Natuurlijk was de uitzending van Zomergasten bij voorbaat al geladen; Eberhard van der Laan heeft uitgezaaide longkanker, elke vorm van terugblikken lijkt een vorm van afscheid nemen. Hij blikte wel wat terug, over hoe het verzetsverleden van zijn ouders hem heeft gevormd – maar hij sprak vooral gepassioneerd over hoe hecht een stad in elkaar zit, over welke maatregelen werken en waarom, hoe betrokken ambtenaren en politieagenten zijn. Een ‘lieve stad’ noemde hij Amsterdam. Zelfs de link met het verzet was niet eens louter persoonlijk. Als de avond een thema had, dan was het wel actief burgerschap, verantwoordelijkheid nemen, elkaar helpen: zoals het verzet deed. Bovendien, vertelde hij, liep hij als burgemeester elke dag wel een keer tegen iets aan wat met de oorlog te maken had.

Zonder afstandelijk te zijn zocht interviewster Janine Abbring (in elk opzicht een revelatie) maar zelden de emotie op, met als gevolg dat toen die emotie eenmaal kwam, aan het einde, toen het over de ongelukkige Ajacied Nouri ging, die emotie alleen maar dieper sneed.

#de beste premier die Nederland nooit heeft gehad, klonk het op Twitter.

#de beste premier die Nederland nooit heeft gehad, klonk het op Twitter

Misschien is het niet eerlijk om een burgemeester met een premier te vergelijken. Een premier staat aan het hoofd van een regering, met duizenden beleidsambtenaren onder hem, verspreid over de vele ministeries in Den Haag. Hij is verantwoordelijk voor het overheidsbeleid van een heel land, een abstract gegeven. Een burgemeester geeft leiding aan honderden beleidsambtenaren die hij vast niet allemaal van naam kent, maar toch op het gemeentehuis zo nu en dan tegen het lijf loopt. In minder dan een uur kan hij van de ene kant van de stad naar de andere fietsen, inclusief pontje.

Maar wat Van der Laan meer dan wat dan ook liet zien, was dat je bestuur nooit als een abstract gegeven moet zien. In het hart van de aflevering zat een ingestudeerde one-two-punch. Eerst liet Van der Laan de ongecensureerde beelden zien waarop de Franse politieman Ahmed Merabet voor de deur bij Charlie Hebdo wordt doodgeschoten. Van der Laan vertelde hoe de beelden politieagenten en journalistieke redacties in Amsterdam hadden geraakt. Daarna liet hij het debat over Charlie Hebdo in de Kamer zien, een week later, waarin Samsom, Pechtold, Wilders en Buma elkaar ‘vliegen afvingen’. Het debat was uiterlijk vertoon, retoriek, het had niets te maken met de angsten die bij de Amsterdammers leefden zoals hij ze te horen had gekregen.

Het is niet zo, zei hij, dat dit slechtere politici zijn dan dertig jaar geleden. Wat hij zo erg vond, was dat deze politici dachten dat ze zo hun werk deden. Zelden werd het verschil tussen politiek bedrijven en besturen zo helder in beeld gebracht.

Als je Van der Laan zo zag zitten, en hoorde praten – zeker in combinatie met de beelden van zijn voorbeeld, Jan Schaefer, wethouder in spijkerpak – was het moeilijk het idee te onderdrukken dat hij zondagavond ook afscheid nam van het soort politici die, om dat cliché te gebruiken, met hun voeten in de modder staan en die decennialang alleen bij de PvdA vandaan leken te komen. Zoals je je Van der Laan ook bij geen andere partij kunt voorstellen.

Bijna een miljoen mensen keken naar Zomergasten, meer dan er bij de afgelopen verkiezingen op de PvdA stemden. De partij ligt in duigen, zoekt een nieuwe rol voor zichzelf. Het kan toch niet anders dan dat Van der Laan zijn partij een geweldige voorzet heeft gegeven omtrent stijl en toon die ze moet aanslaan, welke belangen voorrang hebben, welke koers ze zal moeten gaan varen.