Het is mij maar ten dele duidelijk welke vertelling in het donkere schilderij Malerwald van Jörg Immendorff wordt opgevoerd. Zo te zien zijn we in een bos. Dat wil zeggen: op de rug zien we een figuur, gekleed in spijkerbroek en een zwart hemd, die een bos in gaat. Omdat ik enigszins bekend ben met de iconografie in Immendorffs schilderijen zie ik dat deze figuur geen arbeider is maar een kunstenaar die zichzelf echter ook als werker ziet: het is Immendorff zelf, op weg naar zijn werk. Er bestaat een wat wazige oude foto van Paul Cézanne op weg, staat er steeds bij, naar het motief. Op weg misschien naar zijn geliefde berg in de Provence. Hij staat even stil langs de weg en heeft zich naar de fotograaf gedraaid: op zijn rug draagt hij zijn ezel, samengepakt met andere schilderspullen. Ik herinner me die foto nu omdat ik hem zo ontroerend vond. Figuratieve schilderijen als Malerwald roepen zulke herinneringen op: je kunt er niet neutraal naar kijken. Zelfs bij schilderijen die wij abstract noemen kun je de vrije verbeelding niet onderdrukken. Maar waarom zou je? In de orthodoxie van de abstractie wordt daar anders over gedacht. Toch is het niet uitgesloten dat mensen door een strakke, monochroom witte constructie van bijvoorbeeld Sol Lewitt ook sentimenteel geroerd worden.

De bomen zijn zonder bladeren; ze zijn als afkortingen getekend

Hoe dan ook is de atmosfeer in Immendorffs mise-en-scène van een heel andere theatraliteit. Op een goede dag, in een donker bos – hoeveel sprookjes beginnen niet zo? De taal voert de lezer in de richting van iets wat hij nog niet weet. Precies die spanning is het verhaal. Het tafereel in dit schilderij is niet documentair, eerder lijkt het op zo’n typisch donker toneelbeeld zoals we dat kennen uit het Duitse theater uit de jaren zeventig. Het donkergroene licht dat zich uitspreidt vanaf de bodem van het bos glijdt tussen de bruine bomen en wordt dan, verder in het bos, donkerder. De bomen zijn zonder bladeren; ze zijn als afkortingen getekend. In alle opzichten, ook in de verder summiere detailleringen, bevinden we ons hier in een decor op een toneel – in een omlijsting zelfs. In die witte lijst zien we in porseleinblauw ook nog kleine figuren: vogeltjes die op een penseel zitten en muizen met penselen in de hand – speelse decoraties met zeer wendbare, moeilijk te vangen dieren als motief. Zo lijkt Malerwald, zoveel is wel duidelijk, een sprookjesachtige fantasie. In het bos fluisteren geesten, het zit vol geheimzinnigheden en verrassingen. In plaats van een hoofd draagt de protagonist iets ronds dat op een bijenkorf lijkt. Rondom zien we kleine figuren druk in de weer: ijverig als bijen. Maar het kan ook een pot van aardewerk zijn. Of het een pot of een korf is – het is een vorm waar energie en gedachten en voorstellingen en dromen in bewaard worden die rusteloos in de weer zijn. Rond dat silhouet dat het hoofd van de kunstenaar voorstelt zie je het zinderen van licht.

Je ziet dat dat sterke licht Immendorff, vlak voor zijn voeten, ook bijlicht op zijn pad door het bos waar de weg wonderlijk is en onzeker. Zulke gevoelens passen precies in het sentiment van zijn kunst. Het pad bijlichten met zelf meegebracht licht en helderheid verspreiden in het donker. In Malerwald zien we dat de figuur van de schilder in zijn linkerhand een brandende kaars vasthoudt waarvan hij met zijn rechterhand de vlam voorzichtig beschermt. Natuurlijk doet dat denken aan het tafereel in het museum van Duisburg waar Joseph Beuys de Lehmbruckprijs in ontvangst nam. Hij sprak daar over de kunst en de warmte van menselijk contact en ook, denk ik, over wat hij de soziale Plastik noemde en de rol van kunst daarin. Dat was enkele weken voor zijn dood. Hij was al ziek. Voor hem op het katheder stond een brandende kaars die hij, terwijl hij sprak, met zijn hand beschutte. En zo kwam hij te spreken over de verplichting van de kunstenaar de vlam levend te houden en door te geven naar de volgende generatie en de verbeelding te vrijwaren van orthodoxie. Het was een onvergetelijk beeld. Wij werden gemaand. Dat is wat er in dit schilderij gaande is. Toch iets meer en ernstiger dan in een fantasie – al wil ik de waarheid van sprookjes niet onderschatten.