Een wetenschapper: dat is iemand die belangrijke vragen opwerpt, en vervolgens manieren bedenkt om ze te kunnen beantwoorden. Die antwoorden deelt deze wetenschapper vervolgens met collega’s, die er op wetenschappelijke conferenties en tijdens het peer review proces kritisch naar kijken. Doorstaan ze die kritische toets, dan kunnen ze de echte wereld in. Zo helpen die antwoorden ons de wereld om ons heen beter te begrijpen en met een beetje geluk wordt er nieuw, verstandiger beleid bepaald en worden er, direct of op de langere termijn, toepassingen ontwikkeld. Vooruitgang, dat is het streven.

Maar hoe vrij zijn wetenschappers eigenlijk in het stellen van die vragen en het opperen van oplossingen? Hoe open staat de wetenschappelijke gemeenschap voor nieuwe ideeën?

Ik spreek erover met informaticus Jaap-Henk Hoepman, werkzaam aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. De Groninger doet daar onderzoek naar privacy-bescherming in de digitale wereld. Zijn focus ligt op het behouden van zo veel mogelijk privacy bij de ontwikkeling van nieuwe digitale toepassingen. Denk bijvoorbeeld aan alle gebruiksvoorwerpen die dankzij the internet of things straks aan het web verbonden zijn. Of aan het uitlezen van de data uit digitale energiemeters in huizen om daar patronen in te ontwaren, zonder dat de netbeheerder de gegevens van de individuele gebruikers te weten komt.

In tegenstelling tot de biologie en de geneeskunde draait het in de informatica niet om het publiceren van onderzoeksresultaten in zo belangrijk mogelijke wetenschappelijke tijdschriften. Veel belangrijker is het een plekje te verwerven in de line-up van een van de drie belangrijkste jaarlijkse congressen binnen het subvakgebied – met de hoogste impactfactor. Voor die conferentie sturen onderzoekers voorstellen in en een programmacommissie beoordeelt ze. ‘Dat is in feite een soort peer review’, zegt Hoepman.

Veel hangt af van selectie voor die conferenties. ‘Als je onderwerp net wat minder fashionable is, kom je er moeilijk tussen’, vertelt Hoepman. Hetzelfde geldt voor beursaanvragen bij instanties zoals de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). ‘Ik zeg altijd tegen mijn studenten: de makkelijkste manier om iets gepubliceerd te krijgen, is een onderzoeksgebied te kiezen waar een paar anderen al over geschreven hebben, maar waar ook niet al het gras voor je voeten is weggemaaid. Ik stuur ze altijd op pad naar een wei met een paar koeien erin.’

Zelf promoveerde Hoepman, zoon van twee wiskundedocenten, in de jaren negentig, vlak voor de opkomst van het wereldwijde web, op fundamenteel onderzoek naar algoritmen. Dingen die hij daar bestudeerde komen nu onder meer terug in de bitcointechnologie. Of hij aan waarheidsvinding doet? ‘Nou ja, waarheid… Eigenlijk ben ik meer bezig met mogelijkheidsvinding.’

Bij de opkomst van de draadloze communicatie, en draadloos betalen, was een vraag waar Hoepman zich mee bezighield: stel, je hebt een supermarkt met een aantal kassa’s, meerdere mensen willen betalen. Met de systemen van toen viel niet uit te sluiten dat als twee mensen willen betalen ik jouw rekening betaal en jij de mijne. ‘Hoe ging ik dat voorkomen?’ Tegenwoordig werkt men met korte afstanden – je houdt je telefoon of pasje tegen de pinautomaat aan. Hoepman: ‘Destijds was daar nog geen sprake van. Ik dokterde toen uit hoe ik informatie via het wifisignaal kon laten versturen waaruit bleek welke telefoon welke betaling doet, zonder dat die telefoon hoeft te worden geïdentificeerd.’

Hoepman is iemand die zijn eigen weg gaat in de wetenschap en zich niet te veel laat sturen door wat nodig is om te scoren. Een onafhankelijk denker, die zijn erkenning net zozeer zoekt in zijn columns voor Het Financieele Dagblad als in zijn wetenschappelijke publicaties. Maar hij merkt ook dat er aan die autonomie in de wetenschap grenzen zitten. Ook in zijn vakgebied is het netwerken, het praten over je werk en verbindingen maken met de collega’s die belangrijk zijn, van groot belang. ‘Het is niet zo dat je op je zolderkamertje een briljante paper schrijft en die vervolgens mag gaan presenteren op de conferentie.’

En soms kun je nog zo goed netwerken en kan je idee nog zo briljant zijn, maar blijft de deur alsnog dicht. ‘Er vormen zich kliekjes van mensen die een bepaalde plek hebben verworven en die bepaald onderzoek belangrijk maken. Als zo’n programmacommissie jouw onderwerp belachelijk vindt, of not done, wordt het niet geselecteerd, ongeacht de kwaliteit van het idee en het onderzoek.’

Persoonlijk heeft hij het ook wel eens ervaren. Hij werkte toen aan ‘revocable’ oftewel herroepbare privacy. Dat ging over het idee om systemen te maken voor de publieke infrastructuur die in principe privacyvriendelijk zijn – dus gebruikers delen niet ongewenst allerlei informatie – maar waar regels ingebouwd zitten. Wie zich netjes aan de regels houdt heeft volledige privacy, niemand weet wat hij doet, maar overtreedt een gebruiker een van die regels, dan wordt de privacy opgeheven en zien de autoriteiten wat er gebeurt.

Zo’n soort systeem zou een uitkomst zijn in de huidige tijd van terrorisme en georganiseerde misdaad. De heersende opvatting is dat privacy en veiligheid elkaars tegenpolen zijn: revocable privacy laat zien dat dat helemaal niet zo hoeft te zijn.

Een prachtig idee, zou je zeggen, maar in een wetenschappelijke gemeenschap zijn niet alle prachtige ideeën even welkom. Hoepman had nog maar een theoretisch modelletje in elkaar gezet om onderzoek te doen naar dat spanningsveld tussen privacy en veiligheid, maar zijn voorstel om het te presenteren werd afgewezen. ‘Dit is geen goed idee’, was de essentie van het commentaar. ‘In de privacy-community lag het te gevoelig. Alleen al het idee dat de veiligheid invloed zou mogen hebben op de privacy, dat is bij wijze van spreken al toegeven aan de satan.’

Hij besloot het erbij te laten en zich op iets anders te richten. ‘Voor privacy-onderzoekers is privacy heilig. Als anderen onderzoek willen doen naar veiligheid moeten ze dat doen. Maar niet in hun community.’


Tips en reacties via devrieze@groene.nl. Hier vind je de Facebook-pagina. En discussieer mee via de Facebook-groep Worstelende Wetenschap.