
Voor partijen met leden zijn verkiezingscongressen belangrijke gebeurtenissen. Voor leden ook. Zo was ik nog een hele week bezig om het pvda -congres te verteren. Aardig op zo’n congres is dat je werkelijk met politici kunt praten. Niet alleen met Kamerleden maar ook met de meer afstandelijke types, de bewindslieden. Als gewoon burger loop je ze zelden tegen het lijf, maar hier liepen ze zomaar rond, in het wild.
De vraag klinkt misschien naïef, maar hoe vaak gebeurt je dat nou, ontmoetingen met volksvertegenwoordigers, mensen die u en mij vertegenwoordigen? Niet vaak, moet ik zeggen, terwijl ik in allerlei fora meer politici ontmoet dan pakweg mijn buren. Wie geen lid is van een partij, de meeste Nederlanders dus, ziet nog minder van zijn afgevaardigden. Het lijkt me een breed gevoeld gemis. Ik heb in dertig jaar nog nooit iemand aan de deur gehad die mijn stem kwam vragen, zoals dat in Amerika gebeurde. Politiek is een onpersoonlijk gebeuren, zich vooral via de televisie ontrollend.
Wat betekent dat dan, volksvertegenwoordiger? Ik blijf het lastig vinden dat ik niemand heb die mij expliciet in het parlement vertegenwoordigt. Ik heb op een partij gestemd, maar ik kan dat niet verbinden aan een persoon. Jesse Klaver kwam deze zomer uit Amerika terug als ferm tegenstander van een districtenstelsel. Kijk maar wat het oplevert, riep hij. Mijn ervaring is echter dat Amerikanen het waarderen dat ze een afgevaardigde hebben die ze direct kunnen aanspreken. Het doet er niet eens toe of die van hun partij is. Een afgevaardigde heeft kantoren in zijn kiesdistrict, zijn staf leidt bezoekers rond in Washington, je kunt hem of haar mailen, gecoördineerd bellen of wat dan ook. Toen de Republikeinse afgevaardigden het ethiekbureau wilden kortwieken, werden ze bedolven onder reacties. Je kunt hem wegstemmen. Ik zou een gemengd districtenstelsel wel weer eens op de agenda willen, een stuk interessanter dan referenda.
Uiteindelijk weet ik niet of dit goede of betere Kamerleden oplevert. Sterker, het is lastig vast te stellen wat een Kamerlid goed maakt. Moet je publiciteit zoeken? Of juist gewoon je werk doen en niet opvallen? Ben je vooral de assistent van de fractievoorzitter? Zo heeft d 66 een hoge ambtenaar van Financiën in de gelederen. Kundig Kamerlid, deskundig ook. Nuttig bij het opstellen of bekritiseren van begrotingen. Maar is Wouter Koolmees een volksvertegenwoordiger? Niets persoonlijks, maar mag ik het vragen?
En wat is het recht van een partij om een zittende vertegenwoordiger van de lijst af te voeren? Niet op een lage plek te zetten, zodat hij een persoonlijke campagne kan voeren, zoals de cda ’er Pieter Omtzigt deed, maar gewoon, te dumpen? Je hoeft geen fan van Ton Elias te zijn om het onceremonieel afvoeren van een ervaren volksvertegenwoordiger door partijbaronnen vreemd te vinden. Hebben kiezers daar niets over te zeggen? Idem met Liesbeth van Tongeren, nota bene vice-fractievoorzitster van GroenLinks en erkend trekker van voorkeurstemmen. Ze kreeg een ‘slechtnieuwsgesprek’ met de kandidatencommissie, maar werd na actie vanuit de regio weer wel op de lijst gezet. Op plek zes, vrijwel zeker verkiesbaar. Het ledenvolk had gesproken.
Ook als de partijleider vrijwel in z’n eentje de lijst bepaalt kan het mis gaan. Natuurlijk bij de pvv , maar bij de persoonlijk door Alexander Pechtold samengestelde d 66-fractie vertrok een kwart van de volksvertegenwoordigers. Wat ook de redenen waren voor Wassili Hatchi, die in Amerika campagne ging voeren voor Hillary Clinton, ze waren beter dan die van de man die een hoogbetaalde lobbyist werd. Bij andere partijen vertrokken Kamerleden om zelf een partijtje op te zetten. Bij de pvda vertrok een Kamerlid omdat ze de fractiediscipline vervelend vond. Oftewel, bij de rekrutering gaat wel eens iets mis. Niet onbegrijpelijk als je inzet op pakweg dertig zetels en dan rond de veertig uitkomt, zoals de vvd en de pvda in 2012. Doordat Kamerleden doorschoven naar het kabinet kwamen mensen in het parlement die dat zelf niet eens verwacht hadden, laat staan de opstellers van de kandidatenlijst.
Op het pvda -congres gingen de eerste twintig kandidaten er zo doorheen. Daarna kwamen er een paar pogingen om iemand te laten opschuiven. Ik kon zien dat laag staande kandidaten pamfletten uitdeelden en hulptroepen klaar hadden staan om een pleidooi te houden. Dat organiseer je van tevoren. Minder goed begreep ik hoe de kandidaten die dreigden een plaats te zakken meteen hun verdedigers paraat hadden. Zo werd er twee keer een poging gedaan om Amma Asante omhoog te krijgen met het argument dat zwarte kandidaten ontbraken. Toen dat op plek twintig gebeurde, stonden stoottroepen klaar om de kandidaat van West-Terschelling (regionale spreiding!) te verdedigen. Toen plek 25 betwist werd, stonden de Brabanders klaar (regionale spreiding!). En zo nog een paar keer. Hoe wisten de hulptroepen welke kandidaten bedreigd zouden worden? Het leek wel een rituele dans, van tevoren afgesproken.
Ik vond het wel een fascinerend proces, de repressieve tolerantie van inspreken maar niets veranderd krijgen. Het gebeurde een keer of acht, negen, daarna had iedereen er genoeg van en ging de hele lijst erdoor. Ik moet bekennen dat ik braaf voor de opgestelde lijst had gestemd. Niet omdat de kandidaat zo welsprekend werd verdedigd, maar omdat ik de meeste mensen nauwelijks kende. Ik zat er dichtbij, maar net als de meeste mensen om me heen liet ik het gebeuren. En wie mij straks in de Kamer vertegenwoordigt, ik zou het niet weten.