GRÂNDOLA Wie het stadje Grândola, honderd kilometer ten zuiden van Lissabon, binnenrijdt, stuit onvermijdelijk op een dertig meter hoog standbeeld ter ere van het lied waarmee het slaperige stadje in de droge, arme Alantejo-provincie in 1974 wereldberoemd werd. Het was met Grândola vila morena (Grândola geblakerde stad) dat in de nacht van 24 op 25 april 1974 het startsein werd gegeven tot de Anjerrevolutie. Die nacht drongen vier Afrika-veteranen van het Portugese leger de studio van Radio Clube Portugal in Lissabon binnen en dwongen de diskjockey het lied van de bekende protestzanger José Afonso te draaien. Voor de opstandige troepen was dat het signaal om uit de kazernes te komen en het regime af te zetten. Sindsdien is de melodie van Grândola vila morena onlosmakelijk verbonden met 25 april 1974. Geen herdenking van de Anjerrevolutie is compleet zonder dat Grândola uit volle borst en met tranen in de ogen is meegezongen. Het lied brengt alle hoop en verwachtingen van toen in volle hevigheid terug, en er zijn maar weinig Portugezen die de tekst niet kunnen meezingen.
Op het reusachtige monument in Grândola is de tekst van de hymne van de revolutie met partituur in marmer vereeuwigd:
Grândola, vila morena
Terra da fraternidade
O povo é quem mais ordena
Dentro de ti, ó cidade.
(Grândola, geblakerde stad
Land van de verbroedering
Het volk geeft de bevelen
Binnen jouw muren, o stad.)
Grândola is een a capella gezongen lied in de traditie van de Alantejo, waar de landarbeiders zich in de schaduw van een eik graag mogen storten in de koorzang van de regio. De woorden zijn simpel, maar krachtig, de melodie is dat eveneens. José Afonso nam het op in 1971, voor zijn in Frankrijk met Afrikaanse muzikanten opgenomen album Cantigas do Maio (Liederen van mei). In tegenstelling tot de meeste liederen van die plaat was Grândola geen verboden lied. Toch lijkt het te anticiperen op de revolutie, met het geluid van kloeke militaire voetstappen aan het begin, dat de muzikant opnam door samen met zijn bassist in de studio door een bakje met grind te lopen.
José Afonso schreef Grândola vila morena al in 1964 tijdens een bezoek aan Grândola. De gewezen fadozanger uit studentenstad Coimbra stond toen al bekend als een groot tegenstander van het regime. Vaak was hij gearresteerd en opgesloten in de martelbunkers van de Pide. In Grândola trad Afonso op voor de plaatselijke muziekvereniging Musica Velha, gelieerd aan de verboden Portugese Communistische Partij (PCP). De toenmalige voorzitter van de vereniging herinnert het zich nog goed: «Zeca, dat was de bijnaam van de zanger, kwam graag in Grândola. Hier trof hij gelijkgestemde mensen aan. Veel van zijn muziek was verboden door de censuur, maar hier zong hij die verboden liederen wél, terwijl de politieke politie, de Pide, voor de deur stond, maar niet naar binnen dorst. Als dank voor de gastvrijheid schreef hij in het café op de achterkant van een papiertje de tekst van Grândola vila morena. Het was een gelegenheidsgedicht. Ik heb de originele tekst thuis liggen. Die bewaar ik als een heiligdom.»
De cafébaas schenkt nog een Alantejaanse rode wijn en begint op samenzweerderige toon te fluisteren. Iedere keer als hij het woord «fascista» uitspreekt, stopt hij even en kijkt door het raam of er niemand staat. «Ik ben al vanaf mijn jeugd lid van de Communistische Partij», zegt hij terwijl hij trots zijn partijkaart presenteert. «Hier in de Alantejo is de PCP nog steeds een grote partij. Het was de enige partij die iets deed tegen Salazar, en dat vergeten de mensen hier niet.»
Musica Velha, waar Afonso Grândola schreef, bestaat nog steeds. De muziekvereniging ligt pal tegenover het kantoor van de PCP op het plein van het stadje. «Sempre 25 Abril», Voor altijd 25 april, staat op de banier die aan de gevel van het partijkantoor is aangebracht. Voorzitter Vitor Santos van Musica Velha is tevens lid van het secreta riaatsbestuur van de PCP. Het gaat niet zo goed met de PCP in Grândola. Voor het eerst sinds mensenheugenis is er geen communistische burgemeester. Een financieel schandaal werd fataal en de leiding werd overgenomen door de Partido Socialista, tot groot verdriet van voorzitter Santos. «De PS heeft de idealen van de 25ste april verraden», vindt hij. «Direct na de Anjerrevolutie vonden hier in de Alantejo belangrijke hervormingen plaats. De macht van de latifundas, de grootgrondbezitters, werd gebroken en de grond werd verdeeld onder het volk, dat in coöperaties eigenaar werd van de bedrijven. Dankzij de PS is dat allemaal teruggedraaid.»