Dat de Duitse bondskanselier Angela Merkel niet afhankelijk wil zijn van een Amerikaanse president van wie velen vinden dat hij onbetrouwbaar, wispelturig en ondeskundig is, mag eigenlijk geen verrassing zijn. Bovendien zijn de Verenigde Staten al langer bezig meer afstand te nemen van Europa. Toch sprong Merkels uitspraak, afgelopen zondag, dat Europa het lot in eigen hand moet nemen in het oog. Zo onomwonden had Merkel, de machtigste vrouw in eigen land en in Europa, het nog niet gezegd. Ze nam daarmee niet alleen afstand van de VS, maar koos ook voor Europa.

De media berichtten volop over Merkels uitlatingen, maar Nederlandse politici hielden zich vooral stil. In Den Haag zijn ze te druk met de moeizaam verlopende kabinetsformatie. Een opmerking over hoe Nederland zich moet verhouden tot de Verenigde Staten onder het presidentschap van Donald Trump zou die formatie bovendien kunnen bemoeilijken. Dat je niet afhankelijk wilt zijn van een president die America First als leidraad heeft en oliesjeiks vriendelijker bejegent dan zijn Europese collega’s wil nog niet zeggen dat voor alle Nederlandse politici de conclusie vervolgens is dat dan moet worden gekozen voor Europa, waarmee Merkel bedoelde de Europese Unie.

Nederland weet uit eigen, pijnlijke ervaring dat het te klein is om zichzelf te verdedigen

Toen de gulden nog bestond, werd Nederland wel de zeventiende Duitse deelstaat genoemd. De koers van de Duitse mark bepaalde de koers van de Nederlandse gulden. Voor zijn buitenlandpolitiek richtte Nederland zich echter vooral op de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Dat zijn nu de landen waarop Nederland niet meer kan leunen. Groot-Brittannië wil uit de Europese Unie stappen en de VS zijn op z’n minst onbetrouwbaar geworden.

Een nieuw kabinet zal daarom hoe dan ook een nieuwe koers moeten uitzetten, voor het buitenlandbeleid, voor het Europese beleid én voor het defensiebeleid. Want met het lot in eigen hand nemen doelde Merkel vooral op de verdediging van Europa. Daarover moet worden nagedacht, omdat dit het werelddeel is dat grenst aan een onberekenbaar Rusland en Turkije en omdat Europa de indirecte gevolgen van de strijd tegen IS en de onrust in het Midden-Oosten meer voelt dan Amerika.

Na het beëindigen van de Tweede Wereldoorlog, waarvoor Europa dank verschuldigd is aan de Amerikanen en de Britten, werd het initiatief genomen voor economische samenwerking binnen Europa, in de hoop dat dit zou zorgen voor ‘nooit meer oorlog’. Ruim zeventig jaar later zijn het nu wederom de Amerikanen en de Britten die de Europese landen in elkaars armen duwen, maar nu omdat zij ons de rug toekeren. En wederom speelt de dreiging van oorlog een rol, maar nu komt die dreiging vooral van buitenaf. Destijds moesten de huidige lidstaten Duitsland en Frankrijk van onderling oorlogvoeren worden weerhouden.

Nederland weet uit eigen, pijnlijke ervaring dat het te klein is om zichzelf te verdedigen. Dat kan alleen met hulp van andere landen. Intensievere samenwerking van legeronderdelen binnen de Europese Unie is daarvoor de meest voor de hand liggende optie. Samenwerking vraagt echter om commandostructuren, om antwoord op de vraag wie aan de touwtjes trekt als het erop aankomt. In het verleden vroeg de economische samenwerking om meer Europa; meer samenwerking op het terrein van defensie zal de roep om meer Europa wederom luider doen klinken. Het nieuwe kabinet moet daarop anticiperen en een antwoord formuleren. Beter een lidstaat dan een deelstaat.