi-Strauss. Veel artikelen plus een interview met Boris Wiseman. Hij vraagt of C L-S met veel plezier op zijn werk terugkijkt. «Het gaf me de voldoening dat ik me niet verveelde», zegt de oude meester. En of hij vaak aan de dood denkt. «Vaak», zegt Lévi-Strauss.

Opperlands

Anagrammatici, cryptografomanen en scrabbelaars, spits de oren. In Het Parool heeft vanaf vorige week Battus (Hugo Brandt Corstius) zijn Opperlandse exercities hervat. Zijn eerste opdracht aan de lezers was het verhusselen van hun straatnaam. Westeinde wordt dan (bijvoorbeeld) Wiedsteen. Als het even voorspoedig gaat als tussen de eerste en tweede druk van Opperlandse Taal- en Letterkunde kunnen we over 21 jaar een derde druk van 2100 pagina’s verwachten.

Fluittaal

Herders op het Canarische Eiland La Gomera spreken een taal die uit fluiten bestaat. Daarmee kunnen ze elkaar van ver boodschappen doorgeven. Het Silbo Gomero onderscheidt vier klinkers en vier medeklinkers, waarmee Spaanse woorden worden gefloten. Uit een studie in het tijdschrift Nature blijkt dat Silbotaligen bij het luisteren naar het fluiten hun linkerhersenhelft gebruiken, waar de spraakgebieden zitten. Niet-Silbotaligen horen het fluiten met hun rechterhersenhelft, alsof het muziek is. Dit opent perspectieven: als we onze spraakgebieden maar genoeg stimuleren, kunnen we straks in het zingen van merels echt een taal horen.

Stately, plump

Om terug te komen op de vraag of «stately», in de eerste zin van Ulysses een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord is: die vraag werd in 1970 door de Utrechtse taal- en letterkundige Leo Knuth in de James Joyce Quarterly elegant omzeild door «stately» een bepaling van gesteldheid te noemen. In plaats van: «Stately, plump Buck Mulligan came from the stairhead» had Joyce ook kunnen schrijven: «Stately and plump, Buck Mulligan came from the stairhead» – en dan kan een Engelsman ook niet een-twee-drie uitleggen wat «stately» en «plump» voor woordsoorten zijn.

Stately, plump (slot)

Overigens wist Joyce heel goed van «stately» een echt bijwoord te maken. In de Aeolus-episode komt er een «stately» figuur «statelily» naar boven. Dit kwam echter pas in de «corrected text» uit 1984 aan het licht – tot die tijd had er «stately» gestaan: een drukfout. De kwestie was ingegeven door de Franse en Duitse vertalingen, die Joyce allebei had begeleid. Bij Morel was het: «Majestueux et dodu, Buck Mulligan…» Bij Goyert: «Gravitätisch kam der dicke Buck Mulligan…» Natuurlijk allebei goed: Joyce was een schrijver die ook met zijn muzikale rechterhersenhelft schreef.

Annunciatie

Week 2

De Toestand in de Wereld II

En Jezus sprak

Zijn mond afgeveegd hebbend

Met zijn linkerhand

Waaraan een ring met een saffier fonkelde:

– Als jij de boer bent

En wij zijn de stenen

Wie zijn dan de zaadjes?

En het werd niet stil aan tafel

Want er kwam ijs op tafel

Perenijs met Hollandse vlaggetjes

En autodrop toe

En Jezus sprak zeggende

Zijn vingers afgelikt hebbend

Met zijn vurige tong

Waarin bacteriën fonkelden:

– Dit had ons allemaal kunnen overkomen

Met dit verschil

Dat het toch

Desalniettemin

En desondanks

Niet hetzelfde geweest zou zijn.