Delhi – Toen een meute jonge hindoe-mannen de fruitwinkel van Dilshad Khan (40) bereikte, hun stokken en stalen buizen hoog in de lucht geheven, smeekte Khan: ‘Alsjeblieft, niet mijn winkel. Ik heb een familie te voeden. Alsjeblieft.’ Tussen zwartgeblakerde resten vouwt Khan, een moslim, zijn handen opnieuw wanhopig samen. ‘Alles is voorbij.’ De lucht om hem heen is gevuld met de geur van gesmolten plastic en zure sinaasappels.

In Khans wijk in het noordoosten van Delhi staan de huizen zo dicht op elkaar dat zonlicht de steegjes nauwelijks bereikt. De bewoners zijn zowel hindoe als moslim, met naast een moskee ook een tempel in de straat. Nooit waren er problemen, zegt Khan. Tot vorige week, toen een opruiende speech van een hindoe-nationalistische politicus in dit deel van de stad een golf van religieus geweld veroorzaakte, die wijk na wijk in een slagveld veranderde en meer dan veertig levens kostte. Huizen, winkels en moskeeën gingen in vlammen op, terwijl meutes hindoes en moslims elkaar te lijf gingen onder een regen van stenen en molotovcocktails. Getuigen vertellen dat de politie slechts toekeek toen winkels met islamitische namen werden geplunderd. ‘Niemand kwam ons helpen’, zegt Khan.

Het begon met een clash tussen voor- en tegenstanders van een nieuwe burgerschapswet die onderscheid maakt op basis van religie en door velen als discriminerend wordt gezien omdat alleen moslims niet in aanmerking komen. In heel het land braken protesten uit, vooral in moslimwijken. Leden van premier Narendra Modi’s Bharatiya Janata Partij begonnen een felle anti-moslimcampagne: demonstranten werden weggezet als verraders die volgens een inmiddels gangbare slogan ‘neergeschoten’ zouden moeten worden. De boel ontplofte nadat een lokale BJP-politicus een protest in het noordoosten van Delhi bezocht en omringd door aanhangers de demonstranten bedreigde. Bijna drie dagen woekerde vervolgens het geweld.

In Khans buurt overheerst nu een ongemakkelijke stilte. Winkels hebben hun rolluiken naar beneden. Bewoners kijken vanachter hekken naar de ordetroepen die door de straat patrouilleren, glasscherven knisperend onder hun laarzen. De winkeleigenaar staart voor zich uit. Hij zit hier, zegt hij, om een boodschap uit te dragen. ‘We mogen hen ons niet laten verdelen.’