Een zaal kun je die ruimte, op de begane grond, midden in het cultuurcentrum van Strombeek eigenlijk niet noemen, daarvoor wordt ze te fragmentarisch door stukken wand omsloten. Een hele kant bestaat uit een aaneengesloten rij van ramen zo hoog als het plafond. Daaronder langs loopt een brede vensterbank waarop je kunt zitten. Verder zijn er op de meeste hoeken doorgangen naar andere ruimtes. Zonder hoeken kan een ruimte geen zaal zijn – eerder is het een soort klein plein met als het ware een fontein. Maar nu staat daar, ter plaatse gemaakt, een stralend nieuw werk van Daniel Buren: een ritmische groepering is het van slanke, kleurige pijlers die in die rommelige ruimte een onweerstaanbare visuele helderheid verspreidt. La salle aux piliers colorés heet het. In het moderne systeemplafond van de ruimte ontdekte Buren (die als beeldend kunstenaar naar een architectuur kijkt en in de ruimtelijke omstandigheden daar een passende vormgeving van kleuren weet te vinden) een vast raster van stopcontacten. In deze multifunctionele ruimte waarin per tentoonstelling een steeds andere figuratie van losse wanden opgesteld staat, bleek die verdeling van stopcontacten eigenlijk de enige regelmaat te zijn. Die regelmaat is het die Buren gevolgd heeft bij de plaatsing van zijn vierkante palen – liever dan in te breken in een ruimte zoekt hij een logica. In 1977 of daaromtrent kreeg ik een ansichtkaart van Lawrence Weiner. Hij begon over de schilder Brice Marden: ‘Brice can hang his work in any museum’, en toen kwam: ‘Daniel can hang any museum in his work.’ Zo is het precies, ook in Strombeek.

In een bos willen we voorbij de bomen ook de bomen opzij en verder weg zien

De 32 pijlers (van hout) meten ieder 31 x 31 centimeter. Drie van de vier zijden hebben een vaste kleur: geel, blauw en rood. De vierde kant is beplakt met verticale strepen in wit en zwart: in het midden een witte tussen twee zwarte strepen. Elke streep meet 8,7 centimeter (circa). Dat is de breedte van de strepen van het standaard markiezendoek dat Buren medio jaren zestig is gaan gebruiken om op en mee te schilderen. Het was praktisch en goedkoop – hoe je het ook bewerkte en verknipte, die verticale strepen bleken een onverwisselbaar hard beeld.

De plaatsing van de pijlers in Strombeek heeft een strakke maar tegelijk ook luchtige regelmaat. Ze staan als het ware in het gelid – en wel zo dat de zwart-wit gestreepte kant van alle pijlers tegenover de ene wand met doorlopende vensters gekeerd staat. Vol dus in het daglicht, en scherp zwart-wit getekend, is die kant het helderst. Links daarvan is de zijkant rood; kloksgewijs volgen dan geel en blauw. Doorheen de hele ruimte staan pijlers dus in gelijke oriëntatie. Je loopt tussen ze door: dan kom je in een positie waarbij je in heel de ruimte bijvoorbeeld alleen maar de gele kanten ziet. Met een stap naar rechts komt rechts van het geel het rood half in zicht – verder naar rechts dan alleen rood. De luchtige ruimtelijkheid van deze groepering nodigt uit tot rondwandelen. Wij bewegen altijd uit nieuwsgierigheid. In een bos willen we voorbij de bomen ook de bomen opzij en verder weg zien. In La salle aux piliers colorés raken wij in een spektakel van subtiel afgemeten kleurigheid. De werking daarvan is heel helder en licht. Zulke helderheid vind ik ook in Het straatje van Vermeer. In dat meesterlijke schilderij wordt het licht (waarom hij zo geroemd wordt) op een onnavolgbare manier extra verhelderd door die horizontale en verticale beweging, onder aan de gevel, van kalkwitte passages verf. Verder naar boven komt dan ons oog bij de kantige gevelrand, een schitterende skyline bijna tegen de lichtheid van de wolkenlucht. Dan zijn er nog de ramen met hun ranke kozijnen en, afwisselend open en dicht, de luiken. Van de krachtige passages wit onderin glijdt het oog naar boven naar de verfijning van de gevelrand. Naar boven toe lijkt het schilderen steeds ijler te worden. Zulke effecten leiden tot de helderheid die ik bedoel – maar omdat deze stukjes kort moeten is het beter erop terug te komen. Ook over Strombeek is meer te vertellen.

PS Het werk van Daniel Buren is tot 13 mei te zien in het Cultuurcentrum Strombeek in Grimbergen (Brussel). Zie verder: ccstrombeek.be


Beeld: (1) Daniel Buren, La salle aux piliers colorés, travail in situ, Strombeek-Bever, januari-mei 2016; (Sophie Nuytten / DB-ADAGP); (2) Johannes Vermeer, Gezicht op huizen in Delft, bekend als Het straatje, ca. 1658. Olieverf op doek, 54,3 cm x 44 cm (Rijksmuseum Amsterdam)